Zaterdag 28 augustus: door de vlakte van de Agro Pontino naar Ceccano
De volgende dag gaat het richting Latina, de hoofdplaats van de vlakke landbouwstreek ten zuiden van Rome, de Agro Pontino, bekend om zijn buffelmozzarella. Eerst rij ik zuidwaarts richting Anzio en Nettuno. Lavinio is een deelgemeente van de kuststad Anzio die de zuidelijke kaap vormt van een vijftig kilometer lange kustlijn die begint bij de monding van de Tiber. Voorbij Anzio neemt de kustlijn een bocht naar het oosten en wordt de zee vanaf Nettuno een baai. Anzio heeft alles wat je bij een kleine kuststad op een kaap verwacht: kliffen, maar ook stranden, een vissershaven en een jachthaven, een pier en een vuurtoren.
Maar als ik even buiten het centrum in een verwaarloosde woonblokkenwijk terechtkom, heb ik echt wel het gevoel dat ik in de armere Mezzogiorno ben beland. Opeengestapeld huisvuil, afgedankte koelkasten en meubels, alles ligt op een hoop op het binnenplein tussen 4 van deze blokken, gebouwd na de oorlog en sindsdien nauwelijks onderhoudsbeurten gekregen. Dezelfde mistroostigheid overvalt me als toen ik vorig jaar door de verarmde wijken van Oost-Rome fietste.
Terroni en Polentoni: de grens van de Mezzogiorno
Als in minder beschaafde gesprekken Noord-Italianen en Zuid-Italianen het over elkaar hebben, vliegen de cliché’s in het rond. In het noorden luidt de scheldnaam voor de Zuid-Italianen Terroni, wat misschien nog het best kan worden vertaald door (ongemanierde) boeren met de onderliggende connotatie van luidruchtig, ruw, lui en parasitair. In het Zuiden noemen ze de Noord-Italianen polentoni, waarmee ze bedoelen: koude, arrogante en egoïstische polenta-eters. Maar de vraag is altijd: waar trek je de grens. Hoort de regio rond Rome, Lazio, bij Noord- of Zuid-Italië. Officieel wordt Lazio niet tot de Mezzogiorno gerekend. Die begint in Campanië, de regio rond Napels en in Abruzzo, de regio in de Appenijnen. Op basis van het BNP per inwoner valt er zeker iets voor te zeggen om Lazio bij het zuiden te rekenen. Het probleem is zoals altijd dat een grote stad als Rome met zijn grote economische bedrijvigheid het cijfer van de regio positief vertekent. Maar de inwoners van de provincies van Lazio buiten de hoofdstad hebben een lager BNP/capita dan Abruzzo dat wel tot de Mezzogiorno wordt gerekend.
Verzoeningsgezinden die het contrast wat proberen te verbloemen, beweren dan dat er een Noord-Italië, een Midden- en een Zuid-Italië is, waarbij de regio’s Toscane, Le Marche, Umbria en Lazio Midden-Italië vormen. Het BNP/capita trekt een duidelijke scheidingslijn tussen Noord- en Midden-Italië, tussen het rijke Emilia-Romagna (Bologna, Modena, Parma, Ferrara) en Toscane. Maar ook de BNP/capita-kloof tussen de Toscaanse provincies en die van Lazio is aanzienlijk, waardoor ook deze driedelige indeling Lazio voordelig uitkomt.
Nero, wreed of gewoon gek?
Omdat keizer Nero hier, in zijn geboorteplaats, een villa had waar hij tijdens de brand van Rome verbleef, heeft hij ook een standbeeld in Anzio. Die brand was een catastrofe voor de miljoenenstad. Hij woedde negen dagen lang tijdens de maand juli van het jaar 64 AD en legde vooral de arme buurten in as. Volgens de geschiedschrijver Tacitus en nog andere bronnen waren het aanhangers van Nero die op zijn bevel de brand hadden aangestoken. Nero had plannen om een groot paleis te bouwen, dat er inderdaad ook is gekomen. Het zogenaamde Domus Aurea, het gouden huis, was een enorm pompeus verblijf met een kunstmatig meer, waar Nero in luxe leefde, zich met kunst, muziek en ander vermaak bezig hield en zich van het staatsbestuur nog weinig aantrok. Voor de bouw van dit Domus Aurea moest een deel van de stad opgeofferd worden en daarom wordt hij ervan beschuldigd de brand zelf te hebben aangestoken.
Nero gaf de christenen de schuld, in de ogen van vele Romeinen een wat bizarre, religieuze sekte, een ideale zondebok dus. Hij begon een meedogenloze vervolging waarin ook de stichter van de Roomse kerk, de heilige Petrus, de dood vond.
Nero gaat de geschiedenis in als een wrede, waanzinnige machtswellusteling die zijn stiefbroer Brittanicus en zijn eerste vrouw Octavia liet vermoorden en die volgens Suetonius zijn tweede, zwangere vrouw Poppea in een hoogoplopende ruzie dood schopte. Na enkele andere vergeefse pogingen liet hij zijn eigen moeder Agrippina door soldaten in haar villa afmaken omdat zij zogezegd plannen had om hem, haar zoon, te vermoorden. Zo ongegrond was de vrees van Nero evenwel niet. Agrippina had veel invloed en was een intrigante, die voordien samen met haar minnaar Lepidus beschuldigd was geweest van een mislukte aanslag op haar broer, keizer Caligula, en daarvoor werd verbannen. Nadat haar latere man, keizer Claudius, haar uit ballingschap liet terugkeren, vergiftigde ze hem om de weg naar het keizerschap voor haar zoon, Nero, vrij te maken. Maar van zodra Nero op de troon kwam, verzuurde zijn relatie met zijn moeder en brak een machtsstrijd uit tussen hen, die eindigde in de moedermoord. Ten slotte moest ook zijn eigen leraar, Seneca, eraan geloven. Hij was door zijn moeder uit ballingschap teruggehaald om haar zoons leermeester te worden. Nero meende dat ook Seneca in een samenzwering tegen hemzelf betrokken was en dwong hem om zelfmoord te plegen. Toen hij ten slotte begreep dat het volk en zijn entourage hem niet meer wou en hij geen kant meer op kon, liet hij zich door een slaaf neersteken. Zijn wrede reputatie heeft Nero vooral te danken aan twee geschiedschrijvers: Suetonius en Tacitus, maar volgens sommige historici moeten hun getuigenissen genuanceerd worden. Tacitus was een bewonderaar van Cicero, die altijd de republiek en de senaat had verdedigd en graag het falen en de verdorvenheid van de keizers blootlegde. Suetonius had een belangrijke functie in de communicatie met de ambtenaren van het Rijk (ab epistulis) onder keizer Hadrianus. In zijn De Vita Caesarum beschrijft hij het leven van de twaalf eerste keizers, van Julius Caesar tot Domitianus. Maar hij was meer een biograaf dan een historicus en verwerkte ook roddels in zijn beschrijvingen. Suetonius was dus net als Tacitus erg kritisch voor het keizerlijk regime en meende dat absolute macht onvermijdelijk corrumpeerde. Ook hij was republikeinse instituten als de senaat meer genegen.
Landing van geallieerden in Anzio, mislukt plan
Maar de kuststad Anzio is in de recentere geschiedenis vooral bekend als plaats waar in januari 1944 de Amerikaanse en Britse troepen landden.
De landing van de geallieerden in Anzio in januari 1944 werd de operatie ‘Shingle’ genoem en was een idee van Winston Churchill. Hun opmars vanuit het zuiden was tot staan gebracht bij die taaie Duitse Gustav-linie, een verdedigingslinie 130 km ten zuiden van Rome waar onder meer de stad Monte Cassino op lag. Anzio lag 80 km achter die verdedigingslinie en het was de bedoeling om met de gelande troepen in de Monti Albani, een gebergte ten zuiden van Rome, de aanvoerlijnen uit het Noorden van de Gustav-linie af te snijden en tegelijk de Duitse troepen van de Gustav-linie weg te lokken.
Maar het strategische plan van Churchill mislukte grotendeels door de hevige Duitse tegenstand. De geallieerde divisies die in Anzio landden waren onvoldoende sterk om het plan uit te voeren en de rollen werden omgekeerd. De geallieerden van operatie ‘Shingle’ moesten vier maanden lang vooral hun laatste bruggenhoofd verdedigen, terwijl ze over zee vanuit het bevrijde Napels werden bevoorraad. Van het initiële plan om door te stoten naar de Monti Albani om de aanvoerlijnen uit het noorden voor de Gustav-linie af te snijden, kwam niets in huis. Ten koste van hevige verliezen konden de geallieerden uiteindelijk toch noordwaarts door de Gustav-linie breken en in mei 1944 hun makkers in Anzio ontzetten. Op 4 juni 1944 was Rome bevrijd, twee dagen voor de geallieerden hun grootscheepse invasie in Normandië begonnen.
Mensenhandelaars in actie
Mensenhandel en prostitutie zijn in deze contreien zichtbaar aanwezig. Langs de rand van een weg door een bos van Notturno naar Latina zit een schaars geklede Afrikaanse prostituee met opzichtig lange wimperextensies en gelnagels haar diensten aan te bieden op een stoel aan een tafeltje. Een halve kilometer verder passeer ik er nog een en het worden er zo een tiental, waaronder ook twee Aziatische. Enkele kilometers verderop zie ik een man die er eentje uit zijn Alfa Romeo laat stappen. Geen klant, maar een pooier, want hij heeft alle attributen bij om haar te installeren: een stoeltje, een tafeltje en warempel zelfs een parasolletje. Hij is geen Afrikaan, maar een Italiaans type, al kan het natuurlijk ook een Albanees of een Roemeen zijn, zo goed hou ik ze ook niet uit elkaar, maar de wagen heeft een Italiaanse nummerplaat. Zoals bekend heeft de mafia zich de jongste jaren ook toegelegd op mensenhandel.
Na de bewogen rit door de 'rosse' bosjes verschijnen ook hier velden met tomaten, watermeloenen, pompoenen, bonen en plantages met mispels en kiwi’s, ongeveer zoals in de Maremma ten noorden van Rome. En ook hier doen heel wat Afrikanen, Noord-Afrikanen, Bengali en Afghanen zonder verblijfsvergunning het zware pluk- en oogstwerk op het veld tijdens de hete oogstperiode. Onwillekeurig gaat het door mijn hoofd: in Italië wordt flink wat afgegeven op immigranten door Italianen, maar nergens worden ze zo zichtbaar uitgebuit als hier.
Seizoenarbeiders
Ik heb het hen niet gevraagd maar naargelang van hun werkgever of koppelbaas doen de illegale Afrikanen, Bengali en Afghanen het oogstwerk volgens betrouwbare bronnen vaak voor een hongerloon van 1,5 à 3 euro per uur, terwijl het gemiddelde uurloon van een Oost-Europese seizoensarbeider met werkvergunning en visum 8 euro bruto bedraagt. Heel wat van de fruit- en groenten groothandel is hier immers in handen van criminele mafiafamilies die behoren tot de Mafia Capitale (Rome) of de Camorra (Campanië), die tentakels hebben tot in de grootste fruit-en groentenveiling van de regio in Fondi. Als ze illegaal in het land vertoeven, hebben de immigranten dit zware, onderbetaalde werk nodig om te overleven en daar profiteert de mafia handig van. De meesten leven in ellendige omstandigheden, in leegstaande huizen en geïmproviseerde hutten van karton, plastic, brandhout en golfplaten zonder stromend water of latrines. De restanten van hun tijdelijke verblijven en het zwerfvuil eromheen liggen hier verspreid in de bosjes.
De Covidcrisis was een keerpunt voor de boeren. Toen de aanvoer van de 350.000 reguliere seizoensarbeiders uit Oost-Europa stilviel, stemde de regering in 2020 een noodwet waardoor vele van de meer dan 400.000 illegaal verblijvende Afrikanen tijdelijk een verblijfsvergunning van 6 maanden kregen om in sectoren te werken waar er een schaarste was aan arbeidskrachten zoals de land- en tuinbouw en de thuiszorg als hun werkgever daarvoor een aanvraag indiende. Vreemd genoeg kwamen illegale arbeiders in de bouwsector daarvoor niet in aanmerking. De boeren maakten dankbaar gebruik van de noodwet om massaal Afrikanen in te zetten. Naar schatting zo’n 200.000 reizen er van de ene oogstplek naar de andere: tomaten, asperges en meloenen in Lazio en Puglia, sinaasappelen in Calabrië. En soms hebben de boeren-producenten helemaal geen keus. Als ze weigeren dat te doen, worden ze onrechtstreeks gedwongen door de mafia die de distributie in handen heeft. Want die wil dat de productieprijs zo laag mogelijk wordt gehouden om grotere winsten te kunnen opstrijken op veilingen.
Het is bloedheet hier in de streek van Latina, waar grote rechthoekige percelen landbouwgrond elkaar opvolgen langs de kaarsrechte wegen. Aan de streng geometrische indeling van de landbouwpercelen en de wegen in de vorm van een damberdpatroon zie je dat de mens hier onlangs in het vlakke landschap heeft ingegrepen. De ‘Aziende Agricole’ volgen elkaar op.
Pontijnse moerassen, uithangbord van de fascistische landbouwpolitiek onder Mussolini
In deze streek van de ‘fascistische steden’ Latina, Sabaudia, Aprilia en Pomezia lagen lang geleden de Pontijnse moerassen. Het was Mussolini die ze liet droogleggen en die drooglegging van ‘een streek waar alleen kikkers rondsprongen’ en malariamuggen er het leven voor mensen extreem hard maakten, wordt tot één van zijn belangrijke ‘goede werken’ gerekend. Onder de fascisten heette Latina nog Littoria, genoemd naar de Romeinse lictorenbundel, die het symbool was van het fascisme. Om de streek te bevolken en het land te bewerken liet Mussolini kolonisten aanvoeren uit de noordelijke regio’s, vooral uit Veneto. Hij schonk hen een woning en gaf hen een genummerd stuk land in pacht van 10 tot 20 ha, de zogenaamde “podere”. Met pompen en via kanaaltjes liet hij het overtollige water naar de zee afvoeren.
Hier wilde het fascistische regime in de jaren 1928-1932 aantonen dat zij met hun dynamisme en wilskracht konden verwezenlijken waar de liberale regeringen die sinds de onafhankelijkheid het land hadden geregeerd, nooit waren in geslaagd. Il Duce gaf zelf het goede voorbeeld. In een bekend campagnefilmpje uit 1935 is Mussolini zichtbaar in naakt bovenlijf terwijl hij manueel een bundel stro dorst in de gemeente Sabaudia. Mussolini, die in het buitenland militair vooral veldslagen verloor, wilde in zijn eigen natie alvast vier economische “battaglie” of veldslagen winnen. In twee daarvan speelden de boeren een hoofdrol. In zijn “battaglia del grano” moesten deze helden van de akker de natie volledig voeden met zelf geteeld graan en in de “battaglia per la terra” moesten ze landbouwgrond inwinnen op de weerbarstige natuur. Maar of de drooglegging werkelijk zo’n succes was, wordt door vele critici betwist. Niet eens de helft van de voorziene grond werd bebouwd en de malaria bleef er woeden tot na de Tweede Wereldoorlog. Ze zagen er vooral een kostelijke, door de overheid gefinancierde campagne in, een uithangbord voor de fascistische landbouwpolitiek.
Mussolini Contadino (boer)
Toen de Amerikanen in 1944 in Anzio landden, werd het gebied van de Agro Pontino een slagveld. En toen de Duitsers zich terug trokken, maakten ze bressen in de zeedijken en lieten het landbouwland weer vollopen met brak water, waardoor het hele gebied opnieuw moest worden drooggelegd. Pas in 1970 verklaarde de WHO de streek vrij van malaria. Spijtig genoeg gebeurde dat met behulp van de kwalijke insecticide DDT, die twee jaar later in 1972 in de Amerikaanse landbouw verboden werd omdat het niet afgebroken wordt in het milieu. Het goedje wordt wel opgeslagen in vetlagen van mens en dier en veroorzaakt alvast bij dieren kanker. Bij mensen staat de kankerverwekkendheid nog niet onomstotelijk vast.
Gastvrijheid
Ik zet mijn tocht verder naar het noordoosten in de richting van de bergen en ik zit alweer door mijn watervoorraad heen. Even verderop hou ik halt bij een pompstation. Twee pompbedienden, een Algerijn en een Italiaan, melden me dat de winkel gesloten is, maar halen een anderhalve-liter-fles water uit een voorraadkast en schenken me die gratis. De Algerijnse immigrant spreekt naast het Arabisch en het Frans nu ook Italiaans en woont hier al 15 jaar. Van zodra hij hoort dat ik Belg ben, begint hij in het Frans en kan zijn compagnon niet meer meeluisteren. Hij is naar eigen zeggen een tevreden man. Dankzij zijn job als pompbediende kan hij samen met twee vrienden een studio huren en zelfs ook geld naar zijn familie sturen in Algerije. En hij stelt de Italiaanse gastvrijheid op prijs. “Als je honger hebt en geen geld, mag je gerust watermeloenen of tomaten van het veld nemen. Niemand zal het je kwalijk nemen”, verzekert hij me. Hij lijkt te weten waarover hij praat. Sommige mensen zijn met heel weinig tevreden en interpreteren gastvrijheid blijkbaar heel breed. We nemen afscheid en ik excuseer me bij zijn collega dat we het gesprek in het Frans hebben gevoerd.
Monti Lepini
Enkele kilometers verderop doemen de uitlopers van de Apennijnen voor me op. Mijn fles is alweer leeg en ik heb honger. Ik stop nog maar eens aan een pompstation waar een al wat oudere vrouw een bar openhoudt. Ze laat twee stukken pizza opwarmen. Een hondje, het lijkt wel een chihuahua, maar dan met langere pootjes, tippelt parmantig rond met opgetrokken pootjes, net alsof hij op de dogwalk van een hondenshow paradeert. Luca, want zo heet hij, is bijzonder nieuwsgierig en geliefd door de locals. Wie hier binnenkomt voor een koffie of om sigaretten te kopen, begint een conversatie met Luca, die geniet van de aandacht en prompt begint te kwispelen. Net als bij bejaarde koppels of singles die de hond uitlaten op de zeedijk of in het stadspark is Luca de aanleiding om een conversatie te beginnen met onbekenden, komt het in mij op.
Dit zijn de laatste vlakke kilometers, straks gaat het langzaam bergop, merk ik op de kaart. Bij Sezze Scalo neem ik de Strada Regionale 156 naar Ceriara die verderop op de Strada Statale 156 naar Frossinone aansluit. Wie in plaats daarvan na Sezze Scalo naar het middeleeuwse Sezze rijdt, kan van hieruit verder de Monti Lepini en de panoramische Via Sicilia nemen die als een cornicheweg over de flanken van dit gebergte loopt langs prachtige middeleeuwse stadjes als Sermoneta met zijn indrukwekkend Castello Caetani, langs Norma dat bovenop een gigantische klif is gebouwd en Cori met zijn Herculestempel. Vanuit deze dorpjes die als arendsnesten tegen de flanken van de Monti Lepini zijn gebouwd is het panoramisch uitzicht over de kustvlakte indrukwekkend.
Sezze, toevluchtsoord voor invallen van Sarazenen
In de negende en tiende eeuw dienden de versterkte stadjes Sezze en Norma als toevluchtsoord voor bewoners uit de kustvlakte die op de vlucht sloegen voor de invallen van de Sarazenen. In de tiende eeuw vielen Sarazenen de havens van Nova Ostia en Porto aan en marcheerden op Rome. Hun opmars stuitte in 846 op de Aureliaanse stadsmuren maar ze plunderden wel de Oude Sint-Pietersbasiliek en de basiliek Sint-Paulus-buiten-de-muren. Uiteindelijk werden ze teruggedreven door het Lombardische leger van Hertog Guido III van Spoleto, die een tijdelijke bondgenoot van de paus was. De bewoners van de kustvlakte ontvluchtten hun oorspronkelijke habitat naar Sezze echter ook omdat de malaria het leven in de moerasstreek onleefbaar had gemaakt. De Monti Lepini met hun toppen tot 1500 meter hebben het statuut van een regionaal natuurpark en zijn een paradijs voor de wandelaar die van de natuur en vergezichten houdt.
Sermoneta in de Monti Lepini
Onverstaanbaar dialect
Wanneer ik verder door de valle dell’Amaseno rijd die de Monti Lepini scheidt van de Colli Seiani, gaat het opeens bergop, kilometers lang. Het is wennen, want aan klimwerk kwam ik in de kustvlakte rond Rome nauwelijks toe. Ik verlaat de SS 156 op 300 m hoogte en sla linksaf naar de SS 637 dir, een bochtige weg die naar Ceccano leidt. Maar na de beklimming heb ik wel een gelato verdiend. Ik kom voorbij een bar-pizzeria waar alles in gereedheid wordt gebracht voor een spetterende feestavond. De DJ van dienst test de geluidsinstallatie met slijmerige Italiaanse schlagers. Jawel ze werkt en de Hifi speakers begeven niet, wanneer hij de volumeknop opendraait, maar zijn test is een aanslag op mijn trommelvliezen. Met mijn gelato en een fles frizzante vlucht ik naar buiten.
Ik ga aan een statafel op een barkruk zitten en probeer iets te begrijpen van de conversatie aan het tafeltje naast het mijne, maar het lukt maar niet. Ceccano bevindt zich in het zuidoosten van Lazio en het hier gesproken dialect toont al enige verwantschap met dat van Campanië, de regio rond Napels. Vele woorden zijn onherkenbaar geworden omdat de eindklinker o, e en i en soms ook a een soort doffe e geworden zijn. Gesprekken onder dorps- of stadsgenoten volgen zou voor mij in de gehele mezzogiorno een onmogelijke opgave worden, bleek later. Het Italiaans is nog nauwelijks herkenbaar in hun dialecten, of dat nu in Campanië, Puglia of Sicilië is en ook enkele Noord-Italianen, die ik ontmoette, lieten me verstaan dat ze er doorgaans geen snars van begrijpen.
Ceccano, ingedommeld
Het is zaterdagavond en ik hoop dat Ceccano bruist, maar het stadje lijkt ingedommeld aan de voet van het stemmig verlichte Castello dei Conti op de top van de heuvel. Na een korte verkenningstocht blijkt de rest van het centro storico evenmin veel te bieden. De reden hoef je niet ver te zoeken. De geallieerden bombardeerden in de Tweede Wereldoorlog zeer grondig, 38 keer volgens sommige bronnen, en maakten onder andere de twaalfde-eeuwse Romaanse kerk Santa Maria a Fiume met de grond gelijk. Intussen is ze heropgebouwd. Het Castello van de graven was in de middeleeuwen strategisch van groot belang omdat het zich op de grens van de Pauselijke Staten bevond. Rond 1500 legde de fameuze paus Alexander VI, een Borgia, beslag op de gebieden in en rond Ceccano. Later kwamen ze in handen van de Romeinse familie Colonna, die het Castello ombouwde tot een gevangenis.
Het is opmerkelijk rustig in het stadje op zaterdagavond en zelfs ongezellig in de schaars verlichte straten aan de voet van de heuvel. Alleen in twee afhaalpizzeria’s en een bar is er enig leven. Vooral bij de ingang van de bar is het druk. Klanten, die niet meer binnen mogen, staan op het voetpad door de glazen deur naar een voetbalwedstrijd te kijken, die uitgezonden wordt op een groot scherm in de bar. Anderen bekijken de match op het schermpje van hun telefoon. Fanatiekelingen toch, die Italianen. Ik bestel een pizza in de pizzeria en verorber hem met een halve liter blik bier op mijn kamer.
Ceccano