Vrijdag 10 september: Bergamo-Brescia
Vanuit deze zuidelijke uithoek van Bergamo ingesloten tussen twee verkeerswisselaars waar autosnelwegen op elkaar aansluiten rijd ik naar het centrum, maar daarvoor moet ik door een wirwar van straatjes tot ik met de hulp van de wegwijzer ‘Centro Città’ uiteindelijk op een kleinere invalsweg terecht kom die enkele kilometers verderop onder een brug van de snelweg naar de binnenstad loopt. Omgekeerd, van de binnenstad naar de buitenwijk is er gewoon nergens een aanduiding en gisterenavond was het bovendien donker. En als google maps je ook nog eens in de steek laat... Oh, er is een kortere weg naar het centrum, merk ik opeens, maar die gaat over een voetgangersbrug over de snelweg waar je alleen via trappen op komt. Dat een mens zich wel eens op een fiets of in een rolstoel voortbeweegt, is hier bij de urbanisatieplanners niet opgekomen.
Bergamo Bassa
Met het centro città wordt de benedenstad (Bergamo Bassa) bedoeld met zijn Porta Nuova en de Propilei, twee identieke neoklassieke Griekse tempeltjes uit 1837, die als een soort toegangspoort voor de Fiera dienst deden. Op de achtergrond torent de Torre dei Caduti (ter ere van de gevallenen voor het vaderland in WOI) uit 1922 boven alles uit. Hij werd ooit door Mussolini ingehuldigd. De Città Bassa met zijn vele winkels en bars gonst van de bedrijvigheid, maar de echte historische binnenstad is de Città Alta, die als een arendsnest 130 meter hoger tegen de foothills van de Alpen ligt.
Città Alta
Hop, de fiets op en meteen een beklimming van 4 km om na het ontbijt om de dag mee te starten. Voetgangers, die trappen schuwen, nemen hier een kabelbaan, de funicolare, die hier al van 1887 in gebruik is en aankomt op de Piazza Mercato delle Scarpe, de oude ‘schoenenmarkt’. Nooit gedacht, maar de Città Alta kan met zijn historisch erfgoed wedijveren met Toscaanse juweeltjes als Lucca, San Gimignano of Arezzo. De hele stad is ommuurd met brede vestingmuren uit de 16de eeuw, waarop het uitzicht op de Povlakte naar het Zuiden en de Alpen naar het Noorden indrukwekkend is. Wanneer ik door de eigenlijke stadspoort fiets, kom ik op de Piazza Vecchia en de Piazza del Duomo, tweemaal een ware streling voor het oog. Beide pleinen worden gescheiden door het 12de eeuwse Palazzo della Ragione, waar de voetganger en de fietser via een portico onderdoor kan.
-----------------------
Bergamo in de Lombardische Liga
Op de Piazza Vecchia staan het Palazzo della Ragione en het Palazzo Nuovo tegenover elkaar. Het Palazzo della Ragione met een bas relief van de Venetiaanse leeuw bovenaan in de voorgevel is een van de oudste stadhuizen van Italië en dateert uit de twaalfde eeuw, maar het werd in de zestiende eeuw heropgebouwd. Het elegante Palazzo Nuovo aan de overkant van de piazza werd ontworpen door de archtitect Vincenzo Scamozzi en voltooid in het begin van de 17de eeuw en was het nieuwe stadhuis. De ornamentele afwerking in wit marmer van de voorgevel werd echter pas in 1938 voltooid, maar bleef trouw aan het ontwerp van Scamozzi met een loggia op het gelijkvloers.
Stedelijke cultuur: de communi
Tot de 15de eeuw was het Palazzo della Ragione het stadhuis en maakte Bergamo deel uit van een Lombardische Liga van steden, die met steun van de Pauselijke Staten voor meer zelfbeschikkingsrecht streden tegen hun soeverein, de Duitse Keizer. De befaamde historicus Fernand Braudel, die een uitgebreide studie maakte over het dagelijkse leven tussen de 15de en de 18de eeuw stelde dat het succes van de stedelijke cultuur veel groter was in Noord- en Midden-Italië, in Vlaanderen en in Duitsland, waar de steden een grote mate van vrijheid en onafhankelijkheid hadden weten te verwerven. In Frankrijk, Engeland en Castilië (Spanje) was dat veel minder het geval. Er was een sterk stedelijk patriottisme en eensgezindheid over alle klassen en standen heen (adel, kooplui, ambachtslui) tegen buitenlandse belagers, aldus Braudel. In Italië verenigden de stadsbewoners zich in communi, waar zowel invloedrijke families, de adel die naar de stad was komen wonen, als de ambachtslui deel van uitmaakten om de stadsverdediging uit te bouwen. Deze communi voelden zich niet langer door de feodale orde gebonden en naast de organisatie van de defensie, hieven ze tol, spraken ze recht en breidden ze het gezag van de stad uit over het ommeland rond de stad, de zogenaamde contrada. Boeren wisten zich vrij te kopen, het leengoed te verlaten en naar de stad te komen wonen of zelf zogenaamde borghi franchi (stadjes van vrijen) te bouwen.
Lombardische Liga tegen Duitse keizer
De Duitse koning Frederik Barbarossa I van Hohenstaufen, die zijn gezag in Duitsland min of meer had weten te herstellen, zag het onafhankelijkheidsstreven van de Italiaanse steden met lede ogen aan en wou er zijn feodale rechten als vorst herstellen. Hij liet zich tot Keizer zalven in Rome en noemde zijn rijk voortaan het Heilig Roomse Rijk. Hij lag immers overhoop met de paus over de grenzen van zijn wereldlijke macht en wou hiermee zijn aanspraak op een aantal rechten kracht bijzetten.
De paus had de zogeheten lekeninvestituur verboden, het recht van de wereldlijke macht om kloosterbelasting te innen en bisschoppen en abten te benoemen. De Noord-Italiaanse steden verenigden zich in de twaalfde eeuw in de Lombardische liga en werden gesteund door de paus in hun strijd voor meer onafhankelijkheid.
Bergamo: Pallazzo della Ragione
Uiteindelijk versloeg de Liga de Duitse keizer Frederik Barbarossa in 1165. Maar de machtsstrijd tussen Paus en Keizer over Italië bleef de steden van Lombardije tot Toscane verdelen in twee kampen, de Welfen en Ghibellijnen, die elkaar bevochten in talloze oorlogen. De allianties wisselden bovendien voortdurend. De bondgenoot van gisteren was de vijand van morgen en omgekeerd. In de 14de eeuw was Italië al de economische bakermat van Europa. Rond 1350 sloeg echter de pest toe en kreeg de wolhandel concurrentie uit Engeland. Maar door de handel in nieuwe luxegoederen als keramiek, glas, kant en zijde over de Middellandse Zee met delen van het Byzantijnse rijk en de toenmalige moslimwereld vestigden de Italiaanse steden opnieuw hun overwicht. Door de hoge graad van verstedelijking was Noord-en Midden-Italië toen de dichtstbevolkte regio van Europa, kende de hoogste graad van geletterdheid en stond door de intense handel het verst in bankieren en boekhouden, aldus Braudel.
---------------------------------------
Bergamo onder de Venetiërs
In de dertiende en veertiende eeuw hadden Genua en Venetië de machtigste koopvaardijvloten van de Middellandse Zee. Maar de concurrentie voor de handelsposten, vooral op de Krim en rond de Zwarte Zee was bikkelhard, want daar lag de toegang tot de handel met China via de Zijderoute. Het kwam vaak tot regelrechte zeeoorlogen tussen beide rivalen en aanvankelijk hadden de Genovezen de overhand, maar in die uitputtende strijd bleek Venetië eind 14de eeuw over de grootste reserves te beschikken. Een troef van de Genovezen was dat ze in Galata recht tegenover Constantinopel, toen hoofdstad van Byzantium, hun bondgenoot tegen Venetië, een versterkte nederzetting hadden waar ze het scheepverkeer in de Bosporus konden controleren. Met de val van Constantinopel viel In 1453 Galata echter in Ottomaanse handen en vanaf toen zou de Ottomaanse expansie in de Oostelijke Middellandse Zee de grootste uitdager worden voor het handelsverkeer van de Venetiaanse vloot. In de 15de eeuw was de Venetiaanse Republiek nog steeds de grootste zeemogendheid van de Middellandse Zee met handelsposten en nederzettingen langs de kusten van de Adriatische Zee, op de Italiaanse kust in Puglia, aan de overkant in Dalmatië en Albanië en verder op de Griekse kusten, op Kreta en in de Egeïsche Zee. Ook op het vasteland breidde La Serenissima zijn territorium uit.
Venetiaanse Republiek
Aan het begin van de 15de eeuw was Bergamo in handen van de hertog van Milaan, maar de stad werd in 1428 definitief veroverd door de Venetiaanse republiek, die bondgenoot werd van Firenze. In 1454 sloten Milaan, Venetië en Firenze de vrede van Lodi.
Republieken met een Raad aan het hoofd waarin ook kooplui en ambachtsgilden hun zeg hadden, waren toen niet ongewoon. Naast Venetië waren ook Firenze en Genua en de kleinere stadstaten Siena en Lucca republieken. Het bas reliëf van de gevleugelde leeuw, het wapenschild van Venetië, prijkt bovenaan op de gevel van het Palazzo della Ragione dat onder de nieuwe heerser de functie van gerechtshof kreeg, waar de naam van het Palazzo naar verwijst. De Venetiaanse republiek, die werd bestuurd door een verkozen Doge en een Hoge Raad was in de 15de en 16de eeuw op het toppunt van zijn macht. Tegen 1500 was heel het oostelijke deel van Noord-Italië Venetiaans. En eigenlijk was het Napoleon die een eind maakte aan de lange geschiedenis van de Serenissima. Na zijn nederlaag in Waterloo werd op het congres van Wenen in 1815 Bergamo toegewezen aan het koninkrijk Lombardije-Venetië, dat deel uitmaakte van het Oostenrijkse Keizerrijk.
Palazzo Nuovo, Bergamo
Een legendarische condottiere met ballen
Op de Piazza del Duomo stamt de Romaanse basiliek Santa Maria Maggiore uit de 12de eeuw. Opgetrokken uit sobere zandsteen heeft ze een marmeren portaal gestut door zuilen die op twee gebeeldhouwde leeuwen rusten. Het interieur daarentegen is 16de en 17de-eeuws en overdadig barok met prachtig beschilderde plafonds, wandtapijten uit de renaissance en een sarcofaag van de 19de eeuwse operacomponist Donizetti. De dom zelf is gewijd aan San Alessandro. De bouw ervan startte in de 15de eeuw maar kreeg pas zijn voltooiing in 1704 en bevat een muurschildering van Tiepolo.
Bartolomeo Colleoni
Naast de sobere Romaanse kerk springt de rijkelijk versierde polychrome marmeren Cappella van Bartolomeo Colleoni in het oog met zijn rozet boven de ingang, twee medaillons met borstbeelden van Trajanus en Julius Caesar tegen de gevel en twee loggia’s boven elkaar en een koepel. De kapel ter nagedachtenis van deze condottiere is een parel van renaissancistische bouwkunst. Omdat de Colleoni Welfen waren (ze kozen de kant van de paus), werden ze door de Visconti’s uit Milaan verbannen. Bartolomeo, die een opleiding kreeg als condottiere, ging vechten in dienst van de Venetiaanse republiek en veroverde vele steden op de Milanezen. Wat hem niet belette tot tweemaal toe een tijdje te gaan werken voor Francesco Sforza, de hertog van Milaan. Maar uiteindelijk keerde hij definitief terug naar de Venetianen, waar hij kapitein-generaal van het leger werd. Hij liet de republiek een groot bedrag na en kreeg een ruiterstandbeeld aan de kerk van Santi Giovanni e Paolo in Venetië en een kapel in Bergamo. Opvallend detail: de Colleoni danken hun naam aan de drie testikels in het familiewapen, dat verwerkt is in het hekwerk voor de Cappella van Bartolomeo. Dat hij coglioni (kloten) had, bewees hij op het slagveld, maar moest hij zijn viriliteit nog eens extra in de verf zetten door er geen twee, maar drie in zijn zijn wapenschild te dragen? Ja, blijkbaar.
Condottieri
Dat hij een condottiere was, vertelt al heel wat. Condottieri waren niet de heldhaftige ridders uit de middeleeuwen, die vochten voor een nobel doel en om hun moed bezongen werden in de heldenepossen. Condottieri waren bevelhebbers van huurlingenlegers, die ze zelf op de been hadden gebracht en heersten vaak niet eens eens over een grondgebied. Ze vochten onder contract voor stadstaten of adellijke families, die zelf over weinig militaire slagkracht beschikten, maar wel voldoende rijk waren om legers in te huren. Condottieri waren m.a.w. geschoolde militairen, die de krijgskunst als hun professie beoefenden en er een behoorlijk inkomen uit puurden. Strategisch en tactisch inzicht was belangrijk, want als ze konden een veldslag vermijden en de tegenstanders gevangen zetten in plaats van te doden, dan deden ze het. Eer en moed waren ondergeschikt aan het verwerven van buit, een landgoed of simpelweg overleven.
Basilica Santa Maria Maggiore met 14de-eeuws portiek en Capella di Bartolomeo Colleoni
Het gevolg was dat ze notoir omkoopbaar en onbetrouwbaar waren en makkelijk van kamp wisselden. De Bourgondische hertog Karel De Stoute ondervond het aan den lijve toen zijn bondgenoot de graaf van Campo Basso met zijn huurlingen in de slag bij Nancy voor grof geld gewoon overliep naar de vijand. Italiaanse condottieri vochten zelfs voor de Franse koning Karel VII die met zijn leger in 1494 het Italiaanse schiereiland veroverde. Ook Alexander Farnese, hertog van Parma, was een condottiere. Hij veroverde in opdracht van de Habsburger Filips II de opstandige Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden. Dat er zelfs al bordspellen bestaan met de naam Condottiere, waar je via strategie, list en intrige je tegenstander moet zien uit te schakelen, zegt voldoende over de reputatie van de Condottiere. Het rijk van deze zwaarbewapende krijgslui te paard was echter uit met de komst van de musketten en andere vuurwapens.
De steegjes in de oude stad herbergen tal van boetiekjes, winkels met ambachtelijke hebbedingen, pizzeria’s, eet- en koffiehuizen. Ik verken de oude stad op een drafje, want Brescia is vandaag het einddoel. Dat is nauwelijks 55 km ver en bovendien belooft de rit vlak te worden. Drie uurtjes fietsen, schat ik. En in het rijke, industriële hart van Lombardije zal er toch wel aan fietspaden gedacht zijn, of niet? Was dat even een misrekening. Ik fiets langs het vliegveld, waar Ryanair dagelijks duizenden reizigers dropt en ophaalt en kom in Grassobbio aan, waar ik de rivier de Serio over moet steken.
Waar moet een fietser de Serio oversteken?
Dat kan ik echter maar op drie plaatsen : via de autosnelweg A4, via de Tangenziale of de Strada Statale SS 671, intussen een vierbaanse autoweg. Helaas gaat het hier over drie oversteekplaatsen op snel- of expresswegen die verboden zijn voor fietsers. Nadat Google maps mij eerst naar de SS 671 en daarna naar de Tangenziale heeft gestuurd, tweemaal verboden voor fietsers, merk ik op de kaart dat er verderop wel twee oversteekplaatsen zijn: één in zuidelijke richting en één noordelijk in Seriate, respectievelijk 8 en 6 km van Grassobbio. Ik twijfel en besluit advies te vragen aan enkele lokale dames die net met de fiets boodschappen zijn gaan doen in de supermarkt. In de richting van Brescia nemen wij nooit de fiets, zeggen ze met een zorgelijke grimas op hun gezicht. Ze kijken elkaar vragend aan en raden mij uiteindelijk aan via Basella naar Muratella te rijden, de zuidelijke optie, want Brescia ligt meer naar het zuidoosten. Daar kan ik via de SP 122 de Serio over. Ik volg hun aanwijzingen dan maar. Om niet nodeloos 8 km om te rijden, ga ik voor alle zekerheid op zoek naar een second opinion Even verderop in het eerste dorp in zuidelijke richting vraag ik aan een leerkracht in sportoutfit die net het lokale schooltje verlaat hoe ik het best in Brescia kom, want ik vermoed verderop nog wat onaangename verrassingen. De vriendelijke heer put zich uit in het beklag over de jammerlijke toestand van de fietsroutes tussen Bergamo en Brescia, maar hij geeft me wel enkele tips. Eenmaal de Serio overgestoken, vervolg ik mijn weg via een kluwen van kleine provinciale wegen naar Mornico al Serio, Palosco en Pontoglio waar ik de rivier de Oglio oversteek.
Waar moet ik de Oglio oversteken?
De kortste weg naar Brescia is echter wegens werkzaamheden afgesloten, ook voor fietsers, zodat ik noodgedwongen weer een heel stuk verder naar het zuidelijke Urago d’Oglio moet uitwijken om dan weer in noordoostelijke richting naar Brescia te rijden. De weg passeert via Chiari, naar Vlaamse normen een centrumstad met best wel wat bezienswaardigheden, maar het is inmiddels tegen valavond en ik merk hier al dat ik Brescia in volle duisternis zal binnenrijden. Eenzelfde scenario als de avond voordien in Bergamo kan ik missen als kiespijn.
23 km omgereden
Ik heb inmiddels wegwijzers die voor autoverkeer bestemd zijn, leren wantrouwen. Je weet nooit of ze je naar een een expressweg, verboden voor fietsers, of naar een gewone provinciale weg sturen. Ik vraag het aan een wat ouder koppel. De vrouw die mijn ongeduld opmerkt, legt mij heel klaar en duidelijk de weg naar Brescia uit en verzekert me dat het een provinciale weg is waarop je kan fietsen. Oef, ik dank haar uitvoerig en zet me aan het fietsen. Nog 28 km heb ik voor de boeg en ik heb er al bijna vijftig op zitten en het begint al te schemeren. De rekensom is vlug gemaakt: mijn fietstocht was 23 km langer dan ik op Google maps had uitgestippeld
De eerste 7 kilometer op de SP11 zijn relatief rustig. Maar het is vrijdagavond en vanaf Rovato is het op diezelfde provinciale weg zonder fietsstrook een helse drukte van voorbij zoevende auto’s die in volle duisternis naar de grote stad trekken. Ik rijd me het hart uit het lijf om deze hel zo kort mogelijk te houden.
Stationsbuurt Brescia
Als ik de eerste buitenwijken van de stad binnenrijd word ik onder de straatlampen wat rustiger. Mijn hotel ligt vlakbij het station, dus ik hoef alleen de richting stazione te volgen. Dat lukt aardig. Toch is het een eind na negen als ik er aankom. Het hotel is chic naar mijn maatstaven en toch relatief goedkoop. Dat ligt aan de verloederde stationsbuurt, vermoed ik. De meeste eettenten zijn hier kebab- en pittabars. En in de straten zwerven vooral Afrikanen rond. Maar ik moet de tering naar de nering zetten. Tijd om de stad te verkennen is er niet meer na de douche en ik moet nog mijn 65ste verjaardag vieren. Een kebabschotel en een Peroni van 66 cl in de eettent naast de deur dan maar. Dat is geen stijl, ik weet het. Maar een feest kan het moeilijk worden in deze stationsbuurt op dit uur. Op enkele haveloze Afrikanen, drugsgebruikers en daklozen na zijn de straten hier uitgestorven. Ik stap een snackbar binnen voor een tweede Peroni uit de koelkast voor op mijn hotelkamer, maar de uitbater wijst me kordaat de deur. Als ik niet ter plaatse consumeer, krijg ik geen bier. Geldt hier een alcoholverbod voor rondhangende jongeren en vluchtelingen of is het de politiek van het huis? Het kan me weinig schelen, de opluchting dat ik heelhuids op mijn bestemming ben aangekomen is zo groot dat mijn stemming niet meer stuk kan. Ik bestel dan maar in de verlaten bar van het hotel een laatste biertje. Op mijn kamer volgt nog een facetime-viering van 20 minuten met Nanou, die haar uiterste best doet om mij met haar fratsen aan het lachen te brengen. En ze slaagt daar wonderwel in.