Donderdag 9 september: Laglio-Como-Bergamo

‘s Anderendaags neem ik mijn ontbijt op het terras met een prachtig uitzicht over het Comomeer. Ik ben van plan dezelfde route door de dorpen langs het meer te volgen als gisteravond, maar dan in omgekeerde richting en bij klaarlichte dag. Ik wil dit lustoord met zijn prachtige achttiende-, negentiende- en twintigste-eeuwse villa's van aristocraten en industriëlen in mij opnemen en wat foto’s maken.

George Clooney

Het is een beetje sneu dat ik pas later ontdekte dat ik achteloos voorbij de Villa Oleandra, in een baai tegenover de kerk van Laglio voorbij ben gefietst.  De eigenaar van de Villa Oleandra is niemand minder dan filmster George Clooney. Hij heeft de villa gekocht van de familie Heinz, die fortuin heeft gemaakt met haar ketchup-imperium. Voormalig presidentskandidaat en Vietnam-veteraan John Kerry trouwde met de weduwe Heinz. De ‘liberals’  Kerry en Clooney zijn al jarenlang close. Ver hoef je het dus niet te zoeken. Voor paparazzi is het koppel Clooney en zijn vrouw, mensenrechtenactiviste Amal een gegeerde prooi. De dichte haag rond het domein zal wellicht geen overbodige luxe zijn.

Luxueuze villa's bij de vleet

Even verderop zuidwaarts in Moltrasio staat de Villa Fontanelle, eertijds eigendom van Gianni en Donatella Versace, maar inmiddels verkocht aan de rijke Rus Arkady Novikov. Ook Richard Branson heeft een optrekje bij het Comomeer, de Villa La Cassinella. Meer hierover in de internationale ‘glamour people’-rubriek van Paris Match, Vogue of andere glossies. Meer naar het noorden maar ook op de westelijke oever bevinden zich de prestigieuze achttiende-eeuwse Villa Carlotta en Villa del Balbianello, alleen bereikbaar per boot of te voet Meer hierover op de respectieve websites. 

Tussen Laglio en Cernobbio fiets ik voorbij tientallen van deze villa’s die uitkijken op het meer. Elegante gevels met sierlijke ballustrades in diverse bouwstijlen: art nouveau, belle époque, neogotiek, neorenaissance, neoclassicisme of combinaties ervan. Net over de grens krijg je een staalkaart van bouwstijlen, eclectische of imitaties van historische uit de Italiaanse binnensteden, in de sublieme setting van het meer en de bergen. Achter smeedijzeren hekken bloeien oleanders en houden statige cipressen de wacht in romantische en classicistische tuinen. En voor de authenticiteit van dit architecturale patrimonium en zijn unieke setting wordt zorg gedragen. Nergens valt aan de oever van het meer een nieuwbouwwoning te bespeuren. 

Villa Erba, Cernobbio https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Villa_Erba_-_dal_lago.jpg

Villa d’Este en Villa Erba

Een zeer prestigieus optrekje langs de Via Regina is de Villa d’Este in Cernobbio, die nu als hotel is ingericht. De prijs voor een kamer varieert er in het laagseizoen van 700 euro voor een classico tot 2400 euro per nacht voor een luxueuze suite van 90 m².  Omdat het water van het meer er te vuil of te koud is, kunnen gasten een duikje nemen in een drijvend zwembad dat langs de oever dobbert. Of ze kunnen een wandeling maken in het 10 ha grote tuinpark.

Filmregisseur Visconti woonde hier

Minder grandeur, maar veel meer charme heeft de absolute parel van Cernobbio, de Villa Erba, waar regisseur Luchino Visconti, bekend van de films ‘Dood in Venetië’ (gebaseerd op gelijknamige boek van Thomas Mann),  ‘L’innocente’ (gebaseerd op gelijknamige boek van Gabriele D'Annunzio),  ‘The Damned’  en Lo Straniero (verfilming van ‘l’Etranger’ van Albert Camus), de zomers van zijn jeugd doorbracht en er in 1972 zijn film ‘Ludwig’ over Ludwig II, de homoseksuele negentiende-eeuwse koning van Beieren zou draaien. Zijn vader, de hertog Giuseppe Visconti di Modrone kocht de villa van de industriële familie Erba die haar eind de negentiende eeuw liet optrekken in een maniëristische bouwstijl. Visconti, zelf graaf,  draaide zijn films vaak in luxueuze settings en putte graag uit intriges in rijke of aristocratische middens. Een hang naar decadentie was nooit ver weg. 

Ik rijd verder langs de oevers van het meer over de Via per Cernobbio op zoek naar een comfortabele zitplaats om over het meer te turen.

Como en zijn Villa d'Olmo

Bij het binnenrijden van Como vind ik eindelijk nog eens een villa met een park dat publiek toegankelijk is: de Villa d’Olmo. In classicistische stijl opgetrokken in opdracht van de markies Odescalchi rond 1800 was het ooit eigendom van de hertogen van Modrone, maar de stad kocht de villa en het landgoed aan de rand van het meer in 1927.

De villa zelf biedt nu ruimte voor tentoonstellingen, concerten en conferenties. Het park met zijn grasperken, bloemenborders, gesculpteerde buxusstruiken en eeuwenoude bomen is een gedroomde plaats voor liefkozende koppeltjes om zich languit in het gras neer te vleien, merk ik. De zitbanken met hun panoramisch uitzicht over het meer zijn meer  een plek voor fietsers van middelbare leeftijd. Ik ken mijn plaats in de openbare ruimte en diep een broodje op uit mijn rugzak.

Ik geniet nog even van de aalscholvers op de vissersboten en de meerpalen en het zicht op de heuvels en het historisch centrum van Como met de koepel van de Cattedrale di Maria Assunta aan de overkant en fiets dan langs de oever voorbij de Piazza Cavour naar de piazza del Duomo voor de kathedraal.

In Como bevind ik me aan de westelijke, zuidelijke punt van het Comomeer dat als een tweetandige hooivork tussen de uitlopers van de Alpen ligt. Aan de punt van de andere tand van de vork ligt Lecco.  

Villa d'Olmo, Como en  Como

Vittorio Emanuele II en Cavour, vaders van de eenmaking en de constitutionele monarchie

Ongeveer elke Italiaanse stad heeft wel een Piazza, een Via of een Corso gevolgd door de namen van Cavour, Garibaldi of Vittorio Emanuele II. Deze drie heren zijn in de nationale geschiedschrijving zowat de vaders van de eenmaking van Italië die in 1861 werd voltooid. Op zichzelf was dat een huzarenstuk, want Italië was  na het Romeinse Rijk uiteengevallen in hertogdommen, republieken en stadsstaten, die elkaar in steeds wisselende coalities bevochten. Veel van die staten waren overigens het bezit van of leenplichtig aan Duitse en Oostenrijkse keizers, Franse en Spaanse koningen of de paus.

Congres van Wenen 1815 

Cruciaal voor het Risorgimento of de eenmaking was de herverdeling van Europa op het Congres van Wenen in 1815 na de nederlaag van Napoleon bij Waterloo. De grote mogendheden zagen erop toe dat er bufferstaten rond Frankrijk kwamen die de expansionistische neigingen van dat land, zoals onder Napoleon Bonaparte, moesten intomen. In het Noorden was dat het Koninkrijk der Nederlanden. In het zuiden was dat het Koninkrijk Piemonte-Sardinië met hoofdstad Turijn, dat naast de republiek Genua ook de Oost-Franse regio’s Savoie en Nice kreeg. De drie vaders van de eenmaking, die ook nog eens op menige piazza een standbeeld kregen, kwamen uit het koninkrijk Piemonte-Sardinië. De bekendste, Giuseppe Garibaldi, de romantische negentiende-eeuwse vrijheidsstrijder werd zelfs in Nice geboren. In 1860 voer hij vanuit Genua met een duizendtal gewapende roodhemden aan boord naar Sicilië en veroverde in een soort blitzkrieg Sicilië en het vasteland van Zuid-Italië. Dat grondgebied heette toen ‘het koninkrijk van de beide Siciliën’. Koning Francesco II di Borbone (Bourbon) bestuurde het vanuit zijn hoofdstad, Napels.  In Piëmonte en hoofdstad Turijn leefde toen in intellectuele kringen de eenmakingsgedachte het sterkst.

Cavour, diplomaat en strateeg

De architect van de eenmaking was Camillo Benso di Cavour, een conservatieve nationalist en aristocraat die na de troonsbestijging van  koning Vittorio Emanuele II in 1852 eerste minister van Piemonte-Sardinië werd. Eigenlijk putten beide heren

Camillo Benso di Cavour

koning Vittorio Emanuele II

gedeeltelijk inspiratie uit de realisaties van Napoleon een halve eeuw eerder. Napoleon had toen de Oostenrijkers uit Italië verdreven, had van de veroverde staatjes republieken gemaakt en zichzelf in 1805 tot koning van Italië en keizer van Frankrijk gekroond. Cavour tekende van achter zijn bureau en via diplomatie de strategie voor de eenmaking uit. In Noord-Italië aasde hij op Lombardije en Venetië, twee Italiaanssprekende regio’s die deel uitmaakten van het  Oostenrijkse rijk. Daarvoor smeedde hij een bondgenootschap met de Franse koning Napoleon III. Met diens militaire hulp kon Vittorio Emanuele in 1859 de Oostenrijkers verslaan in twee veldslagen. Maar Napoleon III was een wispelturig man en daarom niet erg betrouwbaar. Hij sloot een akkoord met de Oostenrijkers waarin de regio Lombardije niet aan Piemonte, maar aan Frankrijk werd toegewezen. Uiteindelijk zou Cavour erin slagen om in 1860 het Franssprekende deel van Savoie samen met Nice in te ruilen tegen Lombardije.

Volksraadplegingen

In datzelfde jaar 1860 spraken de hertogdommen Toscane, Parma, Romagna en Modena zich via volksraadplegingen uit voor aansluiting bij het koninkrijk Sardinië en annexeerde Vittorio Emmanuele de noordelijke delen van de Pauselijke Staten, Le Marche en Umbrië na zijn overwinning in de slag van Castelfidardo.

 

Garibaldi, de republikein, bindt in en trekt zich terug

Toen Garibaldi en Vittorio Emanuele met hun legers elkaar uiteindelijk in februari 1861 in Teano, een stadje ergens tussen Rome en Napels ontmoetten, liet Garibaldi zijn idee varen om in het zuiden een republiek te installeren. Hij vroeg Vittorio Emanuele om zijn vrijheidsstrijders in de koninklijke troepen op te nemen en trok zich terug op het eiland Caprera. Zo werd Italië een monarchie in plaats van een republiek.  

 

Grondwet met cijnskiesstelsel

De grondwet was een doorslag van die van het koninkrijk Piemonte-Sardinië en het parlement werd verkozen door de helft van de 400.000 Italiaanse burgers die voldoende belastingen betaalden en voldoende geschoold werden geacht om stemgerechtigd te kunnen zijn, m.a.w. door iets minder dan 1% van de 22 miljoen Italianen. Zo werd het eengemaakte Italië een constitutionele monarchie met een koning, een grondwet en een parlement.

Maar hoeft het enig betoog dat de gewone Italiaan zich nauwelijks vertegenwoordigd voelde? In het zuiden werd de eenmaking zelfs ervaren als een verovering door Noord-Italianen en volgden de volksopstanden tegen het bewind van het eengemaakte Italië elkaar op. 

Mazzini en Garibaldi: de republikeinse revolutionairen van het Risorgimento

Het oorspronkelijke idee van de Risorgimento (letterlijk: de herrijzenis) kwam niet van Cavour, maar van Giuseppe Mazzini, een revolutionair uit Genua die ook na de installatie van de monarchie bij de eenmaking bleef pleiten voor een Italiaanse republiek. Mazzini leefde een flinke tijd als balling in het buitenland. Vanuit Marseille stichtte hij in 1831  de patriottische beweging Giovine Italia (Jong Italië) die ijverde voor een eengemaakte Italiaanse republiek, waar ook Garibaldi lid van werd. Mazzini aanvaardde noch het gezag van een koning noch dat van een paus. Opstanden opgezet door Jong Italië in Turijn, Alessandria en Genua tegen de conservatieve monarch Carlo Alberto di Savoia mislukten echter en eindigden in gevangenschap of executie.

De beroepsrevolutionair Garibaldi

Giuseppe Garibaldi zette in Genua als marineofficier in 1834 een mislukte muiterij op. Hij vluchtte daarop naar Zuid-Amerika  en werd bij verstek ter dood veroordeeld. Ook Mazzini moest het land verlaten en ging in ballingschap naar Londen. Maar in het revolutiejaar 1848 met volksopstanden in Parijs, Berlijn en Wenen keerde hij terug naar Italië en nam er deel aan de opstand tegen de Oostenrijkers in Milaan. Maar in tegenstelling tot heel wat Milanezen kantte hij zich tegen een inlijving van Lombardije door het koninkrijk van Sardinië-Piemonte.  Daarna zette hij zijn zinnen op de oprichting van een republiek in Rome in 1849. Dat lukte aanvankelijk tot de Fransen tussenbeide kwamen en het pauselijk gezag restaureerden. Garibaldi en Mazzini streden zij aan zij in de opstanden van Milaan en Rome. In 1860 voer Garibaldi dan vanuit Genua met een duizendtal gewapende roodhemden aan boord naar Sicilië en veroverde eerst het eiland en daarna het volledige grondgebied van ‘het Koninkrijk van de beide Siciliën’, waar koning Francesco II di Borbone (Bourbon) vanuit Napels. Hij trok daarna naar het Noorden en werd in Teano opgewacht door Vittorio Emanuele  

 

Mazzini

Garibaldi

Taal en godsdienst, de twijfelachtige lijm voor de eenmaking 

Taal

Het idee achter de eenmaking was dat de Italianen door de taal en de katholieke godsdienst een band hadden, maar ook dat was relatief.   In 1861 sprak slechts 3% van de Italianen het standaard Italiaans, dat overeenkwam met de taal van de hogere burgerij in Firenze. Het merendeel van de Italianen sprak een dialect dat eeuwenlang plaatselijk was geëvolueerd uit het Latijn. Het ene dialect was vaak onverstaanbaar voor sprekers van een ander dialect.  Het instrument om dat Italiaans ingang te doen vinden was het onderwijs, maar bij de eenmaking was 75% van de Italianen analfabeet. Er was dus werk aan de winkel. 

Weinig ontzag voor de paus bij revolutionairen

En het argument dat alle Italianen dezelfde katholieke godsdienst aanhingen klopte wel, maar veel ontzag voor het hoofd van die kerk, de paus, toonden ze niet. Zowel Cavour als Mazzini waren van plan om de paus zijn grondgebied afhandig te maken en zijn wereldlijke macht te kortwieken. De paus kon rekenen op de bescherming van Franse troepen, maar toen die inderhaast moesten worden ingezet in de Frans-Duitse oorlog van 1870, zag de koning van Piemonte-Sardinië, Vittorio Emanuele II, zijn kans schoon om Rome en het gebied eromheen te veroveren. De paus bleef achter met alleen nog Vaticaanstad, een morzel grond van 44 ha, dat niet erkend was als staat door Italië. Even later werd Rome de Italiaanse hoofdstad en nam de koning zijn intrek in het Quirinale, het pauselijke buitenverblijf. Vandaag huist daar de Italiaanse president Sergio Mattarella. Omgekeerd weigerde paus Pius IX evenmin de Italiaanse natie enige legitimiteit toe te kennen. 

Covid-regio

Het is intussen al een flink eind in de namiddag en ik heb door al dat rondkijken en foto’s nemen nog maar 17 km op de teller en er volgen er nog zo’n 65. De bestemming vandaag is immers Bergamo, een bloeiende stad die in België vooral in het nieuws kwam als een van de eerste Europese brandhaarden van de  Covid-epidemie die er bovendien ongemeen hard huis hield. Er was onvoldoende capaciteit in de plaatselijke crematoria en de journaalbeelden van het leger die lijkkisten in vrachtwagencolonnes naar elders evacueerden stuurden een publieke schok door Europa. 

Industriële hart van Italië

De verschillende Strade Provinziale die ik in oostelijke richting kan nemen, lopen over de uitlopers van de Alpen. Dit is de regio waar jaarlijks de Ronde van Lombardije wordt gereden, een klassieker onder de wielerwedstrijden voor profs. Ik volg een ingekorte parcours van de wielerklassieker in omgekeerde richting en heb het naar het zuiden verlegd zodat er minder hellingen te nemen zijn.  De klim uit het dal van het Comomeer over de SS 342 naar Tavernerio en Albese is echter wel al meteen 5 km lang, met druk vracht- en autoverkeer in de rug en nauwelijks een fietsstrook waarbinnen ik me wat veiliger voel. Deze weg ligt immers in het uitgestrekte economische hinterland  van Milaan met zijn vele bedrijfsparken en commerciële centra en zijn duizenden kleine en middelgrote ondernemingen. De Strade Statale en Provinziale doen hier soms denken aan de Vlaamse steenwegen met hun industriezones en winkelparken. Het drukke verkeer slorpt al mijn aandacht op, zodat genieten van uitzichten of groene valleitjes er nog nauwelijks aan te pas komt. Ik volg onverdroten de SS 342 via Brianza en Anzano naar Nibionno en Barzago. Om even uit de verkeersdrukte weg te komen, koop ik wat fruit, drank en een broodje in een Carrefour, ga mijn drinkbus vullen aan de fontein van een dorpje in de heuvels en verorber mijn broodje op de zitbank van een parkje. Ik moet zo snel mogelijk in Bergamo zien te komen, weg uit deze drukte, neem ik me voor.

 Het blijft heuvelachtig en het is warm, dus tijdig mijn drinkbus vullen is de boodschap. In La Valletta Brianza sla ik rechtsaf naar een minder drukke Strada Provinziale 342 tot in Paderno d’Adda. Ik daal naar de vallei van de Adda en klim er weer uit, dan volgt de SP 166 naar Ponte San Pietro, waar ik de vallei van de Brembo in en uit rijd en waar ik even verder op de invalsweg naar Bergamo kom. 

B&B, ingesloten tussen ringweg, twee autosnelwegen en kanaal

Mijn B&B ligt wel in een buitenwijk aan de andere kant van de stad en dat wordt heel vervelend. Ik rij min of meer met het beeld van het stadsplan in mijn hoofd de goede richting uit, maar bij mijn b&b komen is extreem moeilijk, want het ligt ingesloten tussen een tangenziale (een ringweg), een brug over een kanaal en twee autosnelwegen. Als ik Google Maps vraag om mij te leiden, stuurt een Engelstalige stem me steevast een van de autosnelwegen of de ringweg (tangenziale) op, waar fietsen verboden is. Na een uur alle mogelijkheden te hebben geprobeerd, besluit ik toch een kilometer op de pechstrook van een autosnelweg te rijden die me via een afrit op een van de twee toegangswegen tot de wijk brengt. Het is inmiddels pikdonker en de huisbaas laat me nog twintig minuten wachten voor hij in zijn SUV bij de ingang van het woonblok van de b&b aankomt.

Zonder eten en met koude douche naar bed

Gestresseerd, niets gegeten, ver van de binnenstad en geenszins van plan om terug naar het centrum op zoek te gaan naar wat eetbaars, werk ik naar binnen wat me nog rest: een banaan en twee appels. Een warme douche zal zoals gewoonlijk mijn vermoeidheid en stress wegspoelen, hoop ik. Maar tot overmaat van ramp stroomt er na vijf minuten nog steeds koud water uit de kraan. Mijn humeur zakt verder, een archislechte review krijgt dit adres, neem ik me voor. Na 650 hoogtemeters over 80 km, waarvan 50 in zenuwslopend druk verkeer en een enerverende zoektocht naar een B&B in het duister van een buitenwijk had ik een warme douche en een warme maaltijd wel geapprecieerd. Ik troost me met de gedachte dat de volgende dag alleen beterschap kan brengen en val in een diepe slaap. In een vreemde droom verdwaal ik hopeloos in een labyrintisch bedrijfspark geamuseerd gadegeslagen door mensen die zich afvragen wat die gekke fietser daar komt doen.