Het Rome van de pausen

De Rooms-Katholieke Kerk, een bewogen geschiedenis

Petrus, voorloper van de pausen

Ongetwijfeld hebben de eerste christenen in Rome een lange, onzekere weg afgelegd onder de ‘heidense’ keizers.  Dat vergde een vastberaden leiding. De evangelist Mattheus legde in 16:16 Jezus Christus de volgende woorden in de mond: ‘En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen." Zijn naam, Petros, betekent al ‘rots’ in het Grieks en Christus voegt eraan toe dat God de Vader in de hemel hem dit heeft toevertrouwd. Petrus droeg nog niet de titel van paus, wel die van episkopos, bisschop van Rome. Maar hij werd op gezag van het evangelie en met terugwerkende kracht als de eerste paus beschouwd. Tijdens de christenvervolgingen onder keizer Nero (64 AD) verbleef hij in Rome en stierf de marteldood aan het kruis omdat hij weigerde zijn geloof te verloochenen. Op eigen vraag gebeurde dat ondersteboven omdat hij zich niet waardig voelde om dezelfde dood te sterven als Christus. De kruisiging had volgens de overlevering plaats op de plek waar zich nu de Sint-Pietersbasiliek bevindt. Onder de basiliek zou zijn graf liggen.

Het christendom verspreidde zich vanuit Judea naar kleine gemeenschappen in het hedendaagse Turkije, Griekenland,  Noord-Afrika, Egypte en Italië. Pas rond het midden van de derde eeuw werden de eerste kerken gebouwd.

In de miljoenenstad Rome vormden christenen kleine gemeenschappen die samenkwamen op geheime plaatsen om de eucharistie te vieren. Sommigen waren bekeerde Joden, anderen waren bekeerde Romeinse polytheïsten en tussen die twee gemeenschappen boterde het niet altijd. Dat blijkt uit de brieven van Paulus aan de Romeinen, die hij schreef tijdens zijn huisgevangenschap in Rome. De Joden bleven gebruiken uit het Oude Testament respecteren, de ‘heidense’ christenen niet. Uiteindelijk kreeg ook Paulus de status van martelaar toen hij werd onthoofd. 

De kruisiging van Petrus (ondersteboven), Luca Giordano (ca 1600)

Polytheistische Romeinen, toleranter dan christenen

Maar dat het er in de christenvervolgingen zo heftig aan toe ging, is een mythe volgens de historicus Yuval Noah Harari. De bloedige christenvervolgingen onder Nero waren meer uitzondering dan regel. Hij vestigt er in zijn bestseller 'Homo Sapiens' de aandacht op dat de Romeinse keizers onder het polytheisme eigenlijk wel behoorlijk tolerant waren tegenover vreemde godsdiensten en ze na de verovering van grondgebieden de plaatselijke cultus en rituelen lieten verderzetten. Ze namen zelfs goden uit andere culturen zoals de Egyptische godin Isis in hun pantheon op. De keizers eisten alleen dat de christenen hun goden erkenden en de goddelijkheid van de keizer accepteerden.  Wie dat weigerde te doen, werd wel vervolgd. Maar volgens Harari leidden die vervolgingen tot niet meer dan 2000 doden in de drie eerste eeuwen na Christus. Harari’s these is dat polytheisme  geen bekeringsdrift kent zoals de monotheistische godsdiensten van het Christendom en de Islam en doorgaans vele malen toleranter was. En, voegt hij eraan toe, de enkele duizenden christenen die werden vervolgd en terechtgesteld in de eerste eeuwen van deze jaartelling zijn maar een fractie van de miljoenen doden die er later onder christenen zelf vielen omdat ze de Schrift of de officiële geloofsleer zelfs maar anders durfden te interpreteren. De middeleeuwse campagnes tegen de ketters, de bekeringsijver van de Spaanse kolonisten tegen de autochtone indiaanse bevolking in de Nieuwe Wereld, de godsdienstoorlogen tussen protestanten en katholieken in de zestiende eeuw en het terreurbewind van de hele contrareformatie geven hem overschot van gelijk.  

Maakte keizer Theodosius van het christendom de staatsgodsdienst?

Het leven voor de christenen veranderde grondig toen Keizer Constantijn de Grote in 313 het edict van Milaan uitvaardigde dat christenvervolgingen verbood. Constantijn zelf financierde de bouw van kerken in Jeruzalem en Constantinopel, liet een Sint-Pietersbasiliek bouwen in Rome en liet zich dopen. Dat laatste gebeurde weliswaar op het einde van zijn leven, naar verluidt omdat hij speculeerde dat hij zo nog weinig tijd had om te zondigen en makkelijker in de hemel kon komen. Onder Constantijn was slechts 10% van de bevolking in het Romeinse Rijk christen. Maar de groei van het aantal christenen kwam na zijn bekering in een stroomversnelling. Rond 390 verbood keizer Theodosius I bepaalde traditionele heidense rituelen en enkele sekten. Dat Theodosius het christendom als staatsgodsdienst invoerde, blijkt echter volgens recente historische inzichten niet te kloppen.  Theodosius bleef heidense Romeinse consuls benoemen en spaarde de tempels, maar verbood wel sommige heidense rituelen. Het narratief dat het christendom werd opgedrongen door keizers als Constantijn en Theodosius is overtrokken, menen ze en spruit voort uit het historische standaardwerk van Edward Gibbon, The History of the Decline and Fall of the Roman Empire (1776). Gibbon steunde te vaak op christelijke literaire bronnen, die de eigen traditie verheerlijkten, menen ze. Onder Theodosius I zou al de helft van de bevolking in het Romeinse Rijk christen zijn geweest. 

Onder Theodosius II (408-450) bloeide het Oost-Romeinse rijk, terwijl het West-Romeinse Rijk in verval was en onder zijn bewind werden religieuze disputen tussen de verschillende christelijke stromingen nog door de keizer beslecht zeer tegen de zin van zijn tijdgenoot, paus Leo I in Rome. Maar pas onder Justinianus I in de zesde eeuw werd het christendom de staatsgodsdienst en werd een einde gesteld aan de vrijheid van godsdienst zoals het edict van Milaan had verordend. Tot in de achtste eeuw werden de pauzen aangesteld met de goedkeuring van de Oost-Romeinse keizer en was er sprake van de eenheid van kerk en staat.

In zijn belijdenissen en zijn De Civitate Dei legt Augustinus van Hippo eind vierde, begin vijfde eeuw al de grondslagen voor de kerkelijke theologie, die in de middeleeuwen vorm kreeg. Voor zijn bekering had hij zich verdiept in Plato en toen hij zich bekeerde probeerde hij die inzichten te verzoenen met de bestaande dogmatische christelijke leer, de geopenbaarde goddelijke wijsheid. God is de perfectie en staat boven alles, aldus Augustinus, daarom is alles afhankelijk van zijn genade. Daaronder staat de immateriële wereld van de wijsheid, de naastenliefde, de menselijke ziel en onderaan de materiële wereld.  Zo is de echte liefde immaterieel (caritas), terwijl de begeerlijke liefde (cupiditas) materieel en pervers is. Volgens Augustinus heeft God de mens geschapen met een wil: we hebben altijd de keuze om voor het goede of het kwade te kiezen. Richten we onze wil  op God, dan is de wil goed.  Richten we onze wil op de aardse verlokkingen, dan leven we in zonde. De grondgedachte  van De civitate Dei was dat mensen bestuur nodig hadden omdat ze nu eenmaal zondig zijn.  Dat concept was de basis voor de verhouding tussen kerk en staat in de middeleeuwen. In de civitas caelestis, de hemelse stad bouwen christelijke burgers op een ordentelijke manier aan goedheid, morele sterkte en spirituele kracht. 

 

Keizer Constantijn (buste 4de eeuw)

Paus Gregorius I

Onder Paus Gregorius I, naast Augustinus, Ambrosius en Hiëronymus één van de vier kerkvaders, zette de kerk in de zesde eeuw grote stappen in de verdere kerstening van Europa. De Visigothen in Spanje wisselden de Ariaanse voor de Roomskatholieke Kerk in na de bekering van hun koning Reccared I en de kerstening van Groot-Brittannië nam een aanvang. Gregorius legde ook met enkele theologische geschriften de basis voor de kerkelijke liturgie en moraaltheologie.

 

Frankische vorsten, de beschermheren van de Kerk

Maar de cruciale stap voor de territoriale verankering van de pauselijke macht kwam er in 756, toen de Frankische koning Pepijn de Korte de Longobarden versloeg en het veroverde gebied aan de paus schonk. De Pauselijke Staten kregen vorm. Vanuit Rome nam de paus in die periode steeds verder afstand van de Byzantijnse keizers en zijn exarchen in Ravenna. Pepijns zoon, Karel De Grote (Charlemagne), zou de rol van pauselijke beschermheer (patricius Romanorum) met nog meer toewijding invullen. Hij versloeg de opdringerige Longobarden, die de Pauselijke Staten militair bedreigden en zette de Longobardenkoning af. En territoriaal breidde hij het Frankenrijk uit van de Pyreneeën tot de Elbe in het oosten, waar hij de Saksen met geweld tot het christendom dwong. Voor zijn christelijke ijver werd hij door Paus Leo III beloond. Hij kroonde zijn beschermheer in het jaar 800 in Rome tot keizer, waarmee Karel eigenlijk de plaats innam van de Byzantijnse keizer. In de zestiende tot achttiende eeuw wisten de pausen hun territorium noordwaarts uit te breiden en beleefden ze het toppunt van hun politieke macht.  En toen de monarchen uit Oostenrijk, Pruisen, Groot-Brittannië en Rusland de door Napoleon veroverde gebieden herverdeelden in 1815, kreeg de Paus een grondgebied dat zich uitstrekte van Romagna in het Noorden tot aan het koninkrijk van de beide Siciliën in het zuiden.

Charlemagne, 9de eeuws ruiterbeeld

Eenmaking luidt einde in van Pauselijke Staten

Maar de geleidelijke eenmaking van Italië leidde de doodstrijd in van de Pauselijke Staten. Aanvankelijk genoot de paus nog de steun van Frankrijk, maar toen die wegviel, stootten de troepen van Victor Emmanuel in 1860 vanuit het noorden door tot in Lazio. Tien jaar later, bij de officiële onafhankelijkheid van Italië in 1870, bleef er van het pauselijke grondgebied niets meer over. Na de eenmaking en het ontstaan van het koninkrijk Italië in 1870 verbleef de paus dus gewoon op Italiaans grondgebied, was hij zijn grondgebied en daarmee ook zijn wereldlijke macht kwijt als staatshoofd en had hij zelfs niet langer zelbeschikkingsrecht. Rome was nu de hoofdstad van het Italiaanse koninkrijk, maar de paus erkende de Italiaanse staat niet en zette de gelovigen op om niet deel te nemen aan het politieke leven.

Het Verdrag van Lateranen met Mussolini

Het was niemand minder dan de ongelovige Mussolini die een eind maakte aan de vijandelijkheden tussen kerk en staat. Vaticaanstad is ontstaan met het Verdrag van Lateranen van 11 februari 1929, zo genoemd omdat het werd gesloten in het pauselijke paleis van de Lateranen. Daarin erkende de fascistische regering de soevereiniteit van de Heilige Stoel over een eigen ministaat, Vaticaanstad. Het verdrag van 1929 bepaalde ook dat de Rooms-Katholieke godsdienst de staatsgodsdienst werd en dat godsdienstonderwijs verplicht was. De kerk kreeg ook een financiële vergoeding voor de  verliezen die ze had geleden bij de annexatie door Italië bij de eenmaking. Hiermee probeerde Mussolini zijn populariteit bij de katholieke bevolking  aan te zwengelen. Het zou wel tot 1947 duren voor de onafhankelijkheid van Vaticaanstad in de grondwet van de Italiaanse Republiek werd opgenomen. Die verzoening tussen kerk en staat kreeg zijn symbolisch beslag in de straat die het Sint-Pietersplein met de Tiber verbindt: ze werd de Via della Conciliazione genoemd (de weg der verzoening). Vandaag heeft het katholicisme niet langer de status van staatsgodsdienst. Het Verdrag werd op dat punt gewijzigd onder de socialistische premier Bettino Craxi in 1984, wat de scheiding tussen kerk en staat versterkte. Er werd eveneens een vrijheid van godsdienst ingevoerd die ook voor andere religies gold.

Paus Pius XI en Mussolini ondertekenen het Verdrag van Lateranen

De catacomben

 

Buiten de stadsmuren legden de vroege Christenen in de zachte tufsteen een uitgestrekt netwerk van ondergrondse gangen aan, de catacomben. Ze dienden in de eerste plaats als begraafplaatsen, omdat Christenen hun doden niet wilden cremeren zoals de meeste Romeinen deden. Ze geloofden in de wederopstanding en begroeven hun doden gewikkeld in doeken in nissen die waren uitgehakt (loculi) in de onderaardse gangen, soms vijf verdiepingen boven elkaar. Sommige grafkamers van welstellende families werden met fresco’s beschilderd, wat de Etrusken vele eeuwen vroeger ook al deden. Sommige catacomben werden ook gebruikt voor erediensten. 

Een schat aan relieken

Aangezien ook de christelijke martelaren daar werden begraven, die gestorven waren voor hun geloof, lag daar een schat aan relieken. In de vierde en vijfde eeuw werden de relieken naar kloosters en kerken verhuisd. Van paus Paulus I kwam een eeuw later zelfs het bevel om alle heilige overblijfselen uit de catacomben te verwijderen, omdat de Longobarden tijdens hun invasie bij hun plunderingen ook de catacomben hadden ontdekt. De identificatie van de beenderen van een christelijke martelaar gebeurde echter allesbehalve volgens het boekje. Martelaren kregen een christelijke naam en er werd Sint voor geplaatst, zodat verschillende martelaren dezelfde naam kregen of er al heiligen bestonden met die naam.  

Algemeen wordt aangenomen dat de catacomben geen geheime schuiloorden waren voor christenen om te ontsnappen aan de vervolgingen. Er zijn immers ook Joden en niet-christelijke Romeinen begraven in die catacomben. Vandaag zijn van de zestig catacomben een klein aantal opengesteld voor het publiek, andere zijn alleen toegankelijk voor archeologen en onderzoekers.

De catacomben van de heilige Callistus, een paus uit de derde eeuw, aan de via Appia zijn publiek. Ze zijn 20 km lang  en lopen over verschillende niveaus. Ook de catacomben van de heilige Sebastiaan, daar vlakbij, zijn publiek.

Vaticaanstad, een ministaat

Vaticaanstad is een ommuurde stad waar de meeste bezoekers toeristen zijn  die een kijkje komen nemen op het Sint-Pietersplein, de Sint-Pietersbasiliek of de Vaticaanse musea of gelovigen zijn, die een mis bijwonen of naar een toespraak van de paus  komen luisteren. De inwoners van Vaticaanstad zijn kardinalen, pauselijke nuntii, priesters, nonnen, de Zwitserse Garde, die voor de bescherming van de paus instaan en wat Italiaans personeel. In totaal zijn het er ongeveer negenhonderd, waarvan er nog geen vierhonderd de Vaticaanse nationaliteit hebben. de De meeste werknemers in Vaticaanstad komen hier namelijk gewoon elke dag hun job uitoefenen, maar wonen er niet. Dagelijks verschijnt ook het dagblad van het Vaticaan, 'l’Osservatore Romano’, terwijl de staat ook een eigen radiozender en een eigen televisiestation heeft. Belangrijke bronnen van inkomsten in het Vaticaan zijn schenkingen, de ticketverkoop van de Vaticaanse musea en de huurgelden van het vastgoed dat het Vaticaan in Rome en daarbuiten bezit. Italiaanse belastingplichtigen mogen overigens nog altijd 0,8% van hun belastingen aan de kerk afstaan, maar dat mag tegenwoordig ook aan andere religieuze organisaties. 

Sint-Pietersplein, een ontwerp van Bernini

De eerste keer dat ik van de Tiber op het Sint-Pietersplein aankwam, zo herinner ik me, stond ik perplex van de gigantische afmetingen van het ellipsvormige plein en de gebouwen errond. Het is maar liefst 240 meter breed en kan plaats bieden aan een massa van 400.000 mensen, meer dan vier maal de massa op Rock Werchter of meer dan tweemaal die op Tomorrowland. Het plein is omringd door twee halfcirkelvormige galerijen van 284 zuilen van 20 meter hoog. Op de ballustrade bovenop de enorme galerij staan 140 beelden van meer dan 3 meter hoog van pausen, martelaren, heiligen, bisschoppen en maagden. Ze zijn het waarmerk van de grote ontwerper van dit plein: Gianlorenzo Bernini, die in de zeventiende eeuw de opdracht kreeg van Paus Alexander VII en zijn school beeldhouwers aan het werk zette. In het midden van het plein, zoals op heel wat Romeinse pleinen, prijkt een Egyptische obelisk, op de twee brandpunten van het ellipsvormige plein staan fonteinen van Carlo Maderno en Bernini zelf. De halve cirkels die de zuilengalerijen vormen rond het plein  moeten de indruk wekken dat de Kerk - vanuit de basiliek - haar gelovigen omarmt. 

Sint-Pietersplein

 

Sint-Pietersbasiliek

Vanop het plein heb je een goed zicht op de al even kolossale façade van de Sint-Pietersbasiliek met zijn 114 meter breedte en 47,5 meter hoogte, waarvan de vloer bovendien nog eens vier meter boven die van het plein uitstijgt. Op de gevel staan dertien beelden van bijna 6 meter met Christus in het midden, Johannes De Doper ernaast en niet twaalf, maar elf apostelen, aangezien de verrader Judas werd vervangen door de evangelist Mattheus. Petrus, de rots waarop God zijn kerk zou bouwen, en Paulus, die in zijn brieven de grondslag legde voor leerstellingen van theologen, kregen een bevoorrechte plek met een enorm beeld op een sokkel voor de basiliek.  De basiliek werd gebouwd voor het plein werd aangelegd en er gingen zo’n 120 jaar en twintig pausen over voor ze in 1626 was voltooid. Donato Bramante, Michelangelo en Carlo Maderno hebben elk hun aandeel in het ontwerp, waardoor ze grotendeels renaissancistisch is qua stijl. De façade is van Maderno en werd relatief laat gebouwd: tussen 1607 en 1614.

Koepel van Michelangelo

 De basiliek is opgetrokken in de vorm van een Latijns kruis met een enorme koepel, die vanop de meeste Romeinse heuvels te zien is. De dimensies binnenin zijn al even huiveringwekkend en bezorgen de bezoeker een gevoel van overweldiging wanneer hij/zij er de eerste stappen binnen zet. Met een lengte van 220 meter, een breedte van 150 meter, een koepel met een diameter van 42 meter, die nog eens 133 meter hoog is, kent de kerk haar gelijke niet qua afmetingen. Michelangelo ontwierp de koepel en na zijn dood werd hij voltooid door Giacomo della Porta in 1593, toen finaal het kruis bovenop de lantaarn van de koepel werd geplaatst. Tegen een achtergrond van goud belegden mozaïekkunstenaars de drieduizend vierkante meter van de koepel met voorstellingen van God de Vader, engelen, putti, de verlosser, Johannes de Doper, de heilige maagd, de apostelen en tal van bisschoppen.  Op de fries van de koepelbasis staat in grote letters de regel uit Matteus 16:18-19 ‘tu es petrus et super hanc petram aedificabo ecclesiam meam et tibi dabo claves regni caelorum’ (Jij bent Petrus en op deze rots zal ik mijn  kerk bouwen en u de sleutels aanreiken tot het hemelse rijk). In de pendentieven van de koepel staan in vier reusachtige medaillons de evangelisten in  mozaïeken afgebeeld.Het schip met zijn tongewelven is 42 meter hoog en rust op massieve pilaren. Rechts voorbij de ingang bevindt zich de kapel met het sublieme meesterwerk van Michelangelo: de Piëta.  Op 23-jarige leeftijd beitelde hij het marmeren beeld in opdracht van de Franse ambassadeur in Rome, kardinaal Jean Bilhères de Lagraulas, die het aanvankelijk voor zijn graftombe had bestemd.

 

Sint-Pietersbasiliek, façade

Sint-Pietersbasiliek: façade van Maderno

Ciborium en Cathedra van Bernini

Het dertig meter hoge baldakijn of ciborium boven het pauselijke altaar en het graf van Petrus zijn de barokke pronkstukken van Bernini. Hij vervaardigde het ciborium samen met de vier spiraalvormige Salamonszuilen waarop het rust met het brons dat hij liet weghalen uit de voorhal van het Pantheon.  De zuilen staan op marmeren voetstukken en erbovenop pronken beelden van engelen. Er is werkelijk niets recht aan dit baldakijn en de stijlbreuk met de strakke lijnen van de in de renaissance gebouwde kerk is opvallend. Hetzelfde geldt voor de al even opzichtige en overdadige cathedra of troon van Petrus in de apsis die Bernini eveneens in verguld brons heeft opgetrokken. Onderaan staan de bronzen beelden van vier kerkvaders, de Latijnse Augustinus en Ambrosius en de Griekse Athanasius en Chrysostomos. Erboven verbeeldt een duif in een ovalen raam met een stralenkrans en een wriemelend kluwen van engelen en puti errond de Heilige Geest. Voor het baldakijn en het pausenaltaar staat een ballustrade rond het Confessio, de open ruimte die toelaat om het ondergrondse graf van Petrus te zien van bovenuit.  

Sint-Pietersbasiliek: koepel van Michelangelo en baldakijn van Bernini

Sint-Pietersbasiliek: Piëta van Michelangelo

 Maria ondersteunt het levensloze lichaam van haar zoon met een hand en lijkt het met haar andere hand met neergeslagen ogen aan de toeschouwer te presenteren. De sereniteit van het beeld contrasteert met de theatraliteit van de Bernini-beelden. Het zou hem meteen de naam en faam bezorgen die de belangstelling van de paus wekte.

De basiliek herbergt ook een groot aantal graftombes van pausen en andere belangrijke kerkelijke figuren.  Zowel de koepel als het transept en de zijbeuken hebben kapellen waaronder de doopkapel, de sacramentskapel en de kapellen waarin de vele pausen hun graftombe of sarcofaag hebben.  Verder zijn er altaren voor de heiligen Petrus, Thomas en Jozef, het Heilig Hart, de heilige Maagd, de aartsengel Michaël, Sint Erasmus, de heilige Hiëronymus, Basilius, Sebastiaan, Gregorius en vele anderen.

Vaticaanse musea: waar beginnen?

 

Wie Vaticaanstad en de Romeinse musea niet bezocht heeft, vertrekt uit Rome met het beeld van een overwegend barokke stad. Maar de Romeinse musea herbergen natuurlijk heel wat renaissancekunst en wie bovendien ook nog eens de Vaticaanse musea heeft gezien met de pauselijke vertrekken van  Rafaël en de Sixtijnse kapel van Michelangelo samen met de hele collectie renaissancekunst die de pausen hebben verzameld, is geneigd om zijn beeld van het barokke Rome wat bij te stellen. 

De Roomskatholieke kerk bezit de grootste verzameling kunst ter wereld, bovendien niet alleen gespreid over de twintig eeuwen van haar bestaan, maar ook uit gebieden met culturen uit de oudheid, die later werden gekerstend en waarvan de beelden en artefacten naar Rome werden verscheept. Nergens wordt dit zichtbaarder als in de Vaticaanse musea. 

In de Vaticaanse musea kom je  niet als je niet op voorhand reserveert en ook niet nog eens de lange wachtrij bij de ingang trotseert. Geen paniek, de wachtrij schuift snel en voor je het beseft sta je binnen. Maar eenmaal binnen is het wijs je te behoeden voor een indigestie, want het is onmogelijk om alle fresco’s, schilderijen en beeldhouwwerken te zien in de eindeloze gangen, zalen en hallen. De Vaticaanse musea beschikken over een collectie van 70.000 werken. Dat zijn er dubbel zoveel als het Louvre. Daarvan zijn er slechts 20.000 te bezichtigen in 54 galerieën. De musea werden opgericht door Paus Julius II, die zijn collectie kunst naar het Cortile Ottagono (achthoekige Hof) verplaatste. Hij gaf Rafaël in 1508 de opdracht om enkele pauselijke vertrekken in te richten. Sindsdien werden nieuwe zalen en galerieën bijgebouwd. 

Kunst uit de oudheid

Een keuze dringt zich dus op. Een eerste selectie kan worden gemaakt door de zalen met kunst uit de oudheid links te laten liggen. Er is het Chiaramonti Museum dat meer dan duizend antieke sculpturen tentoonstelt en het Gregoriaans-Egyptisch museum dat de Egyptische kunst toont die in de loop der millennia naar Rome is verscheept. Ook het Museo Pio Clementino en de Braccio Nuovo (de nieuwe vleugel) tonen archeologische vondsten van opgravingen in Rome en omgeving, beelden van keizers en kopieën van bekende Griekse beelden.

Dan is er ook een museum, het Pius-museum, dat gewijd is aan de vroegchristelijke kunst uit catacomben, sarcofagen en kerken. Op de tweede verdieping is er ook een Gregoriaans-Etruskisch Museum met kunst uit Etruskische graven. En tenslotte zijn er de Lapidaria, verzamelingen inscripties op marmer uit kerken, kloosters en catacomben en op Romeinse, christelijke en Joodse graven. De verzameling werd overgebracht uit het Lateraans Apostolisch Paleis.

Pinacotheek

In de selectie ‘absoluut te zien’ kan je al aarzelen of je er de Pinacotheek bijneemt. Het zal er vanaf hangen of je al andere collecties uit de Galeria Borghese, de Palazzi Barberini, Doria Pamphili of Spada hebt gezien. Maar de Pinacotheek van het Vaticaan bevat 450 schilderijen van de grootste meesters uit de middeleeuwen, de renaissance en de barok. Van Giotto en Fra Angelico over Da Vinci en Rafaël tot Tiziano, Caravaggio en Cranach. Er is zelfs een volledige zaal aan Rafaël gewijd. 

 

Laocoön beeldengroep

Wie de fenomenale Griekse Laocoön beeldengroep wil zien uit de eerste eeuw voor Christus, waarschijnlijk gebeiteld door ene Hagesandros, een beeldhouwer uit Rhodos, moet zich naar het Cortile Ottagono begeven. Hij werd gevonden in de wijngaard van een Romein en aangekocht door paus Julius II in 1506. De beeldengroep toont een fragment uit de Trojaanse oorlog. Aangezien ze partij koos voor de Grieken, strafte de godin Athene de Trojaanse priester Laocoön omdat hij de Trojanen waarschuwde dat het Trojaanse paard van de Grieken een list was en geen geschenk van de goden, zoals de Griek Sinon beweerde. Ze stuurde slangen op Laocoön en zijn zonen af, die hen wurgden. Uit dit voorteken besloten de Trojanen dat niet Laocoön, maar Sinon de waarheid sprak. Ze sleepten het reusachtige paard met de Griekse krijgers in de romp de stadsmuren binnen en de rest van het verhaal is bekend…het werd hun ondergang.  

De pauselijke vertrekken

 

De trap rechts leidt naar de Sala della Biga en een reeks galerijen: de  galerij van de kandelaren met marmeren kandelaren, veelkleurige marmeren zuilen, sarcofagen, beelden en schilderijen. Daarop kom je in de galerij met zestiende-eeuwse Vlaamse wandtapijten van het atelier van Pieter van Aelst uit Brussel. Daarop volgt de Galerij van de Landkaarten, de Galeria delle Carte Geografiche, die werden geschilderd op de aanwijzingen van de zestiende-eeuwse cartograaf, astronoom en wiskundige Ignazio Danti.

Kamers van Pius V

Dan volgen er enkele kamers van Pius V met weer Vlaamse wandtapijten. Pius V was een paus met dadendrang die zijn sporen had verdiend in de inquisitie en die zeer rigoureus de besluiten van het concilie van Trente uitvoerde (1545-1563), waarin de kerk haar plan uitwerkte tegen de protestantse reformatie. Pius V trad op tegen misbruiken in de kerk zoals aflatenhandel, stimuleerde de priesteropleiding in seminaries, bracht een nieuwe versie van de catechismus uit voor leken en van het brevier en het missaal met liturgische gebeden voor priesters. Hij excommuniceerde Queen Elisabeth I, steunde de Franse koning in zijn strijd tegen de Hugenoten en verbande de Joden uit de Pauselijke Staten. Hij vormde ook een alliantie tegen de Ottomanen die de Turkse vloot versloeg bij Lepanto in 1571.

Pauselijke vertrekken: Galeria delle Carte Geographiche,

Pauselijke vertrekken: Sobieski-zaal, overwinning op de Turken in 1683, Jan Matejko

Jan Sobieski

Een andere held in de strijd tegen de Turken was de Poolse koning Jan Sobieski III. In de Sobieski-zaal wordt zijn overwinning een eeuw later in 1683 op de Turken in Wenen herdacht met het enorme schilderij van de Pool Jan Matejko. En om een van de kerkelijke dogma’s in de verf te zetten toont de zaal van de Immacolata Concezione of de onbevlekte ontvangenis een cyclus fresco’s over de heilige Maria geschilderd door Francesco Podesti. 

De Stanze di Rafaello

En ten slotte zijn we beland bij het hoogtepunt: de vier pauselijke vertrekken die Rafaël en zijn school schilderden voor Julius II, die paus was tussen 1503 en 1513 op het hoogtepunt van de renaissance. In ‘de zaal van Constantijn’ heeft de school van Rafaël vier episodes uit de vroege geschiedenis van het christendom geschilderd, waarin het triomfeert over het heidendom met de bekeerde Romeinse keizer Constantijn als roerganger. Een eerste tafereel, ‘Het Visoen van het Kruis’, toont hoe de eerste Constantijn in een visioen ziet dat hij de overwinning zal behalen als hij zijn keizerlijke adelaars als legioenstandaarden vervangt door kruisen. Een tweede fresco toont ‘de slag bij Pons Milvius’, waarin de christen Constantijn zijn rivaal, de heiden Maxentius, verslaat. Het is geschilderd door Giulio Romano, de architect en schilder van het Palazzo del Te in Mantua, naar een ontwerp van Rafaël. In ‘Het doopsel van Constantijn’ heeft diezelfde Giulio Romano samen met Francesco Penni het doopsel van de keizer in 337 AD geschilderd en ten slotte in een vierde fresco zien we hoe Constantijn in ‘de gift van Rome’ een gouden beeldje, dat Rome symboliseert, overhandigt aan paus Sylvester I in de toenmalige Sint-Pietersbasiliek. 

In het volgende pauselijke vertrek, de ‘Stanza di Eliodoro’, wordt de uitdrijving van Heliodorus uit de tempel afgebeeld, een passage uit het Oud Testament,  terwijl paus Julius II links in beeld vanuit zijn draagstoel toekijkt. Heliodorus moest in opdracht van de Syrische koning de schat uit de tempel van Jeruzalem roven, maar dat werd hem belet door een ruiter die door God was gezonden. In dezelfde kamer heeft Rafaël zelf de ontmoeting tussen paus Leo I en Attila de Hun in 452 in een fresco vereeuwigd als een confrontatie tussen goed en kwaad terwijl Petrus en Paulus met het zwaard in de hand de paus vanuit de lucht lijken aan te moedigen. ‘De mis in Bolsena’ beschrijft het mirakel tijdens de mis toen het brood dat het lichaam van Christus symboliseert, begon te bloeden en een kruis tekende op het altaarkleed, terwijl Julius II weer toekijkt. In ‘De bevrijding van de heilige Petrus’ ten slotte wordt Petrus gewekt door een engel en kan hij ongehinderd zijn cel verlaten. 

 

Pauselijke vertrekken: Ontmoeting tussen paus Leo I en Attila in 452, fresco Rafaël

Pauselijke vertrekken: Brand in de Borgo, fresco Giulio Romano

Een derde vertrek of stanza toont een fresco van ‘een Brand in de Borgo’, geschilderd door Giulio Romano aan de hand van een ontwerp van Rafaël, waarin vrouwen kruiken water aanbrengen, een oude man wordt weggedragen, vrouwen en kinderen in paniek schreeuwen en een zuigeling wordt gered. In dezelfde kamer wordt de ‘Battaglia di Ostia’ afgebeeld waarin de Christelijke Liga bestaande uit de hertogdommen Napels, Gaeta en Amalfi in 849 in een zeeslag is verwikkeld met Arabische schepen. Een ander fresco toont de kroning van Karel de Grote tot keizer in het jaar 800, maar evengoed refereert het aan het concordaat van Bologna tussen paus Leo X en Frans I van Frankrijk in 1515, dat een aantal bevoegdheden in verband met benoemingen van hoge geestelijken toekent aan de Franse koning ten nadele van de paus. De eed van Leo III ten slotte is een fresco waarin de paus in het jaar 800 belooft vrijwillige boetedoening te doen na wangedrag. 

Pauselijke vertrekken: De School van Athene, fresco Rafaël

Pauselijke vertrekken: La Disputa, fresco Rafaël

 

Stanza della Segnatura

Het bekendste pauselijke vertrek echter is de ‘Stanza della Segnatura’, het privé-kantoor van de paus waar Rafaël tussen 1508 en 1511 de fresco’s schilderde. Het overbekende fresco van 7,7 meter op 5 meter uit deze kamer is ‘de School van Athene’, waarin Rafaël een bijeenkomst van filosofen, wiskundigen en wetenschappers op een Griekse agora heeft geschilderd. Plato en Aristoteles staan er centraal naast Socrates, Pythagoras, Archimedes, Herakleitos, Epicurus, Diogenes, Euclides, Averroes en Zarathustra en Ptolemaeus. Plato draagt het boek Timaeus onder zijn linkerarm, een verhandeling in de vorm van een dialoog waarin hij zijn natuurfilosofie in wiskundige termen uiteenzet en dat in de middeleeuwen zeer invloedrijk was. Aristoteles van zijn kant heeft de Ethica Nicomachea in zijn linkerhand, waarin hij de ethiek van de deugden en de zoektocht naar geluk toelicht. Het fresco verheerlijkt de hergeboorte van de oude Griekse cultuur en filosofie tijdens de renaissance. En opvallend is dat Rafaël hier en daar tijdgenoten heeft binnengesmokkeld: Plato is gemodelleerd naar Leonardo da Vinci, Archimedes lijkt opvallend goed op Bramante, de sombere Herakleitos heeft trekken van Michelangelo  en Rafaël is zichtbaar zelf aanwezig aan de zijde van Ptolemaeus. In fresco’s op de andere muren van de kamer stelt hij de theologische disputen in ‘La Disputa’ voor en de literaire en vooral poëtische bedrijvigheid op de berg Parnassus, waar Apollo zijn lier bespeelt in het gezelschap van negen muzen, negen dichters uit de oudheid en negen dichters uit zijn tijd. In ‘La disputa’ wordt de bovennatuurlijke waarheid afgebeeld met God, Jezus, Maria en Johannes de Doper samen met apostelen en martelaren op een wolk in de hemelse sfeer terwijl op aarde de pausen Julius II, Sixtus IV, de ‘ketter’ uit Firenze, Savonarola, en Dante discussiëren rond de bijbel, de Civitate Dei van kerkvader Augustinus en de Epistularum Moralium Libri van Seneca, een serie brieven aan zijn vriend en leerling Lucilius waarin de stoïcijn zijn levensfilosofie uit de doeken doet. 

 

 

Pauselijke vertrekken: Borgia kamer: Sala dei Santi, Pinturicchio

De Borgia kamers

Een verdieping lager zijn ook de Borgia kamers open voor het publiek. Ze werden in de jaren 1490 ingericht door de beruchte Rodrigo de Borgia, paus Alexander VI, de voorganger van Julius II  als we de tussenpaus Pius III even buiten beschouwing laten. Het was de schilder uit Perugia, Pinturicchio, die de fresco’s schilderde tussen 1492 en 1496. In vijf van de zes vertrekken gebeurde dat op de gewelven. De fresco’s in ‘de kamer van de Sibillen en het Geloof’ zijn aan het Oud Testament gewijd en zijn profeten, aan de Sibillen - vrouwelijke toekomstvoorspellers uit de klassieke oudheid - en aan de planeten. In de ‘Kamer van de Vrije Kunsten’ heeft Pinturicchio de kunsten voorgesteld als de vrouwelijke figuren grammatica, retorica, muziek, geometrie en astrologie. ‘De Kamer van de Heiligen’ is gewijd aan de levens van zeven heiligen waaronder Catharina, Barbara, Susanna, Paulus en Sebastiaan en in de Kamer van de Mysteriën schilderde Pinturicchio de miraculeuze scènes uit het Nieuwe Testament: de geboorte, de hemelvaart, de opstanding uit het graf en andere. De meeste van de Borgia-appartementen worden nu gebruikt als tentoonstellingsruimte voor de collectie van moderne religieuze kunst met werk van Chagall, Gauguin, Kandinsky en anderen.

De Sixtijnse Kapel : Michelangelo's visitekaartje aan de mensheid

 

De rondgang door de Vaticaanse musea en de pauselijke vertrekken eindigt in de Sixtijnse kapel, door kunstkenners beschouwd als het walhalla van de renaissancekunst. De adembenemende fresco’s van Michelangelo op het plafond en de altaarmuur zijn inderdaad een onovertroffen artistieke krachttoer.  De kapel werd in 1473 in opdracht van paus Sixtus IV della Rovere gebouwd en voltooid in 1481. Ze is alleen toegankelijk vanuit het pauselijk paleis.  Het is een eenvoudige rechthoekige ruimte met een afgevlakt tongewelfplafond van 20 meter hoog. De muren zijn in drie niveaus ingedeeld, telkens gescheiden door een kroonlijst. Onderaan zijn ze met gedrapeerde gordijnen beschilderd. Daarboven wordt in een eerste reeks fresco’s het leven van Christus en  Mozes getoond. Deze fresco’s werden tussen 1481 en 1482 geschilderd door bekende renaissanceschilders als Sandro Botticelli, Pietro Perugino, Domenico Ghirlandaio, Cosimo Rosselli en Luca Signorelli met hun assistenten. Het derde niveau van de muren is opgedeeld in een galerij pausen die door dezelfde schilders werden geportretteerd en een gedeelte dat later door Michelangelo werd beschilderd. Sixtus’ opvolger, Julius II gaf immers in 1508 de opdracht aan Michelangelo Buonarroti om het bovenste deel van de muren en het plafond te beschilderen. Michelangelo schilderde er vier jaar aan en voltooide het in 1512. Het centrale gedeelte van het plafond toont negen scenes uit het boek Genesis 1-11 van het Oude Testament: de schepping van de wereld met licht en duisternis, zon en maan, water en aarde en daarna het iconische fresco met de schepping van Adam, waar God zijn vinger uitsteekt om de vingertop van Adam aan te raken die een goddelijke levensvonk symboliseert. Daarna komt de schepping van Eva, de zondeval en de verdrijving uit het paradijs en ten slotte zijn er de scènes uit het leven van Noah: zijn offer, de zondvloed, zijn ark en zijn dronkenschap. Errond zijn er afwisselend profeten en sibillen afgebeeld, gezeten op een troon, terwijl in de hoekpendentieven de redding van het volk van Israël wordt getoond als voorstadium van de komst van de verlosser, de Messias. Het werk op het plafond heeft Michelangelo fysiek ondermijnd. Hij kloeg geregeld over rugpijn en zijn gewrichten leden onder de onnatuurlijke positie waarin hij moest schilderen.

Sixtijnse Kapel: fresco's plafond, Michelangelo 1508-1512

Sixtijnse Kapel: details plafond: schepping van Adam en  Verdrijving uit het paradijs

Het Laatste Oordeel op de altaarmuur

Twintig jaar na de voltooiing van het plafond kreeg Michelangelo de opdracht om ook de altaarmuur te beschilderen met het Laatste Oordeel. Het fresco telt 391 figuren en hij zou er 5 jaar aan schilderen. Hij roept er een beeld op van de Apocalyps wanneer het klaroengeschal van de engelen weerklinkt. Christus met Maria aan zijn zijde en omringd door martelaren en heiligen oordeelt als rechter met enkele simpele gebaren van zijn handen over het lot van de stervelingen die opstaan uit de dood. Engelen brengen de uitverkorenen mee naar de hemel, terwijl duivels de verdoemde zondaars de hel in sleuren.  Zijn stijl is geëvolueerd en vertoont sterke maniëristische tendenzen in zijn onrustige, complexe compositie en in de getormenteerde, soms verwrongen poses van de overdreven gespierde lichamen.

Naaktbedekking  met sluiers en lendendoeken

Tussen de verschillende scènes op het plafond waren er naakte jongelingen geschilderd en ook het Laatste Oordeel op de altaarwand was een orgie van naakte, sensuele, vooral mannelijke lichamen. Michelangelo kreeg er zware kritiek voor van de kamerheer van de paus, Biagio de Cesena, die vond dat al dat naakt meer paste in een bordeel. Door anderen werd Michelangelo zelfs beschuldigd van godslaster. Michelangelo wreekte zich door Biagio af te beelden als Minos met ezelsoren op zijn hoofd, terwijl een slang in zijn geslachtsdelen bijt, nota bene onderaan rechts, net boven de deur waardoor de bezoekers, ongeveer 25.000 per dag, de kapel betreden.

 

Na het Concilie van Trente werd er beslist dat Daniele da Volterra, Michelangelo’s leerling en opvolger in het Vaticaan, het naakt van het Laatste Oordeel zou overschilderen met sluiers, lendendoeken en vijgenbladen. Toeval of niet in het jaar na het overlijden van Michelangelo op 89-jarige leeftijd.  Het bezorgde Da Volterra de bijnaam Il Braghettone, de ‘broekenschilder’.  Een beetje spijtig, want hij heeft waardevol werk geschilderd zoals het fresco in de Stanza del Cardinale in het Palazzo Farnese en  het doek de kruisafname in de Santa Trinità dei Monti, de kerk bovenaan de Spaanse trappen. Maar misschien heeft de broekenschilder het Laatste Oordeel behoed voor een veel erger lot. De contrareformatie won veld en Paus Paulus IV, bekend om zijn kuisheidscampagnes in de kunstencollectie van het Vaticaan stond op het punt om Het Laatste Oordeel volledig te laten overschilderen. Zijn opvolger Pius IV was gelukkig minder censuurgezind en zette da Volterra aan het werk. 

Sixtijnse Kapel: Altaarmuur, Michelangelo 1536-1541

Sixtijnse kapel, overzicht geheel, Michelangelo

De Sixtijnse kapel is nog steeds de pauselijke hofkapel, waar de belangrijkste ceremonies plaatsvinden en waar sinds 1878 de kardinalen in conclaaf samenkomen om een nieuwe paus te kiezen. Het voorlaatste conclaaf had plaats in 2013, toen paus Franciscus I alias kardinaal Bergoglio werd gekozen na het aftreden van Benedictus XVI. Het laatste conclaaf op 7 en 8 mei 2025 verkoos de 69-jarige Amerikaanse Augustijn Robert Prevost tot paus, die als Leo XIV de nieuwe kerkelijke leider wordt. Het telde 133 stemgerechtigde kardinalen waarvan 53 Europese, 14 Noord-Amerikaanse, 23 Latijns Amerikaanse, 18 Afrikaanse en 27 uit Azië en Oceanië.

 

Michelangelo's homoseksualiteit

Michelangelo’s werk als schilder en beeldhouwer is vaak een ode aan de kracht en de sensualiteit van het mannelijke lichaam, een expressie van zijn schoonheidsideaal. Historici hebben meerdere aanwijzingen gevonden dat homoseksuele aantrekkingskracht Michelangelo niet vreemd was. Zo was er de tekening van de Trojaanse prins Ganymedes die door de verliefde Jupiter vermomd als een arend wordt weggevoerd. Ze was bestemd voor Tomasso de Cavalieri, een adellijke tiener, aan wie hij ook tal van brieven stuurde en liefdesgedichten opdroeg. De zogenaamde Socratische liefde van oudere mannen die het deden met adolescenten was een courante praktijk in de renaissance, maar vreemd genoeg, ook strafbaar. Er was een soort ‘Bureau van de Nacht’ in Firenze die in de laatste veertig jaar van de vijftiende eeuw duizenden mannen in beschuldiging stelde voor ‘sodomie’, zo stelde Harvardprof Michael Rocke vast. Maar in het geval van Michelangelo kan de liefde voor Tomasso ook Platonisch geweest zijn. Zeer in zwang bij gestudeerde Florentijnen was het neoplatonisme in de interpretatie van Marsilio Ficino (1433-1499) die de dialogen van Plato vertaalde en van commentaar voorzag. Via de schoonheid van de sensuele wereld  kon de oudere man via contemplatie komen tot de hogere schoonheid van de ziel en ten slotte de eenheid met God bereiken.  Zo was hij in staat  zijn homosexuele gevoelens te verzoenen met zijn christelijk geloof.

 

Santa Maria Maggiore

Naast Vaticaanstad bezit de Heilige Stoel ook het buitenverblijf Castel Gandolfo en de kerken Sint-Jan van Lateranen, Santa Maria Maggiore en Sint-Paulus buiten de muren.

De Santa Maria Maggiore is de grootste van de ongeveer tachtig kerken die in Rome aan de maagd Maria zijn gewijd en is bovendien een pauselijke basiliek, wat betekent dat de paus er een eigen altaar heeft. Ze is gebouwd op de Esquilijnheuvel op 700 meter van het Centraal Station Termini en een van de officiële bedevaartsoorden in Rome. De oorspronkelijke kerk dateert uit de vijfde eeuw en werd gebouwd om het zogenaamde Theotokos te herdenken, het kerkelijke dogma uitgevaardigd door het concilie van Efese in 431 dat Maria niet alleen de moeder van Jezus van Nazareth is maar tevens de moeder van God (en ook nog eens onbevlekt ontvangen van de Heilige Geest). Ze is gebouwd volgens het oorspronkelijk grondplan van een gebedshuis dat zich bij de vroege christenen had gemodelleerd op een antieke basilica zoals die nog op het Foro Romano herkenbaar is : een langwerpige overdekte markthal  die door twee zuilenrijen wordt ingedeeld in een breed, hoog middenschip en twee smallere, lagere zijschepen. Het licht valt binnen door hoge ramen in het middenschip boven de zuilen. 

De kerk onderging verschillende verbouwingen in de twaalfde en dertiende eeuw. In 1740 kreeg Ferdinando Fuga van Benedictus XIV uiteindelijk de opdracht de huidige loggia met de beelden van Maria en enkele pausen en heiligen erbovenop voor de bestaande façade te bouwen en het interieur te vernieuwen. Jaarlijks draagt de paus hier op Maria Hemelvaartdag een mis op.  Aan het hoogaltaar mag enkel de paus of zijn vertegenwoordiger de mis opdragen. De Romaanse klokkentoren dateert uit de 14de eeuw en is met zijn 75 meter de hoogste van Rome. 

In de halve koepel van de apsis heeft de Franciscaan Jacopo Torriti in 1295 de kroning van Maria door Jezus in prachtige mozaïeken afgebeeld. In de onderste stroken van de koepel wordt het leven van Maria verteld.  De triomfboog voor de apsis is zelfs nog bekleed met oorspronkelijke mozaïeken uit de 5de eeuw en vermeldt ene Xystus (Sixtus III) als opdrachtgever van de basiliek. Links en rechts van de boog vertellen ze het verhaal van de geboorte van Christus.  

Santa Maria Maggiore: Kroning van Maria door Jezus, mozaïek van Jacop Torriti in apsis

Het renaissancistische cassetteplafond van het middenschip dateert uit het einde van de vijftiende eeuw en is een ontwerp van Giuliano da Sangallo. Volgens de overlevering is het bladgoud op het plafond afkomstig van het pas ontdekte Amerika en geschonken door de Spaanse vorsten aan de eveneens Spaanse familie Borgia, die toen een paar pausen leverde. Boven het architraaf die op Ionische zuilen rust, worden in mozaïeken scènes uit het oude testament getoond. 

Reusachtige kapellen

Aan beide zijschepen werden telkens drie reusachtige kapellen toegevoegd in de zestiende en zeventiende eeuw. Twee rijk versierde kapellen zijn aan de pausen Sixtus V (de Capella Sistina) en Paulus V (de Capella Paolina) gewijd en kregen elk een koepel, die boven het schip uitsteekt. Boven het altaar van de Paolina hangt de Salus Populi Romani, een icoon met een Maria-afbeelding uit de vroege middeleeuwen die beschermt tegen epidemieën.

 

Santa Maria Maggiore: Salus Populi Romani, icoon in de Capella Paolina

 

Paus Franciscus, alias Jorge Mario Bergoglio, die op 21 april 2025 overleed, koos ervoor om in de Santa Maria Maggiore te worden begraven, maar dat is niet de traditie.  De meeste pausen liggen begraven in de Vaticaanse grotten onder de Sint-Pietersbasiliek in Vaticaanstad. Er werden voor Franciscus slechts zeven pausen begraven in de Santa Maria Maggiore.

San Giovanni in Laterano

Ongeveer anderhalve kilometer zuidwaarts vanaf de Santa Maria Maggiore doorheen de Via Merulana komt men bij de belangrijkste pauselijke basiliek, San Giovanni in Laterano of Sint-Jan van Lateranen. Hoe belangrijk ze is wordt meteen duidelijk gemaakt op de gevel waar te lezen staat ‘Sacrosancta lateranensis ecclesia omnium urbis et orbis ecclesiarum mater et caput’ (Allerheiligste kerk van Lateranen, moeder en hoofd van alle kerken van de stad en de wereld). Ze is de kathedraal van het bisdom Rome, waar de paus bisschop is en staat in de hiërarchie bijgevolg boven de Sint-Pietersbasiliek. Hier werden tot in 1870 de nieuwe pausen gekroond. Met haar vijf schepen en 130 meter lengte is ze enorm, maar toch nog steeds kleiner dan de Sint-Pieters. Ze is de aartsbasiliek gewijd aan de ‘Sanctissimi Salvatoris ac Sancti Ioannis Baptistae et Ioannis Evangelistae’, aan de allerheiligste Verlosser en aan Johannes de Doper en de evangelist Johannes. 

Aartsbasiliek en pauselijk paleis

De oorspronkelijke basiliek dateert uit de vierde eeuw na het edict van Milaan in 313. Het was paus Sylvester I die in 324 de opdracht gaf voor de bouw van de ‘aartsbasiliek’ of’moederkerk’ en het pauselijke paleis ernaast. Omdat dit gebeurde op de grond van de Romein Plautius Lateranus kreeg ze de naam San Giovanni in Laterano. 

Het Lateranenpaleis naast de basiliek zou door alle pausen worden bewoond tot de paus in 1309 naar het Palais des Papes in Avignon verhuisde. De basiliek en het paleis liepen grote schade op na twee zware branden in de veertiende eeuw, zodat de pausen gedwongen werden elders onderdak te zoeken. 

San Giovanni in Laterano: Apsis met mozaïek van Jacopo Torriti; evangelisten, Maria en Johannes De Doper

 

In de zestiende eeuw werd de basiliek heropgebouwd onder architect Domenico Fontana en werd ook op de plaats van het oude Lateranenpaleis een nieuw gebouw opgetrokken. In 1646 kreeg Francesco Borromini de opdracht van paus Innocentius X om het ontwerp van de basiliek aan te passen.  Zijn belangrijkste ingreep was de creatie van een breed middenschip als een aula met niches waarin later theatrale beelden van de twaalf apostelen werden geplaatst. Boven de niches beeldhouwde Alessandro Algardi bas reliëfs die scènes uit het nieuwe en oude testament voorstellen. In de apsis vooraan dateert de mozaïek met de vier evangelisten, Maria en Johannes De Doper tegen een gouden achtergrond uit het eind van de dertiende eeuw en is van de hand van dezelfde Franciscaan Jacopo Torriti die de mozaïek in de Santa Maggiore creëerde. Hij werd bijgestaan door een andere Franciscaan, Jacopo da Camerino. De afbeelding van de Verlosser tussen de engelen in de hoogste sferen zou echter nog uit de vierde eeuw stammen. 

 

San Giovanni in Laterano: Het brede middenschip met beelden van de apostelen in niches van Borromini

De monumentale neoklassieke façade die meer van een paleis dan van een kerk heeft is een ontwerp van Alessandro Galilei en werd pas in 1735 voltooid. Onder de vijftien beelden van zeven meter die boven op de dakbalustrade prijken zijn Johannes De Doper en de Evangelist en enkele kerkvaders te zien. Centraal met kruis staat de Verlosser.

San Giovanni in Laterano: façade

Baptisterium uit vierde eeuw

Heel bijzonder is de oorspronkelijke achthoekige doopkapel of baptisterium van de basiliek uit de vierde eeuw. Ze staat los van de basiliek en heeft ook binnenin een achthoekige structuur met acht porfieren zuilen rond de doopvont die een architraaf ondersteunen.

 

San Giovanni in Laterano: Achthoekig Baptisterium