Donderdag 1 september: via Benevento naar de provincie Avellino

 

‘s Nachts regent het met tussenpozen  en als ik ‘s morgens wil vertrekken, begint het opnieuw hevig te plenzen. Mijn was, die ik heb opgehangen in mijn kamer, voelt nog vochtig aan en zelfs niet met de haardroger droog te krijgen. Er zit niets anders op dan ze in een plastic zak bovenaan in mijn fietszak te stoppen en te wachten tot de zon weer doorbreekt om ze te drogen. Wachten heeft geen zin, want wat als het de hele dag regent? Nat word ik vandaag toch, en ik troost me met de gedachte dat  eenmaal doorweekt je niet nog natter kunt worden. Natter dan nat is ook nat. Mijn I-pad, mijn telefoon en kleren droog houden, dat is het belangrijkste. Ik stop ze onderaan in mijn waterdichte fietszakken, die ik goed dichtgesp, zodat het water nergens tussen kan. Aanvankelijk regent het nog bedaard, maar naarmate ik Benevento nader, wordt de bui heviger en krijg ik om de haverklap ongevraagd het  opspattende water van de voorbijrijdende vrachtwagens over me heen. Het is ook klimmen geblazen en voor ik de stad binnenrijd moet ik nog enkele gevaarlijke kruispunten oversteken. Als ik uiteindelijk na een uur de stad binnenrijd, voelt het aan alsof ik al een halve dag heb gefietst. De regen is nu gelukkig opgehouden en als het regent in het zuiden is het gelukkig niet ook nog eens koud. Als de zon nu eens kon doorbreken, dan drogen shirt en broek van polyester snel. Maar dat is niet het geval. Ik trek een droge shirt aan, want hier in de stad wil ik een en ander bekijken. Wat geschiedenis om monumenten te kunnen situeren is hier aangewezen, want Benevento was een aanzienlijke kolonie onder de Romeinen en ongeveer de belangrijkste stad van Zuid-Italië in de vroege middeleeuwen. Romeinen, Byzantijnen, Longobarden en Normandiërs waren hier achtereenvolgens aan de macht. 

 

Triomfboog van Trajanus in Benevento

Triomfboog van Trajanus

Tijdens de Punische oorlogen in de derde eeuw voor Christus was Beneventum al een Romeinse kolonie. Tiberius Gracchus versloeg er de Carthaagse generaal Hanno. Keizer Augustus (1ste eeuw AD) breidde de kolonie uit en schonk er grond aan veteranen uit zijn legioenen. Beneventum lag op de  Via Appia, die vanuit Rome over Capua naar Beneventum  liep en hier splitste in de oostelijke Via Traiana naar Ariano Irpino en de zuidoostelijke naar Venusia (het huidige Venosa) en Tarentum (het huidige Taranto). Bij de ingang van de stad liet de Romeinse senaat in 114 AD een triomfboog optrekken ter ere van de populaire keizer en veldheer Traianus met bas reliëfs die zijn leven vertellen en die zijn veldslagen en veroveringen vereeuwigen.  Trajanus onderwierp de koning van Dacië - het huidige Roemenië - plunderde diens goudvoorraad en trok er  gebouwen mee op in Rome en bezorgde zijn inwoners spelen en vertier. Hij stichtte in Dacië ook volop Romeinse kolonies waarvan de huidige Roemenen de nakomelingen zijn. Verder voerde hij oorlog tegen de Parthen en breidde het Romeinse Rijk uit met de provincies Armenia en Mesopotamia. De campagne in Dacië staat ook nog eens uitvoerig afgebeeld op de spiraalvormige bas reliëfs van de 30 meter hoge triomfzuil voor Trajanus in het bekende forum van Trajanus in Rome. De architect van de triomfboog in Benevento was trouwens dezelfde als die van het Forum Traianum in Rome: Apollodorus van Damascus.  Traianus stierf in 117 na Christus. Door zijn verdraagzaamheid tegenover de christenen werd deze heidense keizer door christelijke geschiedschrijvers als Edward Gibbon steevast als een ‘goede’ keizer afgeschilderd. Zijn opvolger Hadrianus schonk Benevento een reusachtig theater met een cavea of tribune voor 15.000 toeschouwers en met een diameter van 90 meter, dat in het westelijke deel van de stad ligt. Vandaag is het voldoende gerestaureerd om er regelmatig concerten en opvoeringen te laten doorgaan. Capua en Beneventum waren op dat ogenblik de twee grootste steden van Zuid-Italië. 

Romeins theater, Benevento

Hoofdstad van Longobardia Minor

Benevento is het best bekend als de hoofdstad van de Longobarden in Zuid-Italië en het laatste Longobardische bolwerk dat tot in de 11de eeuw standhield. De Longobarden (‘lang bebaarde mannen’) of Lombarden waren een Germaanse stam die volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus in de eerste eeuw AD bij de monding van de Elbe woonden. Geleidelijk aan migreerden ze in de vierde en vijfde eeuw naar het zuidelijker gelegen Saksen, daarna naar Oostenrijk (Rugia) en Hongarije (Pannonia). Toen ze vanuit het oosten opgejaagd werden door de Avaren, vielen ze in de zesde eeuw Italië binnen en veroverden de Povlakte, waar ze in 572 Pavia innamen en er hun hoofdstad vestigden. Daarna stootten ze door naar het zuiden en drongen de Byzantijnen terug naar de zuidelijke gebieden Puglia, Calabrië, Sicilië en Sardinië, maar ze lieten de streek rond Ravenna en Rome onaangeroerd. Lombardische krijgsheren zwaaiden over het veroverde territorium de scepter. Ze onteigenden de Romeinse aristocratie en dwongen de kleinere boeren een deel van hun productie af te staan. Het Romeinse recht werd officieel vervangen door de 400 wetten uit het edict van Rothari, die de gelijknamige koning in de zevende eeuw uitvaardigde, dat sporen droeg van het Germaanse stammenrecht en de bevolking indeelde in vrije mannen, half-vrije mannen en horigen.

Maar ook de invloed van de paus op het Longobardische koningshuis was niet onaanzienlijk. Zendelingen uit Byzantium bleven de heidense en Ariaans-christelijke Longobarden kerstenen en in 653 zwoer koning Aripert I het Arianisme af en bekeerde zich in Pavia tot het katholieke geloof, dat meteen tot officiële godsdienst werd gepromoveerd. Kloosters wonnen aan invloed zodat tegen het einde van de zevende eeuw het hele Lombardische gebied bekeerd was en ingedeeld in bisdommen. De Longobardische minderheid assimileerde gaandeweg met de oorspronkelijke Romeinse bevolking en nam de taal en de gewoonten over. Maar het grondgebied tussen het Noordoostelijk gelegen Ravenna en Rome, waar de paus verbleef, sneed het Longobardische rijk middendoor en was een doorn in het oog van de koning die in Pavia resideerde. Toen hij aanstalten maakte om Ravenna te veroveren, zocht de paus steun bij de Karolingische Franken. Eerst versloeg de Frankische koning Pepijn De Korte de Longobarden en bij een tweede inval in de pauselijke gebieden maakte diens zoon  Karel De Grote korte metten met de Longobardische expansiedrift. Hij  versloeg ze, gaf de veroverde gebieden terug aan de paus en riep zichzelf uit tot koning van de Longobarden in 772. In 800 kroonde paus Leo III Karel De Grote als wederdienst tot Keizer van het Heilig Roomse Rijk, waarmee het katholieke West-Romeinse Rijk min of meer een hergeboorte beleefde.

Maar in Zuid-Italië bleef een Longobardisch hertogdom met centrum Benevento bestaan tot in de 11de eeuw, het zogenaamde Langobardia Minor. Het erkende het gezag van Pavia niet, ging op eigen houtje gebieden veroveren op de Byzantijnen en vaarde zijn eigen koers. Toen het Lombardische rijk onderworpen werd door Karel De Grote in 772, werd hertog Arechis II van Benevento diens vazal en kreeg de titel van prins in het Frankische Rijk. In ruil stond hij gebieden af aan de Pauselijke Staten.

De hertogen wisten met wisselend succes hun hertogdom uit te breiden met de westelijke prinsdommen Capua en Salerno en in de tiende eeuw voegde Pandolfo Testa di Ferro daar het noordelijk gelegen hertogdom Spoleto  aan toe. Maar de vele lokale oorlogen onder elkaar verzwakten de hertog- en prinsdompjes uiteindelijk, zodat de Duitse keizer Heinrich III in 1047 zowel Capua als Benevento veroverde en het aan Paus Leo IX schonk. Vanaf toen behoorde Benevento tot de Pauselijke Staten.

La Rocca dei Rettori

De paus liet begin vijftiende eeuw Benevento besturen door de zogenaamde retori of pauselijke gouverneurs die hier in het Castello, ook wel La Rocca dei Rettori hun zetel hadden. De Rocca is het hoogste punt van de historische stad en is het resultaat van de verschillende ingrepen die er in de loop van de geschiedenis zijn gebeurd. In de muren zijn Romeinse elementen verwerkt, aangezien hier in de Romeinse tijd een castellum aquae stond die verbonden was met een aquaduct. Er staat op de Piazza del Leone ernaast een middeleeuwse marmeren leeuw op een voetstuk met inscripties uit de Romeinse tijd die eer betonen aan de Samnieten, waarvan hier ook grafstenen zijn gevonden, en een bronzen standbeeld van keizer Trajanus, een kopie van een marmeren origineel. In het parkje achter het Castello staan Romeinse zuilen van de Romeinse kolonie die hier was gevestigd. De Rocca staat aan het begin van de Corso Garibaldi, de centrale as van de stad, waarlangs alle bezienswaardigheden liggen. 

De kathedraal of de Duomo ligt aan het andere uiteinde van de Corso en is volledig heropgebouwd na de Tweede Wereldoorlog. In de zware Amerikaanse bombardementen op de stad werd ze in 1943 vernield, terwijl haar oorsprong teruggaat tot de 8ste eeuw onder de Longobardische hertog Arechi II. De oorspronkelijke dertiende-eeuwse stijl werd gerespecteerd in de vierkanten klokkentoren en de façade met zes arcaden onder Romaanse bogen, Romeinse zuilen, kapitelen en twee rozetten boven de drie ingangen. De hoofdingang wordt afgesloten door een prachtig bewerkte bronzen poort, die wordt geflankeerd door stijlen met basreliefs en florale versieringen. De voorgevel en de klokkentoren zijn opgetrokken uit grote blokken witte marmer. 

 

Duomo van Benevento

 

Maar het pronkstuk langs de Corso Garibaldi is de Santa Sofiakerk met zijn zeshoekig grondplan en zijn koepel en erkend als Unesco werelderfgoed. Ze gaat terug tot 768, toen ze werd gebouwd in opdracht van de Lombardische hertog Arechis II naar het voorbeeld van de Hagia Sophia in Constantinopel. Na de aardbeving van 1688 kreeg ze op vraag van paus Benedictus XIII een barokke gevel. Binnenin wordt de koepel gedragen door tien concentrisch opgestelde zuilen. Er zijn ook nog steeds fresco’s uit de achtste en de negende eeuw bewaard gebleven die de aardbeving overleefd hebben onder meer over de Aankondiging van de Engel aan Maria en het Bezoek van Maria aan Elisabeth.

Wanneer ik voor de Santa Sofia komt er een trouwpaar naar buiten. Alle aanwezigen zijn feestelijk uitgedost en de complimenten en gelukwensen vliegen heen en weer. Het opzichtig gepronk en de uitgelaten stemming verandert opeens in kreten en geroep wanneer het opnieuw begint te regenen. Sommigen vluchten de kerk weer binnen, anderen haasten zich naar de cabrio-auto’s die voorrijden. De bedoeling was het te vieren met een open dak waarschijnlijk, maar dat zal voor een andere keer zijn. Wanneer de stoet vertrokken is neem ik een vluchtig kijkje in de kerk, maar lang kan ik mijn fiets niet alleen laten. Ik rij snel naar een schuilplaats onder de arcaden. Dat treft, hier is een bar open en ik neem een capuccino.

Gelukkig regent het niet lang, maar veel tijd valt er niet te verliezen, want er staan vandaag meer dan 1000 hoogtemeters op het programma. Ik heb een agriturismo geboekt bij Paternopoli, een stadje in de heuvelachtige uitlopers van de Apennijnen. Mijn kleren drogen zal bijgevolg onderweg moeten gebeuren. Ik spreid enkele kleurige shirts op mijn fietszakken onder de snelbinders en vertrek langs de SP52 naar het zuidoosten, richting San Giorgio in Sanio. De Strade Statale 7 is de oude Via Appia en is nogal recht, dus, vermoed ik, weinig klimwerk. Maar niets is minder waar. Het gaat al meteen van 130 naar 400 meter over 12 km. Wanneer ik in San Giorgio aankom, sla ik mijn voorraad water en belegde broodjes in. De zon schijnt nu fel en ik gebruik mijn fiets tijdelijk als droogrek voor mijn halfdroge was en mijn natte shirts die ik vanmorgen droeg. Ik lunch op een zitbank bij de dorpsfontein. De was is op een half uur droog in de blakende zon.  Vanaf hier gaat het bergop en bergaf van het ene heuveltopstadje naar het andere langs de Strade Provinziale 52, 100 en 39, met valleien daar tussenin tot aan mijn  eindbestemming van die dag, een agriturismo op 650 m hoogte in Paternopoli. Van San Giorgio door de vallei van de fiume Calore naar Taurasi. Vandaar naar Sant’Angelo all’Esca, opnieuw door de vallei van de Calore, naar  Luogosano en ten slotte naar Paternopoli. 

Avellino: rijke provincie

In de landelijke provincie Avellino is de bevolking  relatief welstellend. Avellino is de rijkste provincie van de hele regio Campanië, heb ik geleerd uit plaatselijke  statistieken, maar of dat veel voorstelt, is nog maar de vraag, want het gemiddelde bnp per hoofd van de bevolking in Campanië, gemeten naar koopkracht, is niet eens half zo hoog als het gemiddelde bnp/inwoner in Lombardije, de regio rond Milaan. In de mezzogiorno zit het gemiddelde inkomen op het niveau van EU- landen als Portugal, Hongarije, Polen, Slowakije en Zuid-Spanje (data: eurostat), dwz gemiddeld 25 à 50% onder het Europese gemiddelde, terwijl Noord-Italië, net als Vlaanderen een eind boven dat gemiddelde uitkomt.Het geeft een idee van de kloof tussen Noord- en en Zuid-Italië. 

De provincie overlapt min of meer met het Romeinse gewest Irpinia waar toen al sprake was van wijnbouw. Vandaag wordt hier de bij ons weinig bekende witte kwaliteitswijn van de Fiano-druif gemaakt: de Fiano di Avellino. Van de plaatselijke Aglianico-druif wordt rode wijn gemaakt genoemd naar het stadje waar ik doorheen ben gefietst: de Taurasi. De Taurasi leent zich uitstekend tot verder rijpen in vaten en kan nog jarenlang worden bewaard tot hij zijn ideale leeftijd van 8 à 10 jaar heeft bereikt. Voor excellente wijn zitten alle omstandigheden hier mee: een kalkhoudende bodem, een ideaal klimaat met grote verschillen tussen dag- en nachttemperatuur door de hoogte waarop het gebied is gelegen en hellingen voor de juiste exposure aan de zon en voor de waterafvoer.

 

Contrade

Bij valavond neem ik op de heuvels enkele minuten de tijd om de omgeving in mij op te nemen. In de valleien hangen nevels na deze regenachtige dag. Op de groene hellingen wisselen wijngaarden, olijfgaarden, bosjes en boomgaarden elkaar af. In het westen verdwijnt de zon achter wat op een reusachtige tafelberg lijkt.  Daar ligt het Parco regionale del Partenio, dat zijn naam ontleent aan de partenio, een met chrysanten verwante bloem die een kamille-achtige geur verspreidt. Om de haverklap staan borden met de gegevens van een of ander verkooppunt voor olijfolie of wijn naast de weg. In borgo’s als Taurasi  en Paternopoli hebben de contrade (mv van contrada), de wijndomeinen, een naam.  Contrade zijn op het Zuid-Italiaanse platteland afgebakende domeinen van wijngaarden, terwijl contrade in de steden van midden-Italië zoals Sienna gewoon 'buurten' zijn. Toeristen die ver van het massatoerisme contact willen leggen met de lokale gemeenschap van wijn- en olijfboeren of schapenhouders kunnen hier terecht in de vele agriturismi en case agricole.

Zondvloed

Maar de vredige rust van de vallende avond is slechts schijn, achter de bergen in het westen komen weer donkere wolken opzetten en ik haast me weer op weg. Even voorbij Sanoluogo, net voor ik de vallei van de Calore induik, krijg ik nog maar eens een hevige bui over me heen. Helaas, in deze landelijke omgeving zijn de schuilplaatsen schaars. Aan mijn rechterkant merk ik een boom met een wijde kruin en een opvallend dicht bladerdek met een zitbankje eronder vlakbij een 'sorgente', een bronnetje. Liever traag nat worden onder die boom dan een douche op mijn fiets, gaat het door me heen. Na een vijftal minuten beschutting begint het water ook door de bladeren te sijpelen en stroomt het over mijn regenjasje en mijn fietstassen. Een uur lang moet ik daar onder die boom blijven staan voor de lucht weer begint op te klaren en het regengordijn langzaam opentrekt en weer toelaat om verder te kijken dan de overkant van de weg. Ik ben intussen even nat als indien ik onder de blote hemel in de gietende regen was blijven staan. Alleen ben ik trager nat geworden. Maar sowieso zou fietsen in deze zondvloed nooit zijn gelukt. Het water stroomt in beken langs twee kanten van de weg de vallei in. Ik kan alleen op de rug van het middenstuk van de weg rijden, links en rechts is alles onzichtbaar door de stromen bruin water die van de helling lopen.  Als ik na enkele kilometers beneden aan de rivier kom, staat de brug onder water. De kolkende rivier stroomt er gewoon overheen. Twee auto’s staan stil en maken rechtsomkeer. Een boer met zijn tractor riskeert het wel. Ik volg hem te voet naast mijn fiets, wadend door het water. Op een plaats, halfweg de brug moet ik mijn fietszakken losgespen en bovenop mijn fiets plaatsen. Als ik de grond weer voel stijgen, besef ik dat de oversteek gelukt is. Mijn voeten soppen in mijn sneakers.

Paternopoli

Ik begin de beklimming naar Paternopoli. Door de bui heb ik een uur vertraging opgelopen en zal ik in het donker moeten zoeken naar mijn agriturismo, ginder hoog in de heuvels. Ik vloek luidop met alleen de vele kapelletjes van de heilige maagd als getuige.

Voorbij Paternopoli op de SP 164 naar Castelfranci zoek ik naar de landweg die naar mijn agriturismo leidt. Overal aanwijzingen naar aziende vinicole, wijnproeverijen en hier en daar een bord dat een agriturismo aankondigt, maar degene die ik zoek is daar niet bij. De weg blijft stijgen tot ik een vijftal kilometers voor Castelfranci op de linkerkant een aanwijzing vind. Ik rij de steile landweg op  en als ik helemaal boven kom, arriveer ik bij een domein met een bord Azienda San Michele, maar van een bord ‘agriturismo’ geen spoor.

Azienda, maar geen agriturismo

Ik ontwaar de silhouetten van een gebouw, maar er valt nergens licht te bespeuren. Hier is het dus niet, denk ik. Ik vermoed dat de agriturismo verderop ligt en rij verder tot ik een vrouw op haar veranda opmerk en haar toeroep: Signora, Lei conosce il agriturismo San Michele?” “Si, è passato da loro casa”, roept ze me terug. Zou het dan toch die Azienda bij dat bord geweest zijn? Pero, nessuno è a casa, zeg ik. E normale, non vivono li, antwoordt ze. Het begint me te dagen, er zijn geen andere gasten en dan blijven de eigenaars ook niet in hun gastverblijf. Ik bedank haar, ik rij terug en bel de heer des huizes op die inderdaad antwoordt en zegt dat hij zijn zoon zal sturen. Na 20 minuten verschijnt een vriendelijke jongeman, gaat zitten achter een geïmproviseerd bureau en we regelen de nodige formaliteiten. Ik neem meteen een douche en spoel de stress  van me af. Mijn rechterkuit vertrekt in een kramp. Ditmaal heb ik wel mijn limieten opgezocht, maar het weer was een onvoorziene spelbreker. Het idee dat ik mijn bestemming niet had gevonden en hier hoog in de heuvels in een dunne slaapzak de nacht had moeten doorbrengen in het beste geval in een stal of gewoon in een bosje, doet me huiveren.  Ik check mijn I-pad even, gelukkig is er hier mobiel internet en bovendien ook nog eens wifi, zelfs in dit godvergeten gat. Ik overloop de route die ik heb genomen op Google maps.  Alles samen heb ik die dag 1350 hoogtemeters geklommen, veel meer dan ik vooraf ooit kon bevroeden. Een stekende kramp schiet weer in mijn kuit. Ik drink mijn drinkbus leeg en zoek naar het enige broodje dat me rest in mijn fietszakken, was mijn natte kleren en hang ze overal in mijn kamer  te drogen op de kleerhangers die ik in de kleerkast vind.