Rome: langs kerken, palazzi, fonteinen, obelisken en andere monumenten
Il Vittoriano, een kolossale seculiere tempel
Wie voor het eerst in Rome komt, heeft de neiging om de Piazza Venezia als het epicentrum en het centrale oriëntatiepunt voor de verdere verkenning van de stad te beschouwen. Het is niet alleen een rotonde waar de grote verkeersaders (Via del Corso, Via dei Fori Imperiali, Via 4 Novembre, Via del Teatro di Marcello) samenkomen, hier staat ook het meest in het oog springende monument uit de wijde omgeving, het neoclassicistische Monumento a Vittorio Emanuele II, de eerste koning van het eengemaakte Italië. Het monument, kortweg Il Vittoriano genoemd, is opgevat als een seculiere tempel voor de Italiaanse natiestaat en is gebouwd op een flank van de Capitolijnse heuvel. Het imponeert door zijn kolossale omvang -119 meter breed en 81 meter hoog. Door het hagelwitte marmer - Botticino-marmer uit de streek van Brescia - waaruit het is opgetrokken, springt het zo fel in het oog dat het van ver te zien is op de lanen die ernaartoe lopen. Victor Emmanuel II kreeg er een bronzen ruiterstandbeeld van 12 meter op 12, dat op een voetstuk rust. Via verschillende trappenpartijen, frontaal en zijdelings, en via terrassen, die geconcipieerd zijn als een agora (marktplein) komt de bezoeker bij een zuilengalerij die een soort portiek (het sommoportico) omsluit. Met een lift kan men naar het panoramadak van de zuilengalerij gaan, waar een duizelingwekkend uitzicht wacht op het historisch centrum van de binnenstad ('Roma dal Cielo', 12 euro).
De gevleugelde Vittoria's van de eenheid en de vrijheid
Het ontwerp van dit reusachtige monument is van architect Giuseppe Sacconi en het werd tussen 1895 en 1911 gebouwd. Na de dood van Sacconi in 1905 namen andere architecten het project van hem over. Sacconi liet zich inspireren door de antieke oudheid. De galerij van korinthische zuilen en het Sommoportico bijvoorbeeld doen denken aan het Zeusaltaar van Pergamon in Turkije uit de tweede eeuw voor Christus dat zich momenteel in het Pergamonmuseum in Berlijn bevindt en dat net als Il Vittoriano door twee tempeltjes wordt geflankeerd. Op elk van die tempeltjes staat een wagenspan, een verwijzing naar de wagenspannen op de Romeinse triomfbogen. Het linkerwagenspan met de gevleugelde Vittoria van de eenheid stelt het eengemaakte Italië voor, het rechterwagenspan met de gevleugelde Vittoria van de vrijheid, de bevrijding van de vreemde machten. Het ruiterstandbeeld van Victor Emmanuel II refereert aan het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius.
De verschillende beeldengroepen stellen allegorieën van de vaderlandslievende en natievormende deugden voor: onderaan Actie (rechts) en Denken (links).
Op het eerste terras staat de godheid Roma met de allegorie van het werk (links) en van het patriottisme (rechts) en het graf van de Onbekende Soldaat in het midden. Een verdieping hoger, op het terras van het Altaar van het Vaderland zijn de allegorieën van links naar rechts: Kracht, Eenheid, Offer en Wet en bevindt zich de ingang tot het Museo del Risorgimento, het museum van de Onafhankelijkheidsstrijd.
Opgeklopt nationalisme
De massieve omvang van het monument was bedoeld om in het hart van het pauselijke Rome het kerkelijke patrimonium in de schaduw te stellen van Rome als nieuwe hoofdstad van de natie. Voor de bouw van het monument werd eind negentiende eeuw ook een hele middeleeuwse wijk met de grond gelijk gemaakt. De Torre di papa Paolo III, het Fransciscanenklooster van de Ara Coeli met zijn kloostergang, huizen van Giulio Romano en Michelangelo en andere renaissance palazzi moesten eraan geloven. Overigens is lang niet elke Italiaan opgetogen over het megalomane monument en al zeker niet over de negentiende-eeuwse esthetische keuzes die zijn gemaakt. De Bruidstaart of de Schrijfmachine wordt het soms smalend genoemd. Het baadt wat teveel in het opgeklopte nationalisme van de negentiende eeuw en wat erger is, het wordt vaak geassocieerd met het fascisme van Mussolini, die voor zijn eigen zaak maar wat graag het patriottisch nationalisme uit de negentiende eeuw probeerde te recycleren.
Palazzo Venezia, Mussolini''s werkplek
De associatie van het Vittoriano met het fascisme is ook een gevolg van Mussolini’s gewoonte om vanop het balkon van de eerste verdieping van het Palazzo Venezia zijn megalomane plannen uit te bazuinen aan de menigte die samentroepte op de Piazza Venezia. Na de verovering van Abessinië (Ethiopië) riep hij er op 9 mei 1936 het Italiaanse imperium uit als een soort wedergeboorte van het Romeinse imperium. In datzelfde jaar maakte hij de onzalige alliantie bekend met Nazi-Duitsland. Op 10 juni 1940 verklaarde hij er de oorlog aan Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en kondigde hij aan dat Italië samen met Duitsland ten oorlog zou trekken. In het Palazzo zelf vestigde hij de zetel van zijn regering en bracht er zijn eigen kantoor in onder. De Gran Consiglio del Fascismo hield zijn bijeenkomsten in de Sala del Mappamondo.
Een geschenk van de paus aan de republiek Venetië
Het Palazzo Venezia is een van de oudste renaissancegebouwen in Rome. Het oorspronkelijke palazzo werd gebouwd door kardinaal Pietro Barbo in 1455 tegen de basiliek van San Marco Evangelista al Campidoglio, een basiliek die oorspronkelijk dateerde uit de vierde eeuw na Christus, maar verschillende keren werd vernield en heropgebouwd. Toen Barbo later paus Paulus II werd, liet hij het Palazzo uitbreiden en de kerk in renaissancestijl verbouwen. De kerk bevat een prachtige negende-eeuwse mozaiek van de zegenende Chistus in de apsis. In de zestiende eeuw schonk paus Pius IV het Palazzo aan de republiek Venetië. In de negentiende eeuw kwam Venetië onder Oostenrijks bewind en werd het Palazzo Venezia de zetel van de Oostenrijkse ambassadeur en bleef dat tot in 1916, toen Italië het nationaliseerde als vergelding voor de Oostenrijkse bombardementen op Venetië in de eerste Wereldoorlog.
Palazzo Venezia
Verzekeraar bouwt een kopie van Palazzo Venezia
Aan de overkant van de piazza staat een kopie van het Palazzo Venezia. Het werd in 1906 opgetrokken door de Assicurazioni Generali SpA, de grootste verzekeringsgroep van het land en maakte deel uit van het project dat architect Giuseppe Sacconi voor de hele piazza had uitgetekend. Bij de opgravingen werden ongeveer 7 meter onder het straatniveau enkele insulae blootgelegd, een soort flatgebouwen van ongeveer 20 meter hoog uit het antieke Rome met een vijftal bouwlagen, waarvan drie in steen en twee in hout. De kamers hadden geen keuken en de bewoners moesten water halen bij de fonteinen en openbare toiletten gebruiken. De archeologische vondsten die bij de opgravingen werden blootgelegd, heeft Generali in een museum ondergebracht en er een educatieve videorondleiding rond opgebouwd over het leven in de antieke tijd. Het museum (radicidelpresente.it) ambieert de wortels van het Romeinse verleden bloot te leggen.
Rome: wat renaissance en heel veel barok
Naast het Pantheon, het Colosseum of het Foro Romano zijn er heus nog wel antieke Romeinse sites die niet overspoeld worden door hordes toeristen en verkopers van water of zonnebrillen zoals de Thermen, de catacomben, het mausoleum van Augustus enz. Maar wat geldt voor de antieke sites, geldt ook voor de drommen toeristen langs het parcours dat loopt van de Trevifontein over de Piazza della Rotonda met zijn Pantheon naar de Piazza Navona en het Campo dei Fiori. Het roept onzalige associaties op met de stromen toeristen in de Venetiaanse steegjes die schoorvoetend naar het San Marcoplein trekken. Spijtig, want het zijn allemaal bijzonder charmante en sfeervolle plekken… als je er de toeristen wegdenkt. Daarom is een bezoek aan Rome tussen oktober en april aangewezen.
Van middeleeuwse steegjes tot de bloeiende barok
In de Middeleeuwen was Rome een stadje met 30.000 tot 50.000 inwoners dat gekrompen was tot een zone rond de Tiber en vlakbij Vaticaanstad. Daarvan zijn nu nog sporen terug te vinden in de onregelmatige behuizing en stratenpatronen van stadswijken als Trastevere, Campo dei Fiori en het Joodse ghetto Ebraico. Veel middeleeuws erfgoed heeft Rome dus niet. Dat veranderde in de renaissance wanneer de Kerk en adellijke families kerken en palazzo's begonnen op te trekken. De Sacco di Roma door de troepen van keizer Karel in 1527 was dan weer een nieuw dieptepunt en markeert zowat het einde van de renaissance. Maar tussen 1580 en 1750 kende Rome met dank aan de Kerk een culturele heropstanding. Rome moest visueel en monumentaal de aanwezigheid en de grootsheid van het katholieke geloof uitdragen na de godsdienstoorlogen tegen de gereformeerden, vonden de pausen en de rijke katholieke families. De bloei van de architectuur, de beeldhouw- en schilderkunst tijdens de Contrareformatie bezorgde het stadsbeeld met zijn honderden kerken en palazzi een dominant barok aanzicht.
De Spaanse Trappen, een Frans initiatief
Ik begin mijn tweede dag bij een andere toeristische hot spot: de Spaanse trappen. De Piazza di Spagna onderaan de Spaanse trappen dankt zijn naam aan de Spaanse ambassade bij het Vaticaan in het Palazzo Monaldeschi op dit plein. Blikvanger op het plein is de Fontana della Barcaccia (Fontein van de langboot), een werk van Pietro Bernini, vader van de beroemde Gianlorenzo, in opdracht van paus Urbanus VIII. Het beeldhouwwerk herinnert aan een boot die hier zou zijn terechtgekomen bij een overstroming van de Tiber.
De Spaanse trappen zijn aangelegd tussen de Piazza di Spagna en de Piazza Trinità dei Monti, een plein voor de gelijknamige kerk, die dertig meter hoger ligt. De kerk met zijn twee klokkentorens, gewijd aan de drievuldigheid, is gebouwd in de zestiende eeuw en is een van de vijf Franse kerken in Rome. Links van de kerk staat een klooster dat bewoond wordt door de Zusters van de Congregatie van Sacré-Coeur. De obelisk in rood graniet voor de kerk is een Romeinse kopie uit de tweede of derde eeuw AD van een obelisk uit de tuinen van de geschiedschrijver Sallustius, een tijdgenoot van Caesar.
De Franse ambassadeur bij de Heilige Stoel, Etienne Gueffier, die op de Piazza di Spagna woonde, liet in 1660 een deel van zijn nalatenschap na voor de bouw van de Spaanse trappen. De Franse kardinaal Mazarin wou het plan uitvoeren in combinatie met een ruiterstandbeeld van de zonnekoning Louis XIV op de plaats waar nu de obelisk voor de Trinità dei Monti staat, maar dat was niet naar de zin van het Vaticaan. Met meer dan een halve eeuw vertraging mocht Francesco de Sanctis de werken uitvoeren, waarbij hij zich inspireerde op de terrasvormige trappen van de Cortile del Belvedere van Bramante in het Vaticaan. In de details op de zuiltjes beneden aan de trap staan de Franse lelie en de arend en kroon uit het wapenschild van paus Innocentius XII verwerkt. Voor de aanleg van de trap liep er een zandweg naar de kerk.
Modehuizen
De trappen ondergingen al menigmaal een restauratie, de laatste keer op kosten van het luxemerk Bulgari dat vlakbij in de Via dei Condotti zijn winkel heeft. Wie overigens op zoek is naar haute couture, juwelen, handtassen of andere luxespullen kan hier terecht. Hier, tussen de Piazza di Spagna, de Via dei Condotti en de Via del Corso zitten ongeveer alle grote modehuizen samen: Dior, Saint-Laurent, Giorgio Armani, Hermès, Gucci, Ferragamo, Dolce&Gabana, Chanel enz. De Spaanse trappen zijn trouwens niet zelden de setting voor fotoshoots met modellen.
Keats-Shelley Memorial House
In een huis bij de Spaanse trappen overleed in februari 1821 de 25-jarige Engelse romantische dichter John Keats. In dat huis is nu het Keats-Shelley Memorial House gevestigd. Keats leed aan tuberculose en kwam op medisch advies en na aandringen van Percy Bysshe Shelley, die andere Romantic Poet, naar Italië wonen in de hoop dat het zachte klimaat een heilzame invloed zou hebben op zijn broze gezondheid. Keats vaarde in 1820 naar Rome met zijn beste vriend, de schilder Joseph Severn. Maar het mocht niet baten, hij stierf al een jaar later. Shelley woonde op dat ogenblik met zijn vrouw Mary (auteur van Frankenstein) in Pisa. Shelley, fel aangedaan door de dood van Keats, schreef het rouwdicht Adonais te zijner nagedachtenis en zou zelf een jaar later verdrinken in een storm bij de kust van Lerici (bij La Spezia). Over de laatste drie jaar van Keats' leven en zijn passionele liefde voor zijn buurmeisje Fanny Brawne maakte Jane Campion in 2009 de film Bright Star. De filmtitel verwijst naar een sonnet waarin Keats zijn gevoelens voor haar de vrije loop laat, waaruit dit fragment:
No — yet still stedfast, still unchangeable,
Pillow'd upon my fair love's ripening breast,
To feel for ever its soft swell and fall,
Awake for ever in a sweet unrest,
Still, still to hear her tender-taken breath,
And so live ever — or else swoon to death.
De Spaanse trappen en de Trinità dei Monti
Villa Borghese, park en museum
Vanop de Piazza di Spagna kan je alle richtingen uit, er is wel overal iets bezienswaardigs. Je kunt bijvoorbeeld de Spaanse trappen oplopen tot aan de Piazza Trinità dei Monti en dan links afslaan naar de Villa Medici, een zestiende eeuwse villa van de groothertog van Toscane met een grote geometrisch aangelegde, klassieke tuin met een obelisk in het midden. Het landhuis heeft twee torens en een uitvoerig met bas reliëfs versierde gevel en staat bovenop de heuvel van de Monte de Trinità. Momenteel biedt de villa onderdak aan een museum van beeldhouwwerken.
Wandel je onder een loodzware zon en ben je op zoek naar verkoeling en stromend water om je wat te verfrissen, blijf dan pal in noordelijke richting wandelen, dan beland je zo in de Villa Borghese, een groot, charmant park met best wat interessante plekjes.
Galleria Borghese: nationaal museum met renaissance- en barokkunst
De Galleria Borghese bijvoorbeeld, vandaag een nationaal museum met renaissance- en barokkunst, maar oorspronkelijk een pareltje van een villa die werd gebouwd en ontworpen voor Scipione Borghese, de neef van paus Paulus V, in het begin van de zeventiende eeuw. Er staan prachtige beelden van de topbeeldhouwer uit de barok Gianlorenzo Bernini en er hangen werken van de grote meesters van de renaissance en de barok : Rafaël, Leonardo da Vinci, Ghirlandaio, Correggio, Lotto, Perugino, Reni, Botticelli, Rubens, Van Dyck, Titiaan, Caravaggio enz. Scipione was niet alleen een mecenas van Bernini, hij verzamelde ook verwoed schilderijen van Caravaggio, waarvan er hier een achttal te zien zijn.
Maar ook de villa zelf, die oorspronkelijk de Villa Pinciana heette, is een kunstwerk op zichzelf. Hij werd destijds buiten de muren van de stad gebouwd en het hoofdgebouw werd ontworpen door de uit Utrecht afkomstige architect Jan van Santen of Giovanni Vasanzio, een assistent van Flaminio Ponzio. Het museum is vandaag eigendom van de Italiaanse staat, terwijl het park van de stad Rome is.
tempeltje van Asclepius
In dat park is er ook een meertje waar je zelfs kunt bootje varen tot aan de voet van de tempel van Escalupio of Asclepius, de Griekse god van de medicijnen, tevens zoon van Apollo en een beetje de dokter van de Olympos. De god heeft een standbeeld in het tempeltje dat een neoklassieke mini-imitatie is uit de 18de eeuw van de tempel van de godheid in het Griekse Epidaurus op de Peloponnesos.
Galleria Borghese, foto en logo museum
Piazza del Popolo
Van hieruit wandel ik terug zuidwaarts naar het Terrazza del Pincio, van waaruit ik een prachtig uitzicht heb op de ellipsvormige Piazza del Popolo, het plein achter de belangrijkste toegangspoort vanuit het noorden tot de stad: de Porta del Popolo, voorheen de Porta Flaminia. De Terrazza del Pincio maakt deel uit van de ommuring van het plein, waarop beelden prijken. In het midden van het plein staat een Egyptische obelisk die dateert uit de dertiende eeuw voor Christus bovenop een sokkel met waterspuwende leeuwen. Ooit stond de obelisk op de spina of het keerpunt van de renbaan van het Circus Maximus. Het laatste ontwerp van de Piazza del Popolo is van architect Giuseppe Valadier uit het begin van de negentiende eeuw. Aan weerskanten van het plein bouwde hij een fontein, een met de zeegod Neptunus omgeven door tritonen (half mens, half vis) en dolfijnen en een met de godin Roma in gezelschap van de wolvin en Romulus en Remus. Vanaf het plein vertrekken zuidwaarts drie straten: de Via del Babuino links die naar de Piazza di Spagna leidt, in het midden de Via del Corso die de piazza del Popolo met de Piazza Venezia verbindt en rechts de Via di Ripetta die naar de Tiber loopt.
Twee identieke kerken: Santa Maria dei Miracoli en Santa Maria di Montesanto
Als je vanaf de obelisk je blik naar het zuiden richt, dan merk je dat het begin van de Via del Corso geflankeerd wordt door twee identieke kerken: de Santa Maria dei Miracoli rechts en de Santa Maria di Montesanto links. Ze lijken wel elkaars spiegelbeeld: allebei hebben ze een Griekse-tempelportiek ondersteund door zuilen aan de voorkant en afgetekende beelden in de stijl van Bernini op de ballustrades bovenop het portiek, een majestueuze koepel met een torentje erbovenop en aan de kant van de via del Corso elk een klokkentoren. In de details zijn de verschillen niet gering: de koepel van de linkerkerk, de Montesanto telt twaalf ribben, die van de rechterkerk, de Santa Maria dei Miracoli, telt er acht en de klokkentoren van deze laatste is sierlijker dan die van de Montesanto. En binnenin is het verschil nog groter want de Montesanto heeft een elliptische vorm, terwijl de Miracoli rond is. Ze werden met enkele jaren tijdsverschil rond 1675 gebouwd. Volgens de overlevering zou een beeld van de Maagd Maria, dat zich in een kapel aan de Via del Corso bevond, een kind op een miraculeuze manier uit een rivier hebben gered, waarna bedevaarders het beeld kwamen vereren. Paus Alessandro VII liet de Santa Maria dei Miracoli bouwen door architect Carlo Rainaldi om het mirakel te herdenken. Het bewuste beeld bevindt zich sindsdien in de kerk.
boven: Terrazza del Pincio
onder: Santa Maria di Montesanto (links) en Santa Maria dei Miracoli (rechts)
Trevi-fontein
Langs de Via del Babuino loop ik terug naar de Piazza di Spagna en volg van hieruit de bewegwijzerde route via de Trevi-fontein naar de Piazza Rotonda en de Piazza Navona. De Trevi-fontein, op het kruispunt van drie straten, wordt gevoed door de Acqua Vergine, een van de Romeinse aquaducten die vanuit de oostelijke heuvels Rome van drinkwater voorziet. De Trevi fontein is naast de fonteinen op de Piazza della Rotonda, de Piazza Venezia, de Piazza di Spagna en de Piazza Navona een van de vele die door de Acqua Vergine worden gevoed. Zijn voorganger, de Acqua Virgo, voorzag Rome al in de eerste eeuw voor Christus van drinkwater. In 1730 kreeg de architect Nicola Salvi van Paus Clemens XII de opdracht om een fontein te bouwen, die hij integreerde in de achterkant van het Palazzo Poli. Het wervelende beeldhouwwerk in dynamische barokstijl, toont rechtopstaand in een centrale nis de zeegod Oceanus op zijn wagen in de vorm van een schelp. De wagen wordt getrokken door twee gevleugelde zeepaarden, met het bovenlijf van een paard en het onderlijf van een vis. Twee tritonen, met het bovenlijf van een mens en het onderlijf van een vis, mennen de paarden en een van hen toetert op een schelphoorn. Waarom de fontein jaarlijks vele miljoenen toeristen trekt is mij niet echt duidelijk. Wellicht door de iconische scène uit ‘La Dolce Vita’, een Fellini-film uit 1960, waarin Anita Ekberg in een dronken bui in haar avondjurk door het water van de fontein gaat waden en Marcello Mastroianni roept die haar prompt achterna komt. In een vrij onschuldige liefdesscène houdt het water van de waterval als bij toverslag op te stromen.
Of misschien is de populariteit van de Trevi te danken aan het gebruik om met de rug naar de fontein gekeerd en de ogen dicht achterwaarts over de schouder een muntstuk in het water te gooien en “Arrivederci Roma, tibi gratia volo, in tiberis aqua tua fluit" te prevelen. Wie dat doet komt ooit naar Rome terug, wil het bijgeloof. Het gebruik is ontstaan naar aanleiding van de Hollywoodfilm ‘Three coins in the Fountain’ van Jean Negulesco.
Helaas is ook de Trevi fontein een nachtmerrie voor wie liever niet in drommen toeristen terechtkomt. Wie wat verder van de fontein af staat, krijgt vooral toeristen te zien die zich op de eerste rijen in de meest onnatuurlijke poses wringen voor selfies en groepsfoto’s op Instagram of Tiktok.
Piazza Rotonda bij het Pantheon
De volgende piazza op de route is de Rotonda, een rechthoekig plein met een obelisk in het midden en heel veel terrasjes van restaurants en bars eromheen. Het is de piazza die uitkijkt op de voorkant van het Pantheon, waar vaak ellenlange rijen bezoekers staan aan te schuiven om binnen een kijkje te kunnen nemen. De rode marmeren Egyptische obelisk centraal op de piazza staat op een sokkel met vier marmeren dolfijnen midden in een zeventiende-eeuwse fontein. Met zijn achttiende-eeuwse terracotta- en okerkleurige palazzi eromheen is het een van de sfeervolste pleinen van de stad, zeker wanneer het geroezemoes tijdens de aperitivo bij valavond heel langzaam aanzwelt als in een amfitheater.
San Luigi dei Francesi en Caravaggio
Met de rug naar het Pantheon op de Piazza loop ik links de via Giustiani in en kom bij een kleine piazza links voor de tweede Franse kerk op mijn route, herkenbaar aan het Franse wapenschild met de lelies in het fronton: de Chiesa di San Luigi dei Francesi. De heilige Louis die zijn naam gaf aan de kerk was de Franse koning Louis IX, die in 1296 werd heilig verklaard. Het is een kerk met een renaissancistische gevel met nissen uit het begin van de zestiende eeuw, die weinig aandacht zou trekken, ware het niet dat in een kapel van de linkerzijbeuk drie topwerken van Caravaggio te bezichtigen zijn.
Caravaggio in de Contarellikapel
Caravaggio, voluit Michelangelo Merisi da Caravaggio, schilderde in opdracht van de Franse kardinaal Mathieu Cointrel drie scenes uit het leven van de heilige Mattheus, Cointrels patroonheilige: Mattheus en de Engel, de Roeping van Mattheus en het Martelaarschap van Mattheus. In dit laatste werk toont hij zich als de meester van het chiaroscuro, het clair-obscur, een stijl waarin hij school maakte. In ‘Het Martelaarschap van Mattheus’ valt het volle licht op de dramatische scène waarin de apostel door het zwaard van zijn belager zal sterven, terwijl de achtergrond, behalve de gezichten van enkele toeschouwers, in het duister verdwijnt. Het licht lijkt uit een of verschillende ramen in een donkere ruimte binnen te vallen. Tegen de gewoonte van de barokke stijl van de contrareformatie in schilderde hij de heilige en de figuranten naar modellen die hij in zijn tijd op straat zag, zeer naturalistisch dus. Alle idealisering zoals bij andere barokschilders is weggevallen. Wie de werken van Caravaggio wil zien moet weten dat de Contarellikapel met een minuterie wordt verlicht, die alleen weer aanslaat als de bezoekers bereid zijn er munten in te gooien. Men weze gewaarschuwd.
Caravaggio in de Basilica di Sant'Agostino en elders in Rome
Een ander werk, de ‘Madonna van Loreto’, van deze zelfdestructieve, onhandelbare maar magistrale schilder in Rome is te zien in de prachtige Basilica di Sant’Agostino in Campo Marzio tweehonderd meter noordwaarts van hier. De vijftiende-eeuwse basiliek heeft ook een fresco van Rafaël en werd in de 18de eeuw binnenin helemaal gerenoveerd volgens de barokke smaak van die tijd. ook in de Santa Maria del Popolo, eveneens een vijftiende-eeuwse Augustijnenkerk uit de renaissance, maar op de Piazza del Popolo aan de overkant van de tweelingen Santa Maria dei Miracoli en Santa Maria di Montesanto hangen twee topwerken van Caravaggio. Ze bevinden zich in de Cerasikapel en stellen ‘De kruisiging van Petrus’ en ‘De bekering van Paulus’ voor. Andere werken van Caravaggio in Rome zijn te bezichtigen in de Galleria Nazionale d’Arte Antica (‘Narcissus’ en ‘Judith onthoofdt Holofernes’) in het Palazzo Barberini en in de Galleria Borghese.
Caravaggio, Het Martelaarschap van Mattheus, Contarellikapel, San Luigi dei Francesi
Caravaggio, De Roeping van Mattheus, Contarellikapel, San Luigi dei Francesi
Piazza Navona, fonteinen van Bernini en Della Porta
We gaan de hoek om voorbij de Chiesa di San Luigi dei Francesi en we belanden op de Piazza Navona, wellicht na het Sint-Pietersplein het bekendste plein van Rome. De langwerpige piazza dankt zijn vorm aan het atletiekstadion uit de eerste eeuw AD dat keizer Domitianus hier liet bouwen. Paus Innocentius X liet op de plaats van het stadion in de zeventiende eeuw een piazza aanleggen en een palazzo bouwen voor zijn familie, de Pamphili, dat vandaag de residentie is van de Braziliaanse ambassade. Innocentius X is vooral bekend omdat hij op magistrale wijze werd geportretteerd door de Spaanse hofschilder Diego Velazquez. Driehonderd jaar later werd dat portret nog eens gebruikt voor vijftig varianten van een gekooide en/of schreeuwende paus door de moderne naoorlogse schilder Francis Bacon.
Sinds 1477 was de Piazza Navona een marktplaats, maar de markt verhuisde in de negentiende eeuw naar de Campo dei Fiori en heeft daar vandaag nog steeds dagelijks plaats. Wel is er op de Piazza Navona nog steeds een gezellige drukte met straatmuzikanten, portretschilders en -tekenaars, verkopers van prullaria voor toeristen, eetkraampjes en een paardenmolen. En het plein is omringd met de onvermijdelijke (prijzige) terrasjes. Met uitklapbare parasollen, want op dit boomloze plein kan het bloedheet zijn in de zomermaanden.
De blikvangers op deze piazza zijn drie fonteinen. Rome lijkt wel het rijk van de fonteinen, elke zichzelf respecterende piazza heeft er een. Maar fonteinen werden in die tijd niet louter ter verfraaiing van piazza’s ontworpen, ze stonden in voor de watervoorziening van de buurt. Waterleiding tot in de huizen bestond nauwelijks. Ze waren ook ontmoetingsplaatsen en een vast onderdeel van het sociale leven in de buurt.
Fontana dei Quattro Fiumi
De meest indrukwekkende van de drie staat in het midden: de Fontana dei Quattro Fiumi, de vierstromenfontein. Het is een werk van Gianlorenzo Bernini uit 1651 die in een wedstrijd de pauselijke opdracht in de wacht sleepte en zo zijn aartsrivaal Carlo Borromini de loef afstak. De vier beelden van riviergoden gezeten op de hoeken van een grote rots, zijn de allegorische voorstellingen van de vier rivieren, die op hun beurt de vier toen bekende werelddelen voorstellen: de Donau voor Europa, de Ganges voor Azië, de Nijl voor Afrika en de Rio Plata voor Amerika. De riviergod van de Donau, op het rechte pad, wijst naar het wapenschild met duif van Innocentius en de pauselijke tiara met de gekruiste sleutels van het hemelse rijk, die de eerste paus Petrus ooit kreeg. Opvallend is de verwilderde uitdrukking op het gezicht van de riviergod die Amerika voorstelt. Honderdvijftig jaar na de ontdekking van het werelddeel kleefde het christelijke Europa van toen nog altijd het stigma van heidense wilden op de autochtone bevolking van Amerika, zo blijkt uit dit beeld. Maar de riviergod zit ook op een berg munten, de rijkdom die Europa uit de nieuwe kolonies had weggesleept. De riviergod van de Nijl heeft een sluier over zijn gezicht, een allegorische voorstelling van het feit dat men toen nog steeds in het duister tastte over waar de rivier zijn bron had. De riviergod van de Ganges houdt een roeispaan vast alluderend op de bevaarbaarheid van de rivier. Bovenop de rots staat een obelisk die dateert uit de tijd van keizer Domitianus met daarbovenop een duif, het wapenschild van de familie Pamphili.
Fontana dei Quattro Fiumi, Gianlorenzo Bernini, drie van de vier riviergoden : de Donau, de Ganges (links) en de Nijl (rechts) met bovenaan de pauselijke tiara met de gekruiste sleutels tot de hemel
Fontane del Moro e del Nettuno
Ook in de Fontana del Moro aan de zuidkant van het plein had Bernini een inbreng. Hij beitelde het beeld van de Moor, een Afrikaanse man die vecht met een dolfijn. De vier Tritonen (half mens/half vis) die hem omringen en op hun hoorn blazen zijn van Giacomo della Porta, die de oorspronkelijke versie van de fontein ontwierp. Della Porta was een leerling van Michelangelo en werkte in de tweede helft van de zestiende eeuw, meer dan zeventig jaar voor Bernini. In 1573 kreeg hij de leiding over de bouw van de Sint-Pietersbasiliek in Rome. Maar in deze fontein zijn alle beelden kopieën, want de originelen zijn verhuisd naar het Lago del Giardino van de Villa Borghese. Ook de Neptunusfontein (Fontana del Nettuno) aan het andere uiteinde van het plein is een oorspronkelijk ontwerp van Giacomo della Porta, maar het beeld van Neptunus (Poseidon bij de Grieken) die vecht met een octopus is negentiende-eeuws, net als de Nereïden, zeenimfen uit de Griekse mythologie, en de cupido’s. Het is de tweede Neptunusfontein van Rome, want er staat er ook nog een op de Piazza del Popolo en ongeveer elke belangrijke stad van het toenmalige Italië had er een.
Fontana del Moro, Giacomo della Porta
Fontana delle Tartarughe, Giacomo della Porta, Piazza Mattei
Fontana delle Tartarughe
Vlakbij op de Piazza Mattei heeft della Porta nog een merkwaardige fontein ontworpen. Het is de Fontana delle Tartarughe, voor het Palazzo van de steenrijke Romeinse familie Mattei. Vier bronzen jongelingen gezeten op dolfijnen die water spuwen in marmeren schelpen lijken schildpadden op een marmeren schaal te duwen, zodat ze sneller bij het water kunnen in de schaal. De schildpadden zijn echter later toegevoegd door Bernini in opdracht van paus Alexander VII. Oorspronkelijk waren het dolfijnen.
San Carlo alle Quattro Fontane, meesterwerk van Francesco Borromini
Vooraleer we de grote kerk van de Piazza Navona, de Sant’Agnese in Agone, van naderbij bekijken, is een woordje uitleg over de meester van de barokarchitectuur, Francesco Borromini op zijn plaats. Borromini, een Italiaanssprekende Zwitser uit Ticino en Gianlorenzo Bernini, van oorsprong een Napolitaan, waren aartsrivalen. De meningen onder kunsthistorici verschillen, maar van hen beiden was Borromini zonder twijfel de meest innovatieve barokarchitect. Hij brak met de klassieke architectuurtraditie van de renaissance en experimenteerde met grillige geometrische vormen: golvende gevels en kroonlijsten, ovale en elliptische ruimtes en koepels. Om een blik te werpen op het typevoorbeeld van zijn gewaagde architectuur verhuizen we heel even naar de Quirinaalheuvel.
Vier muurfonteinen: Quattro Fontane
De Spaanse orde van de heilige drievuldigheid gaf Borromini, een leerling van die andere Zwitser, Carlo Maderno, de opdracht een kerk, een kloostergang en een klooster te bouwen op de top van de Quirinaal, ten zuidwesten van de Quattro Fontane, de vier muurfonteinen op de kruising van de Strada Pia (nu de via del Quirinale) en de Strada Felici (nu de via delle Quattro Fontane). De marmeren muurfonteinen, die eind de zestiende eeuw werden ontworpen, verbeelden de stroomgoden Arno en Tiber en de Romeinse goden Diana en Juno, alle vier liggend afgebeeld terwijl ze steunen op een arm. Borromini bouwde zijn kerk achter de Tiberfontein. Ze was gewijd aan de aartsbisschop van Milaan, Carlo Borromeo, die in 1610 werd heilig verklaard voor zijn werk onder de pestlijders.
Optische illusie
Door de kleine oppervlakte waarop hij moest bouwen, werd zowel de kloostergang als de kerk zeer krap. De kerk is nauwelijks 23 op 13 meter groot. Het kwam er dus voor Borromini op aan in het interieur perspectief te creëren en met lichtinval de illusie van een grotere ruimte op te roepen. Borromini baseerde zijn ontwerp op twee gelijkzijdige driehoeken in het grondplan, waarin zich vier in elkaar geschoven ellipsen aftekenen, die zichtbaar zijn in de kroonlijst die op de zuilen rust. In het midden daarvan lijkt de ovalen koepel hoger dan hij is doordat hij de achthoekige cassettes en de kruisen op de binnenkant naar het centrum toe steeds kleiner heeft gemaakt, wat zorgt voor een optische illusie. De heilige geest in de vorm van een duif binnen een driehoek, die staat voor de drievuldigheid, krijgt centraal het volle licht van de koepelramen.
Convex, concaaf, ovaal of rond
De kerk is een complete breuk met de rechthoekige vormen uit de renaissance. Alle horizontale structuren zijn er ovaal, rond, concaaf of convex. Maar een typisch kenmerk van barok, namelijk extreme aandacht voor het ornamentele en de aankleding van het interieur, ontbreekt hier volledig. Wellicht vanwege gebrek aan fondsen is dit een heel sobere kerk. Het principe van de golvende lijn regeert ook de façade, die conclaaf naar binnen buigt en convex naar buiten bij de hoofdingang, niet alleen de kroonlijsten, maar de hele gevelmuur. Zowel de gelijkvloerse als de bovenste verdieping rusten op Korinthische zuilen.
San Carlo alle Quattro Fontane, foto: Architas
Boven de ingang staat het beeld van Carlo Borromeo geflankeerd door twee engelen in een nis, links en rechts beelden van de stichters van de Spaanse orde van de heilige drievuldigheid. Het beeld van Carlo Borromeo werd na de dood van Borromini gebeeldhouwd door Antonio Raggi, een leerling van Bernini. Had Borromini dat geweten, dan had hij zich zeker gekeerd in zijn graf. Dat belet niet dat deze barokke kerk architecturaal een meesterwerk is. Maar de barok was ook de stijl van de contrareformatie, die ook in Rome actief was. Het was bijvoorbeeld kardinaal Francesco Barberini, de neef van paus Urbanus VIII, die gedeeltelijk instond voor de financiering van de kerk. Hij was ook grootinquisiteur van de Romeinse inquisitie en maakte deel uit van het tribunaal dat Galileo veroordeelde. Maar het pleit voor hem dat hij zich als enig lid van het tribunaal uitdrukkelijk tegen diens veroordeling tot levenslang huisarrest keerde.
Gianlorenzo Bernini en de Sant’Andrea al Quirinale
Gianlorenzo Bernini die meer beeldhouwer dan architect was, hield anders dan Borromini het meer bij de klassieke monumentale gevel en werkte met elementen zoals een driehoekig fronton, zuilen en pilasters. Hij integreerde ook de beelden in zijn gebouwen om een dramatisch effect te creëren. Als architect komt hij bijzonder goed tot zijn recht in de Sant’Andrea al Quirinale en in het Sint-Pietersplein in Vaticaanstad. Sant’Andrea al Quirinale ligt op een boogscheut van Borrimini’s San Carlo alle Quattro Fontane op de via del Quirinale. Bernini bouwde deze Jezuïetenkerk in opdracht van kardinaal Camillo Pamphili, de neef van paus Innocentius X, enkele decennia na Borromini’s huzarenstukje. Bernini zelf was zeer tevreden over zijn werkstuk. Hij vond dat deze kerk de perfectie benaderde, omdat ze volgens hem de juiste balans tussen architectuur, beeldhouw- en schilderkunst bood.
De voorgevel is een massieve verticale rechthoekige structuur waar een halfronde trap naartoe leidt met pilasters aan weerszijden, waarop een Grieks driehoekig fronton rust. Het halfronde portaal boven de ingang wordt gedragen door korinthische zuilen. Erbovenop prijkt het wapenschild van de familie Pamphili.
Sant'Andrea al Quirinale: interieur
De kerkruimte zelf is ovaal en de ingang, het hoofdaltaar en de koepel liggen op de korte as. De ovale marmeren muren zijn met pilasters gedecoreerd. Op de muren rust een even ovale architraaf en koepel. De koepel is verguld en heeft vensters in het onderste deel waardoor het licht binnenvalt. Boven de vensters hangen witte beelden van wervelende engelen. In beelden, een schilderij en in een koepel die in de oculus culmineert, heeft Bernini het drama van het martelaarschap, de extase en de apotheose van Andreas vorm gegeven.
Sant'Andrea al Quirinale: koepel
Sant'Andrea al Quirinale: doorsnede van interieur
Het beeld van Andreas de apostel op een wolk van zijn assistent Antonio Raggi boven het altaar wijst de weg naar boven, naar de hemel. Een schilderij van de barokschilder Guillaume Courtois achter het altaar toont de extase van de Heilige Andreas terwijl hij aan een diagonaal kruis zijn doodstrijd beleeft. Een krans van stucco cherubijnen omringt het gouden oculus bovenop de koepel. In de ovale muren zijn vier zijkapellen verwerkt.
Twee meesterwerken in dezelfde straat, maar architecturaal valt het raffinement van Borromini te verkiezen boven de theatraliteit en het ornamentele van Bernini, toch, of niet? Laten we het houden bij: Beauty is in the eye of the beholder.
Sant’Agnese in Agone, Rainaldi en Borromini
Een piazza als de Navona moet uiteraard ook haar kerk hebben, zeker als het plein aangelegd is in opdracht van een paus. Innocentius X gaf in 1652 Girolamo Rainaldi de opdracht om de Sant’Agnese kerk, die er al stond, te verbouwen en te verfraaien. Een jaar later werd hij vervangen door Francesco Borromini, die zijn sporen al verdiend had in de Chiesa di San Carlo alle Quattro Fontane en in het palazzo Barberini. Een façade met een driehoekig fronton boven de ingang dat ondersteund wordt door korinthische zuilen met guirlandes die tussen de kapitelen slingeren en links en rechts pilasters. Aan weerszijden een dominante klokkentoren met ballustrades ertussenin en een grote koepel met een lantaarn erbovenop. Zo ziet het vooraanzicht van de Sant’Agnese in Agone er uit vanop de Piazza Navona. Borromini drukte nadrukkelijk zijn stempel op de gevel, zoals in de concave vorm en de twee klokkentorens, maar toen de opvolger van Innocentius, Alessandro VII zich er begon mee te bemoeien, trok hij zich terug en liet de job over aan Rainaldi’s zoon, Carlo. De crypte met eeuwenoude fresco’s is wat nog overblijft van de oude kerk.
Sant'Agnese, diepgelovig en kuis
Sant’Agnese was een toonbeeld van diepgelovigheid en kuisheid, Ze was een christelijke jonge vrouw van adel die in 305 onder de laatste niet-christelijke keizer, Diocletianus gedwongen werd om te trouwen met de zoon van de prefect van Rome. Ze weigerde, omdat ze al verloofd was met Christus en een gelofte van kuisheid had afgelegd. Daarop werd ze gedwongen een even kuise Vestaalse maagd te worden in de traditionele Romeinse rite en haar geloof af te zweren. Toen ze ook dat weigerde werd ze naakt de straat op gestuurd, maar haar haren begonnen opeens mirakuleus snel te groeien en bedekten haar lichaam. Daarna moest ze als seksslavin aan de slag in een bordeel, maar wie haar probeerde seksueel te nemen werd blind. Ze eindigde op de brandstapel in het stadion van Domitianus, maar het vuur weigerde haar te verteren, waarop ze hier op de plaats van de crypte werd onthoofd met een zwaard.
koepel Sant'Agnese in Agone met fresco's van Giovanni Batista Gaulli
Sant'Agnese in Agone met Fontana delle Quattro Fiumi op voorgrond
Sant'Agnese in Agone, interieur
Het interieur van de kerk is overweldigend met zijn veelkleurige marmeren muren, zuilen, pilasters, de bogen en een koepel in verguld stucco, theatrale bas reliëfs achter en naast het altaar in plaats van schilderijen die de heilige familie en heiligenlevens voorstellen. Er is een kapel met het beeld van Agnese en recht tegenover haar in een andere kapel staat haar tijdgenoot, Sint-Sebastiaan, die eveneens de marteldood stierf. Het onderste deel van de kerk is een spel van beelden, marmer en bas reliefs, maar naarmate we verder omhoog kijken worden de schilderijen dominant; In de koepel wordt Agnese in een fresco van een massa wriemelende engelen, cherubijnen en heiligen door Maria in de hemel ontvangen die haar de weg wijst naar Christus en Petrus, die de sleutels van de hemel draagt. De hele kerk straalt een opwaartse dynamiek uit die culmineert in de koepel, zowel aan de buiten- als binnenkant. Onder de koepel heeft Giovanni Battista Gaulli fresco’s geschilderd van de hoofddeugden Prudentia, Temperantia, Fortitudo en Justitia. Achter in de kerk is er ook een nis met de belangrijkste relikwie van de heilige Agnese: haar schedel.
De stralende barok van de Piazza Navona, ideaal decor voor openluchtconcerten
De kerk is bovendien perfect geïntegreerd in de barokke stadsbuurt rond de Piazza Navona met zijn palazzi en zijn theatrale fonteinen van Bernini. De omgeving leent zich uitstekend als decor voor concerten van klassieke muziek. In de Sant’Agnese had bijvoorbeeld in maart 2025 een uitvoering van de Vier Jaargetijden van Vivaldi plaats. Ook in het Palazzo Pamphilj zijn regelmatig concerten bij te wonen. De piazza zelf leent zich overigens uitstekend tot avondlijke orkestrale openluchtuitvoeringen van symfonieën met lichtspektakels. Zo maakte ik er jaren geleden geheel gratis een uitvoering mee van ‘Also Sprach Zarathustra’ van Richard Strauss.
Campo dei Fiori en Giordano Bruno
Verder naar het zuiden, richting Tiber, ligt het Campo dei Fiori, vooral bekend om zijn volkse karakter en zijn dagelijkse markt in de voormiddag. Je kan hier lekker ontbijten op een terras en de prijzen zijn al een stuk democratischer dan op bijvoorbeeld de Piazza Navona. Voor de wijk zich ontwikkelde met een plein en huizen in de vijftiende eeuw, was dit een bloemenveld, vandaar de naam.
Onmiddellijk in het oog springt het standbeeld van een monnik met zijn kap op. Op het eerste gezicht zou je denken aan een angstaanjagende inquisiteur, maar het is net andersom een slachtoffer van de inquisitie dat hier staat afgebeeld. Het is niemand minder dan Giordano Bruno, de dominicaan die hier in het jaar 1600 op de brandstapel stierf. Hij werd door de inquisiteurs van ketterij beschuldigd.
Giordano Bruno: pantheist, kosmoloog en ketter
Het boeiende aan Bruno is dat hij niet voor een gat te vangen is. Hij was Dominicaan, omdat hij school liep in de kloosterschool van de Dominicanen in Napels, waar ook Thomas van Aquino ooit had lesgegeven. Hij nam stelling tegen officiële theologische doctrines en werd al in 1576 van ketterij verdacht, waardoor hij op de vlucht sloeg en uiteindelijk de orde van de Dominicanen verliet. Bij de calvinisten in Genève vond hij evenmin gehoor en hij kantte zich tegen hun intolerante geloofsleer. Ze excommuniceerden hem en hij trok naar Frankrijk, eerst naar Toulouse, daarna naar Parijs, waar hij door zijn beschermheer, koning Henri III, vijf jaar lang kon doceren aan de voorloper van het Collège de France. Hij introduceerde er de theorieën van Copernicus in zijn boeken waarin hij uitlegde dat de planeten rond de zon draaien en de aarde niet het centrum van het heelal is.
Bruno was als kosmoloog zonder meer zijn tijd vooruit. Hij geloofde dat er verschillende zonnen waren met planeten eromheen en dat het universum dus oneindig was. Hij was ook een pantheïst, die geloofde dat de aarde, de natuur en het universum door een ziel werden geanimeerd die overal aanwezig was in plaats van dat er een ziel was in elk menselijk wezen. God begrijpen doe je niet door wat geopenbaard wordt in heilige teksten te geloven, maar door de natuur te onderzoeken, beweerde hij.
Bruno, ketter voor katholieken, lutheranen en calvinisten
oen het door de oplopende godsdienstoorlogen te riskant werd om nog langer in Frankrijk te blijven, begaf hij zich naar Oxford, maar werd na onenigheid met professoren en de beschuldiging dat hij de Florentijnse humanist Marsilio Ficino had geplagieerd in een boek, het land uitgezet en kwam uiteindelijk in Lutherse kringen in Duitsland terecht. Maar ook met de Lutheranen van Wittenburg, die het gezag en het waarheidsgehalte van de bijbel niet in vraag wilden stellen, klikte het niet. En aangezien ook hun religieuze dogma’s boven de rede, de kosmologie en het filosofisch denken van Bruno stonden, werd hij er eveneens geëxcommuniceerd.
Na zijn omzwervingen waagde hij het uiteindelijk toch om terug te keren naar Italië en kwam terecht in Padua waar hij astronomie ging doceren. Maar tijdens een verblijf in Venetië werd hij aangeklaagd voor ketterij en uitgeleverd aan de Romeinse inquisitie die bij hem ervan beschuldigde ketterse ideeën te verspreiden over het ambt van de priester, de goddelijke drievuldigheid, het Laatste Oordeel. Maar ook zijn kosmologische visie op een open en oneindig universum kon niet door de beugel.
Paus Clemens VIII kende geen clementie en Bruno weigerde volgens getuigen onder de dreiging van folteringen om zijn visies te verloochenen. Toen hij zich bleef verdedigen tegen de verwijten van de toegestroomde menigte, werd zijn tong op een houten plank genageld vooraleer hij door het vuur werd verteerd.
Giordano Bruno, bewonderd door vrijdenkers
Door zijn invraagstelling van al deze christelijke dogma’s werd Bruno later op de handen gedragen door vrijdenkers, humanisten en atheïsten. Met een grote meerderheid besliste de gemeenteraad van Rome in 1889 om het beeld van Ettore Ferrari een plaats te geven op het Campo dei Fiori, met zijn gezicht gekeerd naar het Vaticaan. De sokkel van het beeld bevat de medaillons van acht andere ‘ketters’ die in de clinch gingen met de katholieke Kerk: Jan Hus, John Wycliffe, Petrus Ramus, Michele Serveto, Tommasso Campanella, Lucilio Vanini, Paolo Sarpi en Aonio Paleario. Het beeld werd ingewijd in aanwezigheid van vrijmetselaars en is sindsdien een doorn in het oog van de katholieken in de voormalige hoofdstad van de Pauselijke Staten.
Palazzo Farnese: renaissanceparel
Als contrast voor de theatrale barok op de Piazza Navona kan je vlakbij de Campo dei Fiori, op de Piazza Farnese, een perfect symmetrisch en geproportioneerd palazzo van drie verdiepingen uit de hoge renaissance bewonderen: het Palazzo Farnese, gebouwd in opdracht van kardinaal Alessandro Farnese, die vanaf 1534 ook 15 jaar lang als paus Paulus III door het leven ging. Alessandro Farnese werd al op zijn vijfentwintig kardinaal met wat rugwind omdat zijn zus Giulia de minnares was van de beruchte paus Alessandro VI Borgia, bekend om zijn liederlijke leven. De bouwwerken startten in 1517 onder leiding van Antonio da Sangallo, een assistent van Bramante, maar het Palazzo werd pas voltooid in 1589 door Giacomo della Porta en tussendoor leverde Michelangelo ook zijn bijdrage. Voor de bouwmaterialen werden delen van het Colosseum en de Thermen van Caracalla uitgebroken. In de twee fonteinen aan weerszijden van het Palazzo werden zelfs badkuipen uit die Thermen verwerkt.
Het Palazzo kan bezocht worden met een gids. In de Galleria Carracci, genaamd naar de schilderbroeders Annibale en Agostino Carracci uit Bologna, vallen op het lange gewelfd plafond prachtige fresco’s te bewonderen die verhalen vertellen uit de Metamorfosen van Ovidius. Ook het Salone d’Ercole en de Sala del Mappamondo zijn met fresco’s beschilderd. Vandaag is in het paleis de Franse ambassade gevestigd. Hier, vlakbij de Tiber, eindigt de toeristische route op de linkeroever. Aan de overkant bevinden zich Trastevere en Vaticaanstad.
Palazzo Farnese, renaissancefaçade en renaissanceplafondschildering Galleria Caracci met metamorfosen
Romeinse Palazzi
Er zijn tientallen Pallazzi in Rome die een bezoekje waard zijn, maar een viertal verdienen er extra aandacht. Ze zijn niet toevallig gebouwd in opdracht van pausen of invloedrijke families die een paus voortgebracht hebben. Het Palazzo Farnese (hierboven) in de zestiende eeuw, De Palazzi Barberini en Doria Pamphilii in de zeventiende eeuw en het Palazzo Spada in de zestiende eeuw, maar met een verbouwing in de zeventiende eeuw. De laatste drie bieden onderdak aan impressionante schilderijcollecties.
Palazzo Barberini
Het tweede palazzo is dat van de familie Barberini, waaruit paus Urbanus VIII afkomstig was. De Barberini maakten fortuin als kooplui en bankiers in Firenze en waren berucht voor het uitbundig gebruik van onderdelen en bouwmaterialen van antieke Romeinse sites, wat hen het laconieke latijns gezegde opleverde: ‘Quod non fecerunt barbari, fecerunt Barberini’ (‘Wat de barbaren niet hebben gedaan, deden de Barberini’). Het Palazzo staat vlakbij de Quattro Fontane in de gelijknamige straat op de Quirinaal. De bouw ervan werd gestart onder architect Carlo Maderno in 1627, de leermeester en oom van Francesco Borromini en voortgezet door deze laatste die het prachtige ovalen trappenhuis met wenteltrap in de rechtervleugel ontwierp, terwijl zijn grote rivaal Bernini de linkervleugel bij de ingang voor zijn rekening nam en er een vierkanten trappenhuis in plaatste dat leidt naar de tweede verdieping met de schilderijencollecties.
Barokke Palazzo Barberini
Galleria Nazionale d'Arte Antica: 16de- en 17de-eeuwse schilderkunst
Zeer indrukwekkend is de barokke plafondschildering in het grote salon van de hand van Pietro da Cortona op de eerste verdieping. Het rechthoekige fresco heet ‘De Allegorie van de Goddelijke Voorzienigheid en de Glorie van de Barberini’. Vandaag huisvest het palazzo ook de Galleria Nazionale d’Arte Antica, een van de belangrijkste zestiende- en zeventiende-eeuwse schilderijencollecties van Italië met werk van Rafaello Sanzio, Giulio Romano, Andrea del Sarto in de eerste zalen, van Hans Holbein en Bronzino in de Sala dei Ritratti, van El Greco in de Sala dei Manieristi, van Tintoretto, Tiziano en Lotto in de Sala dei Veneti, van Guido Reni in de Sala della pittura Emiliana, Quinten Metsys, Ribera, Murillo en Caravaggio (in de camera verde). Het Palazzo was eigendom van de Barberini tot in 1949, toen het door de staat werd aangekocht.
Barokke plafondschildering van Pietro da Cortona, de Allegorie van de Goddelijke Voorzienigheid
Palazzo Doria Pamphili
Het Palazzo Doria Pamphili in de Via del Corso 305 is zo mogelijk nog imposanter dan het Barberini door de weelderige interieurinrichting. Het werd in 1647 verworven door de Pamphili-familie, waarvan paus Innocentius X, die de opdracht gaf voor de aanleg van de Piazza Navona, de belangrijkste vertegenwoordiger was. Omdat de Pamphilj in de achttiende eeuw niet over erfopvolgers beschikten, besliste Paus Clemens XIII dat alle eigendommen van de Pamphili naar de Doria familie zouden overgaan. De kleindochter van Olimpia Maidalchini, de invloedrijke schoonzus van paus Innocentius - sommigen beweren dat ze zijn minnares was - trouwde met de Genovese aristocraat Andrea Doria Landi. Het waren hun kinderen die het Palazzo erfden. Vanaf toen heette het Palazzo Doria Pamphili. Vandaag worden sommige delen van het Palazzo nog door de familie bewoond. Er zijn 5 binnenplaatsen, er is een troonzaal, een balzaal, een kapel en er zijn verschillende salons, waarin de vergulde lijsten, de fresco’s, de beelden, de spiegels en het luxueuze meubilair om de meeste aandacht schreeuwen.
Privécollectie van de families Pamphili, Doria en Aldobrandini
Maar er zijn ook 4 galerijen, enkele zalen en salons waar de rijke privécollectie van 650 zestiende en zeventiende-eeuwse, maar ook middeleeuwse en Byzantijnse kunst van de families Pamphili, Doria en Aldobrandini is ondergebracht, met onder meer werk van Velázquez, Lippi, Titiaan, Raphael, Caravaggio, de Ribera, Hans Memling en Pieter Bruegel de oude. Hier hangt ook het bekende portret van Innocentius X van Diego Velazquez. Vandaag heten de eigenaars van een van de grootste privé-residenties van Italië prins Jonathan Doria Pamphili en prinses Gesine. Ze zijn de adoptiekinderen van de enige erfgename, prinses Orietta Doria Pamphili, die stierf in 2000. Jonathan huwde een Braziliaanse man en het koppel adopteerde op zijn beurt twee kinderen, zeer tegen de zin van zijn zus.
Cortile Palazzo Doria Pamphili, foto: Lalupa
Palazzo Spada
Een derde Palazzo waar opnieuw Francesco Borromini de hand in had is het Palazzo Spada aan de Piazza Capodiferro. Het paleis werd in de zestiende eeuw gebouwd voor kardinaal Girolamo Capodiferro, maar werd overgenomen door de Spaanse kardinaal Bernardino Spada, die Borromini de opdracht gaf het te verbouwen. Zowel de voorgevel als de gevel aan de binnenplaats is rijkelijk versierd met stucwerk van fruit- en bloemenkransen. Op de eerste verdieping van de gevel wisselen hoge ramen af met nissen waarin Romeinse heersers een beeld kregen, op de binnenplaats staan beelden van mythologische figuren. De zuilengalerij van Borromini is een staaltje trompe l’oeil met zuilen die steeds kleiner worden en een vloer die stijgt. Ze lijkt tientallen meter lang, maar is slechts negen meter. Het palazzo huisvest ook een kunstverzameling met werk van Rubens, Titiaan, Dürer, Guido Reni en anderen. Vandaag is het palazzo eigendom van de Italiaanse staat en heeft de Raad van State er onderdak.
Palazzo Spada
Villa Farnesina, de parel van Trastevere
De architecturale parel van Trastevere is de Villa Farnesina in de via della Lungara. De rijke bankier uit Siena, Agostino Chigi, tevens schatbewaarder van paus Julius II, gaf de architect Baldassare Tommasso Peruzzi de opdracht, die deze U-vormige villa tussen 1506 en 1510 bouwde. Anders dan de kasteelachtige stadspalazzo’s uit de renaissance is deze Villa Farnese meer een zonnig zomerverblijf in een tuin met een loggia tussen twee vleugels in. In 1527 werd de villa leeg geplunderd tijdens de Sacco di Roma. Zijn naam heeft de villa te danken aan de familie Farnese die hem kocht in 1577. Een tijdlang was hij eigendom van de Bourbons, de koningen van Napels, en in de negentiende eeuw van de Spaanse ambassadeur in Rome, maar tegenwoordig is de Italiaanse staat de eigenaar.
Fresco's van Rafaël, Peruzzi en Bazzi
De thema’s van de fresco’s in het interieur zijn geïnspireerd door de Stanze van de vijftiende-eeuwse renaissancedichter Angelo Poliziano, een beschermeling van de Medici familie uit Firenze. In de ‘Galatea’ loggia op de benedenverdieping schilderde niemand minder dan Rafaël Sanzio een fresco van de nimf Galatea, die in een schelp, getrokken door twee dolfijnen, over de zee reist en een tweede fresco met het mythische verhaal van Cupido en Psyche als onderwerp. Op de eerste verdieping schilderde Peruzzi zelf het salon met trompe-l’oeil-fresco’s van vergezichten achter een balkon en een zuilenrij. In de slaapkamer schilderde Antonio Bazzi scènes uit het leven van Alexander de Grote.
Villa Farnesina: fresco in loggia van Psyche, Rafaël
Villa Farnesina: trompe l'oeil fresco van Peruzzi
Onder: Villa Farnesina: Galatea-fresco van Rafaël