Woensdag 31 augustus: Campanië, door de provincie Caserta

‘s Anderendaags neem ik na het ontbijt  uitgebreid afscheid van mijn gastvrouwen. De ene rekent af terwijl de andere honderduit vertelt over waarom ze een B&B begonnen zijn. Ze straalt in haar bloemenkleed, net als het weer. Ze spreekt me aan bij mijn voornaam en prijst de kranige knar in mij die op die leeftijd nog zo’n fietsreis maakt. We nemen afscheid en ik beloof nog eens langs te komen als ik ooit nog eens in de streek kom. Ze ciaoen erop los en wensen me goede reis.

Vandaag wil ik mijn rit zo dicht mogelijk bij Benevento beëindigen. Het was altijd al mijn bedoeling om het drukke, chaotische wegennet rond Napels te vermijden. Verkeersrdrukte verhoogt niet alleen het risico op ongevallen, maar bederft ook het fietsplezier. Ik reis door de regio Campania richting Puglia en onvermijdelijk moet ik opnieuw de Apennijnen over. Om Benevento kan ik evenmin heen. Daar zie ik wel welke richting ik daarna uit rijd. Na een vijftal kilometer in zuidoostelijke richting steek ik de Volturno over en kom weer in Campania terecht. Ik bevind me in de provincie Caserta, een landelijk agrarisch gebied van vlaktes en valleien tussen beboste heuvels. De landbouw is er gediversifieerd: akkers met graangewassen en groenten wisselen af met weiland die rijkelijk door rivieren en beekjes worden bevloeid. De wijnstokken vind je op de heuvels, de olijfbomen op de steilere hellingen en in de mindere vruchtbare gebieden. En wat opvalt: het is er veel groener dan in de kustvlakte bij de Tyrrheense zee. De meeste aziende - zo worden de landbouwbedrijfjes hier genoemd - zijn kleinschalig.

Maar wat de streek zo mooi maakt, is dat  rond deze  veelkleurige vlakke landbouwgebied bosrijke bergen oprijzen, uitlopers van de Apennijnen, die ongerepte natuurgebieden blijken te zijn. Enkele hebben het statuut van regionale parken gekregen. Het eerste op mijn weg is het Parco Regionale del Matese dat onlangs een nationaal park geworden is. Het is een gebied van 87.000 hectare beuken-, kastanje- en steeneikenbos waar wolven, everzwijnen, vossen en wilde katten zich schuilhouden, afgewisseld met meren en alpenweiden op toppen die tot 2000 meter hoogte reiken. Ook door dit park had ik kunnen rijden via  de Strada Provinziale Capriati-Gallo, maar dat betekent weer een klimpartij tot 1200 meter en van klimmen heb ik nu wel even mijn bekomst gehad. Ik rij dus niet door maar langs het park op de gezapige SP 207 die min of meer de benedenloop van de Volturno volgt en via de SP 281 op de Strada Statale 158 uitkomt.  Bij de rotonde aan Quattroventi is een bar met een baanrestaurantje. Het is één uur op de middag en vele vrachtwagenchauffeurs hebben er langs de SS 158 een rustpauze ingebouwd. Het is op deze laatste dag van augustus nog steeds snikheet in de vlakte en ik snak naar heel veel water, het liefst frizzante. Ik bestel me een grote klaargemaakte salade met mozzarella uit de koeltoog en een met groenten en prosciutto crudo belegde sandwich en zoek de schaduw en de airco-koelte op binnen in de bar. Veel tijd neem ik niet, want ik wil een langere pauze inlassen in Alife, tien kilometer verderop langs de SS 158, het eerste stadje van enige omvang op mijn route vandaag.

Wanneer ik onder een loodzware zon het stadje binnenrijd, lijkt het wel ingedommeld. Luiken dicht, niemand op straat en alleen een oud vrouwtje op een bank in de schaduw vlakbij de kathedraal, een niet zo opvallende barokke kerk uit de achttiende eeuw met een fronton boven de ingang, pilasters in de gevel ingewerkt  en twee ovale ossenogen boven de zij-ingangen en links een imposante klokkentoren. De kathedraal is aan haar tweede leven toe. In de twaalfde eeuw bouwde graaf Ranulf II van Alife uit het Normandische geslacht van de Drengot al eens een kathedraal, maar die werd vernield in de zware aardbeving van 1688. Ranulf was een legendarische rebellenleider die de opstanden leidde tegen het centrale gezag van zijn koning, Roger II van Sicilië, hoewel hij met diens dochter was getrouwd. De stad werd tot tweemaal toe door de Sicilianen belegerd. 

Alife

De kathedraal ligt ‘extra moenia’, buiten de stadsmuren die de binnenstad omgeven. In de Romeinse tijd was Alife immers een belangrijke ‘colonia’ die was omringd door een dikke muur van kalksteenblokken in de vorm van een rechthoek, die de stad als een ‘castrum’, een vesting, moest beschermen. De muur is bijna twee kilometer lang met wachttorens . De stad was toegankelijk langs vier poorten: de oostelijke Porta Napoli, de Porta Piemonte, de westelijke Porta Roma en de Porta Fiume. Ikzelf reed de stad binnen via de Porta Roma en verliet hem via de Porta Napoli, wat eigenlijk betekent dat de Strade Statale 158, die vandaag de via Roma-Napoli heet,  dwars door het stadje heen loopt. Ze was de decumanus maximus, de centrale as van het oorspronkelijke rechthoekige stratenplan van de Romeinse nederzetting.  Later bouwden de Longobarden en de Normandiërs in de middeleeuwen tegen de muren een versterkte vesting aan. Daarvan is nog slechts één toren bewaard gebleven. Buiten de stadsmuren bevindt zich een enorm, slechts half opgegraven amfitheater. De omvang ervan doet vermoeden dat Alife een zeer belangrijke Romeinse nederzetting was. 

In de bar op de piazza die ik ben binnen gevlucht, bestel ik een gelato en daarna nog een fles frizzante en een koffie. Ik bekom even van de hitte terwijl ik van achter mijn Ipad de luidruchtige conversatie probeer te volgen aan de bar. Helaas ook van dit Napolitaans dialect begrijp ik geen snars. Wanneer ik door de Porta Napoli de stad uitrij, zijn grijze wolken zichtbaar aan de einder. Het is vier uur en ik mag geen tijd meer verliezen als ik op mijn bestemming wil zijn voor de avond valt. Benevento is wellicht niet meer haalbaar, even mijn Ipad opdiepen. Mijn oog valt op een ongewoon goedkoop viersterrenhotel met forse korting in de aanbieding op booking.com bij de Ponte Torrecuso en boek er een kamer. Ik vervolg mijn weg door de vallei van de Volturno langs de provinciale wegen SP 69, SP 34 en SP 122. 

Telese Terme

Bij het kuuroord Telese Terme rij ik dan opnieuw een Strada Statale op, de SS 372 op die tot in Benevento loopt en me hopelijk wat sneller zal doen opschieten. Bovendien wordt de lucht steeds grijzer en dreigender en veel zin om weer uitgeregend op mijn bestemming aan te komen heb ik niet. Bij Telese Terme stroomt de Volturno tussen twee bergmassieven in, dat van de Matese en het Parco regionale Taburno Camposauro. De stad ligt aan de voet van de Monte Pugliano en bij een meer. In de negentiende eeuw werd Telese een kuuroord  dankzij de warmwaterbronnen die door vulkanische activiteit in de veertiende eeuw zijn ontstaan na een aardbeving. De warmwaterbronnen van de terme bevatten zwavel-, magnesium- en kalkhoudend water, uitstekend tegen gewrichtspijnen.  Er is ook een Parco Naturalistico bij de samenvloeiing van de rivieren Rio Grassano en de Torrente Cerro. 

Telese Terme kijkt in het noorden uit op het Parco Regionale Taburno Composauro. Het omvat een veertiental gemeenten met wijngaarden en olijfgaarden. Sommige zijn gebouwd bovenop versterkte vestingen met burchten op heuveltoppen. Er zijn de koninklijke beukenbossen die het jachtgebied waren van de koningen van Napels en twee kleine bergketens, waarvan de hoogste toppen de  Camposauro en de Taburno zijn op 1390 en 1393 meter. Het park is met zijn vele bewegwijzerde paden daarom een paradijs voor trekkers en wandelaars. Er zijn ook spectaculaire kalkrotsen en grotten te bezichtigen, waarvan sommige het schuiloord waren voor kluizenaars.  

Deze vallei, een van de vele in Zuid-Italië, is nauwelijks bekend bij Noord-Europeanen maar de natuurpracht kan wedijveren met de mooiste plaatsen in de hoge Jura of de Vogezen. Het is een gedachte die vaker in me zal opkomen in deze zuidelijke uitlopers van de Apennijnen in het voor buitenlandse toeristen een beetje terra incognita van Campanië, Molise en Basilicata tussen de trekpleisters Napels en Puglia. Net voor ik mijn bestemming bereik, begint het te regenen. Ditmaal zat de timing wel min of meer goed. Ik neem mijn intrek in een erg comfortabele kamer. In een oogopslag heb ik de mogelijkheden van dit ruim luxevertrek ingeschat: hier kan ik mijn was doen! Vandaag was een niet zo uitputtende rit en de energie rest mij om mijn vuile shirts op de douchevloer manueel te lijf te gaan.  morgen wordt het weer lastiger. Dan trek ik weer de Apennijnen in met een tussenstop in Benevento. In een pizzeria van het dorp eet ik de beste pizza van de hele reis met geroosterde artisjokken, bospaddestoelen en lokale schapenkaas en een zweem tartuffo (truffel). Heeerlijk!