Het Rome van de cineasten

Het Rome van de Sica en Pasolini

 

Na meer dan twintig jaar fascistische dictatuur die het land op de rand van de afgrond heeft gebracht, voelt de bevrijding in 1945 als een immense opluchting en het antifascisme zet de toon in Italië. Maar de oorlog en een burgeroorlog- in-de- oorlog hebben grote delen van Italiaanse steden in puin gelegd en hun bewoners in een soort overlevingsmodus gedwongen. Geen film schetst de armoede in het naoorlogse Rome treffender dan Ladri di Biciclette (Fietsdieven, 1948) van Vittorio de Sica. De Romeinen proberen te overleven tussen het puin in een klimaat van werkloosheid en armoede. Antonio Ricci's fiets wordt gestolen, maar hij heeft er een nodig om zijn job van posterplakker te kunnen blijven uitoefenen. Hij probeert er zelf een te stelen, maar dat mislukt en hij tuimelt van de ene mislukking en vernedering in de andere. Dat belet zijn zoon niet om achter zijn vader te blijven staan. 

 

Ladri di Biciclette, Vittorio de Sica

De fietsendief staat model voor het Italiaanse neorealisme dat de rauwe werkelijkheid toont met amateurs die acteren en locaties uit de werkelijke wereld. Auteurs als De Sica en Rosselini zetten zich af tegen de glamour en droomwereld van Hollywood.   Eveneens in die stijl draait Pier Paolo Pasolini zijn eerste films, die zich ook in het naoorlogse Rome afspelen. Maar Pasolini is nog meer uitgesproken in zijn verzet tegen kerk, burgerij en hypocriete normen van fatsoen. Hij wordt marxist en is in de ban van Antonio Gramsci's theorie over hoe de machthebbers cultuur gebruiken om niet alleen politiek, maar ook intellectueel en moreel het leiderschap op te eisen. Hij wordt lid van de PCI, de communistische partij.  Maar Pasolini is ook openlijk homoseksueel. In de jaren vijftig is dat niet evident en dat hij valt op adolescenten is dat nog veel minder. Wanneer hij een veroordeling oploopt voor verleiding van een minderjarige in een school in Friuli, waar hij toen woonde, maakt dat meteen een abrupt eind aan zijn loopbaan als leraar. Hij mag niet langer lesgeven en wordt zelfs uit de communistische partij gezet, waarop hij samen met zijn moeder naar Rome trekt.

Pier Paolo is in Rome gefascineerd door de slecht opgevoede adolescenten,  die leven van kruimeldiefstal en kleine misdaad in de arme buitenwijken. In juli 1955 publiceert hij de roman ‘Ragazzi di Vita’, over dit soort Romeinse jonge mannen die overleven met diefstal, afpersing en zelfs prostitutie en onvermijdelijk in de gevangenis belanden. De roman speelt zich af in een omgeving van sociale verloedering  waar scholen niet functioneren en ‘Romanaccio’ wordt gesproken, het dialect van de Romeinse banlieue. Het is een schandaalroman, waarvoor hij vanwege ‘obsceniteiten’ voor de rechtbank wordt gedaagd.

Zijn moeizame zoektocht naar een inkomen na zijn 'berufsverbot' neemt een nieuwe wending wanneer hij een job krijgt in Cinecittà, het bloeiende ‘Romeinse Hollywood’ van die tijd, en hij uiteindelijk mag meeschrijven aan een filmscenario voor Federico Fellini.

Al in 1961 draait hij zelf zijn eerste film,  ‘Accatone’, over een Romeinse pooier die niet in staat is een bestaan met een reguliere job uit te bouwen en uiteindelijk alle controle over zijn leven verliest. Het is een pessimistische film in zwartwit met niet-professionele acteurs in de sobere neorealistische traditie. Zijn tweede zwartwitfilm, ‘Mamma Roma’ met Anna Magnani in de rol van een prostituee  eindigt even tragisch. Mamma Roma probeert een nieuw leven uit te bouwen als marktkraamster en spant zich in om haar zoon uit het dievenmilieu te houden, maar haar pogingen lopen volledig uit de hand. Pasolini wil vooral tonen hoe moeilijk het is voor mensen uit de onderklasse om uit de armoedespiraal en marginaliteit te breken. Bij filmcritici oogst hij erkenning en lof, maar bij het katholieke establishment allerminst, dat  beide films onthaalt op gerechtelijke klachten voor obsceniteiten en inbreuken op de goede zeden.    

 

Anna Magnani in Mamma Roma

Het meest opzien baart hij evenwel  met ‘Salo of de 120 dagen van Sodoma’, die hij in 1975 maakte, het jaar dat hij werd vermoord. Daarin transponeert hij de roman De 120 dagen van Sodoma van Markies de Sade uit 1785 naar de twee jaar van de fascistische Republiek Salo (1943-1945), toen Noord-Italië werd bezet door de Nazi’s  en Mussolini als een stropop vanuit het stadje Salo regeerde. De allegorische film toont in gruwelijke en abjecte scènes aan hoe grenzeloze macht perverteert, ontmenselijkt en weerloze slachtoffers van hun laatste greintje waardigheid berooft. Hij moet ook gezien worden tegen de achtergrond van de Anni di Piombi, de loden jaren zeventig en tachtig in Italië, een decennium van radicalisering, extreem-links terrorisme (Rode Brigades) en blinde aanslagen in Brescia, Milaan en later in Bologna, waarmee neo-fascisten een angstklimaat wilden creëren.  

Datzelfde jaar wordt Pasolini op gruwelijke wijze vermoord op het strand van Ostia, de bekende Romeinse badplaats. de 17-jarige Pino Pelosi bekende al de dag na de moord dat hij hem had gedood in een uit de hand gelopen seksuele afspraak, maar komt 30 jaar later op zijn bekentenis terug en beweert dat hij met de dood werd bedreigd als hij de moord niet op zich zou nemen. Velen betwijfelen daarom of hij wel de dader was en vinden dat hij eerder moet gezocht worden in extreem-rechtse of maffiakringen omdat Pasolini ermee dreigde onthullingen te doen.

Een leven als dat van Pasolini vraagt om verfilmd te worden en naast enkele documentaires gebeurde dat intussen al tweemaal in een speelfilm. De eerste is van Abel Ferrara met Willem Dafoe in de rol van Pasolini en bestrijkt de laatste dag van zijn leven met de nodige dagdromen, flash backs en bespiegelingen. De tweede van David Grieco (2016) speelt zich in de laatste weken van zijn leven af en laat verstaan dat de moord veeleer een politieke afrekening is geweest. 

Pier Paolo Pasolini

Het Rome van Fellini en Sorrentino

 

Over de hedendaagse Romeinen kun je veel leren van regisseurs als Paolo Sorrentino in ‘La Grande Bellezza’ uit 2013 of van zijn grote voorbeeld Federico Fellini die in zijn surrealistische en vermakelijke ‘Roma’ zijn jeugdjaren tijdens de oorlog evoceert en dat van het Rome van het begin van de jaren ’70. Daarin laat hij tijdens de oorlog hoeren paraderen in een bordeel en laat hij fietsende en rolschaatsende pastoors in extravagante soutanes defileren op de catwalk in een modeshow in het Vaticaan anno 1970. Ook Sorrentino’s uitbundige, zwierige filmstijl doet denken aan Fellini.

Federico Fellini

La Dolce Vita: Mastroianni en Ekberg

La Grande Bellezza, het tijdperk Berlusconi

Maar bij het draaien van La Grande Bellezza had Sorrentino ongetwijfeld veeleer Fellini’s zwartwitfilm ‘La Dolce Vita’ uit 1960 in gedachten. Net als Sorrentino's hoofdfiguur in ‘La Grande Bellezza’ is Marcello Mastroianni in La Dolce Vita een journalist en vrouwenverleider, die er ooit van droomde om schrijver te worden, maar zich ontpopte tot een paparazzo, die op jacht is naar sensationele verhalen die hij naar hartenlust kan aandikken en uitvergroten. Zelf zoekt hij opwinding in groteske, buitenechtelijke affaires en een losbandig leven, omdat hij het veilige huwelijksleven te verstikkend vindt. Hij blijft dolen door Rome en lijkt maar geen keuze te kunnen maken. De film is 53 jaar oud  als La Grande Bellezza uitkomt en het lijkt alsof de Romeinse beau monde door de anektdotes, de impressies en de emotionele buien van de celebrityjournalist Jep Gambardella - rol van Toni Servillo - met nog meer hang naar luxe, losbandigheid, promiscuïteit en cynisme de leegte in haar leven probeert te verdrijven. Maar ditmaal is de journalist een misantrope, melancholieke zestiger die decadente feestjes afschuimt of zelf organiseert in zijn dure flat bij het Colosseum. Het opportunisme, de berekening en de inhaligheid van de figuren die Sorrentino opvoert, schetsen een vernietigend beeld van het morele failliet in deze wereld. Niet toevallig kwam de film uit toen een eind was gekomen aan het premierschap van de steenrijke, neoliberale populist Silvio Berlusconi, die vooral de rijken rijker maakte en bekend stond om zijn decadente bunga-bunga-feestjes met jonge meisjes.  

Het Rome van Scola op de Monte Ciocci

 

Het contrast met de setting van de Romeinse beau monde, waar immoreel opportunisme,  leegte, verveling en decadentie hoogtij vieren aan het eind van het Berlusconi-tijdperk, zoals geschetst in La Grande Bellezza in 2013 kan niet groter dan die in ‘Brutti, Sporchi e Cattivi’ (Affreus, Vuil en Slecht), een groteske, tragikomische film van Ettore Scola die zich situeert in een sloppenwijk op de Monte Ciocci in de jaren zeventig. Scola biedt daarin een bijzonder zwartgallige kijk op een veertienkoppige vierdewereldfamilie die er probeert te overleven, letterlijk en figuurlijk aan de rand van de stad en de maatschappij. 

Gitzwarte, burleske komedie

De vrekkige, alcoholistische en gewelddadige padrone di casa - Nino Manfredi in de rol van Giacinto Mazzatella - heeft een miljoen lire gekregen van de verzekering omdat hij een oog heeft verloren in zijn voormalige job. Hij probeert het geld zo goed mogelijk te verbergen voor zijn hebzuchtige huisgenoten die erop azen. Daarbij komt het meermaals tot een luidruchtig handgemeen. De clan leeft verder van het pensioen van een nonna (grootmoeder) die kettingrokend haar dagen slijt in een rolstoel voor een tv-toestel. Inkomsten zijn er ook van de mooie dochter die tippelt langs een Romeinse invalsweg en uit enkele tijdelijke baantjes van de zoons, waaronder een transseksueel die het met zijn schoonzus doet. Giacinto, die zich steeds geïsoleerder gaat voelen in een omgeving die het vooral op zijn geld gemunt heeft, legt het aan met een mollige Napolitaanse prostituee en kijkt niet meer naar zijn vrouw om. Overspel, dierlijke lust en geweld, het is er dagelijkse kost in de clan Mazzatella. Maar de armoede van het gezin, de hebzucht van de pater familias en de jaloezie van zijn vrouw doen het samenleven behoorlijk uit de hand lopen, wanneer de familie een plan smeedt om padrone Giacinto van kant te maken en de erfenis op te strijken. Ze nodigen Giacinto met zijn nieuw liefje uit op een feestmaaltijd  en mengen rattenvergif in zijn macaroni. De vergiftigingspoging mislukt, omdat de bijzonder taaie padrone in een laatste stuiptrekking naar de zee fietst en er met een fietspomp zeewater in zijn maag spuit zodat hij erin slaagt het vergiftigde bord macaroni uit te kotsen. Zijn wraak is zoet.  Terwijl de familie slaapt, steekt hij hun barak in brand en kunnen zij ternauwernood aan de dood ontsnappen. 

Elk laagje beschaving lijkt in dit universum verdwenen. De clan leeft er smerig als dieren, ze bedrijven de liefde in een ruimte waar broers, zussen en kinderen slapen. Ze ruziën, vechten en dollen met elkaar en in plaats van de kinderen naar school te sturen, sluiten ze hen overdag op in wat moet doorgaan voor een speeltuin maar eigenlijk een grote openluchtkooi is. Het vuile en het afstotelijke ademt uit elk beeld, uit de close-ups van etende, tandeloze monden, ongewassen gezichten. En toch slaagt Scola erin om ondanks de walging die je bekruipt de toon tegelijk gitzwart,  hilarisch en burlesk te houden zoals in een comedia dell’arte. 

Roma Sparita, niet helemaal

De Monte Ciocci, die in de jaren zeventig effectief bezaaid was met barakken die uitkeken op de Sint-Pietersbasiliek van het Vaticaan, maakt deel uit van het Roma sparita (het verdwenen Rome). In het nieuwe millenium werd er een groene parkzone aangelegd. Maar dat betekent niet dat alle slums rond Rome verdwenen zijn. 

Brutti, sporchi e cattivi, Ettore Scola

Duizenden Roma leven er nog steeds in krotten en trailers aan de rand van de stad en ook al hebben ze de Italiaanse nationaliteit, hun recht op sociale huisvesting is er beperkt. Sommige wijken, vooral in het oosten van de stad, liggen er nu nog steeds bijzonder troosteloos bij. Dat is zo in Tor Bella Monaca, Centocelle, Tor Pignattara en San Basilio.

Het Rome van Scola onder het fascisme

 

In 1977, een jaar na Bruti, Sporchi e Cattivi, maakt Ettore Scola nog een film over Rome: Una Giornata Particolare. De film speelt zich af op 6 mei 1938, de dag dat Hitler op bezoek komt bij Mussolini in Rome. De hele stad begeeft zich naar het parcours van de fascistische parade, behalve twee buren in een appartementsblok. Antonietta, gespeeld door Sophia Loren, is een huisvrouw en  heeft haar kinderen in de uniformen van de fascistische jeugdbeweging gestoken, want haar man, een militair, en zijzelf zijn trouwe leden van de partij. De andere buur is Gabriele, gespeeld door Marcello Mastroianni, een homoseksuele radio-omroeper die net zijn baan heeft verloren vanwege zijn geaardheid. Zijn kanarietje ontsnapt uit zijn kooi en komt terecht op het terras van Antonietta en er ontspint zich een boeiende conversatie, waarin Antonietta ontdekt dat er nog mannen zijn die niet neerkijken op vrouwen die de was doen, poetsen en voor de kinderen zorgen. Ze voelt respect, ook als ze hem bekent dat ze analfabeet is. Gaandeweg wordt ze verliefd op hem en probeert ze hem te verleiden, omdat ze geen benul heeft van wat hij haar probeert duidelijk te maken: dat hij zich seksueel niet aangetrokken voelt tot vrouwen. Het komt tot een ontknoping, waarbij ze hem slaat. Nadat ze heeft bekend dat haar man vreemd gaat met een vrouw, die wel de kans gekregen heeft om te studeren, vinden ze elkaar in wederzijdse troost als lotgenoten en beleven enkele heel intieme momenten. Una Giornata Particolare is een film die het megalomane, autoritaire en seksistische fascisme op de korrel neemt waarvan vrouwen aan de haard en homoseksuelen het slachtoffer zijn. De diepmenselijke, emotionele toenadering tussen Antonietta en Gabriele, die zich buiten die fascistische orde en regels begeven, ontroert met Loren en Mastroianni in glansrollen.  De concièrge van het appartementsblok heeft de ontmoeting tussen Antonietta en Gabriele nauwlettend in de gaten gehouden en wanneer de avond valt, staat de geheime politie aan Gabrieles deur. 

Una Giornata Particolare: Marcello Mastroianni en Sophia Loren