Woensdag 15 september: Forli - Bagno di Romagna
De volgende dag keer ik terug naar de Piazza Saffi om er mijn colazione (ontbijt) te nemen. Heel eenvoudig: twee brioche (croissants, in Zuid-Italië heten ze cornetto) met een cappuccino. Beter vijf keer matig eten als ik honger krijg dan me ’s morgens vol te proppen met calorieën, zo heb ik geleerd. De Piazza Saffi doet denken aan de Piazza della Vittoria in Brescia. Een ruime, uitgestrekte stenen vlakte met het standbeeld van Saffi in het midden, omgeven door gelijkvormige gebouwen in baksteen met arcaden op het gelijkvloers. En een monumentaal postkantoor als blikvanger. Mussolini heeft ook hier in de jaren 20 en 30 zijn stempel gedrukt op de architectuur en de urbanisatie van de stad. Van de Porta Schiavonia via de corso Garibaldi over de Piazza Saffi naar de Piazzale della Vittoria krijg je een staalkaart van de zogenaamde architettura razionale, die in zijn monumentaliteit en wars van ornamentele elementen de eenheid, macht en trots van de Italiaanse staat moesten verbeelden. Ook het geometrische stratenplan dateert uit de fascistische periode. Mussolini wilde van Forli een modelstad maken omdat hij hier vlakbij, op 15 km, in het stadje Predappio was geboren.
Palazzo Poste e Telegrafo (1932) op de Piazza Saffi, Forli, architect: Cesare Bazzani
De opkomst van het fascisme na het Biennio Rosso
Merkwaardig genoeg was de jonge Benito Mussolini, toen hij nog in Predappio woonde, net als zijn vader een linkse socialist. Hij werd een belangrijk kopstuk in de Partito Socialista en directeur van het linkse blad Avanti! in 1912. Maar de wegen scheidden met de pacifistische socialisten, toen deze in de Eerste Wereldoorlog neutraliteit voorstonden, terwijl Mussolini als ‘interventionist’ ging pleiten voor Italiaanse deelname aan de oorlog aan de kant van de Geallieerden. Hij werd uiteindelijk ontslagen bij 'Avanti!' en uit de partij gezet en stichtte het blad 'Il Popolo d’Italia'. Toen Italië dan toch ten oorlog trok in 1915, vocht hij als vrijwilliger mee in de loopgraven, maar werd geraakt door een mortiergranaat en in 1917 gewond naar huis gestuurd. Intussen was hij een hevige nationalist geworden, die vond dat Italië in het Verdrag van Versailles niet voldoende beloond werd voor zijn deelname in de oorlog aan de zijde van de Geallieerden, waarin nota bene 700.000 Italiaanse militairen waren gesneuveld. Een ‘vittoria mutilata’ noemden zijn aanhangers de overwinning, ‘een verminkte overwinning’.
Biennio Rosso, fabrieksbezettingen
In de jaren na de oorlog ging Italië door een diep economisch dal. De inflatie groeide, de waarde van de lire was in 1920 meer dan 80% van zijn waarde verloren sinds de intrede van Italië in de oorlog in 1915 en de werkloosheid steeg naar een recordhoogte, nu de oorlogsindustrie was stilgevallen en honderdduizenden soldaten op zoek moesten naar werk. De vakbonden, de socialistische en de christelijke, staakten voor betere arbeidsvoorwaarden en hogere lonen in de fabrieken en in het Biennio Rosso (1919-1920) kwam het in Turijn, Milaan en Genua tot langdurige fabrieksbezettingen met de oprichting van Consigli di Fabbrica of fabrieksraden. In Rusland had de Oktoberrevolutie in 1917 de radicale Bolsjewieken aan de macht gebracht en in vele Italiaanse steden heerste net als in München en Boedapest, waar kortstondige communistische radenrepublieken aan de macht waren, een prerevolutionair klimaat. Op de barricaden rond de bezette fabrieken wapperden de rode vlaggen en hielden gewapende revolutionairen de wacht. Op de landerijen van de grootgrondbezitters in de Povlakte kwamen ook de landarbeiders in opstand en begonnen met landbezettingen. Om de sociale onrust te milderen voerde de regering in 1919 het algemeen stemrecht in voor mannen. Meteen werd de Partito Socialista d’Italia de grootste partij met 30% van de stemmen, terwijl de katholieke, anti-communistische Partito Popolare Italiano, die vooral veel aanhang had bij de katholieke landarbeiders 20% van de parlementszetels veroverde. De PPI ijverde evengoed voor een menswaardiger leven voor de kleine man, maar wilde met de goddeloze socialisten geen uitstaans hebben en koos voor deelname aan coalitieregeringen met liberalen en monarchisten. De Italiaanse socialistische partij vaarde voor de oorlog een democratisch-reformistische koers, waarbij via verkiezingen hervormingen moesten worden doorgedrukt. Maar steeds meer radicalen zoals de Turijnse intellectueel Antonio Gramsci pleitten voor de revolutionaire weg. In 1921 scheurden die radicalen zich af van de PSI onder leiding van Gramsci en Amadeo Bordiga en stichtten de Partito Communista d’Italia, die pleitte voor een revolutionaire aanpak en nauwere banden met de Sovjetregering in Moskou. Zwakke regeringen volgden elkaar op, voortdurend uitgedaagd door hevige sociale onrust, waar ze geen antwoord op hadden.
De angst voor de rode revolutie mondt uit in een fascistische staatsgreep
Dat was de ideale voedingsbodem voor de gewelddadige aanpak van de Fasci di Combattimenti, privé-milities die gewapend met knuppels, messen, pistolen en geweren stakingen neersloegen, socialistische volkshuizen in brand staken en dat deden met de steun van de fabrieks- en landeigenaars en de stilzwijgende goedkeuring van politie en carabinieri.
De jonge Mussolini in 1916
Hun leider was Benito Mussolini. Hij recruteerde zijn zwarthemden bij oorlogsveteranen, de zogenaamde ‘Arditi’, nationalisten en rabiate anti-communisten en kon rekenen op de gedoogsteun van het patronaat en de conservatieve en gematigde liberale politieke partijen, die in de opkomst van het socialisme de grootste bedreiging zagen. Twee politieke figuren spreidden het bedje voor de fascisten: de liberale centrumpoliticus Giovanni Giolitti en koning Victor Emmanuel III. Giolitti drukte bijna drie decennia lang zijn stempel op de opeenvolgende regeringen, vaak als eerste minister. Hij speelde aanvankelijk de rol van bemiddelaar tussen vakbonden en patronaat, was een voorstander van het algemeen stemrecht en erkende het stakingsrecht. Maar uit vrees voor de groei van de socialistische partij zette hij voor de verkiezingen een alliantie met de fascisten en andere rechtse partijen op. En toen Mussolini in 1922 zijn Mars op Rome hield en de post van eersteminister opeiste in de regering, dacht Giolitti dat de fascisten, eens aan de macht, zich wel gematigder zouden opstellen. Dat was een volslagen misrekening. Al in 1924 moest de democraat Giolitti toezien hoe de persvrijheid werd ingeperkt, hoe even later de verkiezingen werden afgeschaft, politieke partijen buiten de wet werden gesteld en de totalitaire eenpartijstaat met een Duce werd ingevoerd. Vanaf 1929 kon alleen nog worden gestemd op kandidaten die door de Grote Raad van het Fascisme waren geselecteerd. De tweede figuur die het fascisme een vrijgeleide gaf, was koning Victor Emmanuel III. Toen de fascisten hun mars op Rome hielden, weigerde hij op vraag van de regering om het leger in te zetten en maakte hij er evenmin bezwaar tegen dat Mussolini als premier werd aangesteld.
Mussolini: ondanks alles toch een mausoleum
Mussolini in 1938
In 1943 was het megalomane en totalitaire project van Mussolini voorbij en hij werd door zijn eigen Fascistische Raad aan de dijk gezet en door de koning verbannen. Hij kon nog even de illusie ophouden toen de nazibezetters hem bevrijdden uit zijn ballingschap op het Campo Imperatore in de Abruzzen, en hem met de laatste die-hards de leiding toevertrouwden van de fascistische marionettenstaat ‘de Italiaanse Sociale Republiek’ in Noord- en Midden-Italië. Hij verbleef toen in Salo bij het Garda Meer. Maar de macht was de facto in handen van het Duitse leger. Op 25 april 1945 stortte de Republiek in en drie dagen later werd Mussolini samen met zijn maîtresse, Clara Petacci, aan het Comomeer door Partizanen geëxecuteerd toen hij probeerde te vluchten, vermomd als een Duits soldaat. Hij werd in Milaan op de Piazzale Loreto met enkele medestanders aan het dak van een benzinestation ondersteboven opgehangen. De plek stond symbool voor vergelding en gerechtigheid. In augustus waren daar 15 Partizanen geëxcecuteerd door de fascistische Milizia Volontaria en Duitse troepen en publiek tentoongesteld als waarschuwing aan burgers die het in hun hoofd zouden halen in het verzet te gaan.
Getouwtrek over begraafplaats Mussolini
Mussolini werd in een anoniem graf begraven op de begraafplaats van Musocco ten noorden van Milaan, maar een jonge fascist, Domenico Leccisi, delfde het op en wist het zestien weken lang op verschillende schuilplaatsen te verbergen tot het werd ontdekt in de Certosa di Pavia, een indrukwekkend kloostercomplex van de Kartuizers vlakbij Milaan. De overheid verborg het daarna 11 jaar in het geheim in een Capucijnenklooster in Cerro Maggiore tot in 1957 eersteminister Adone Zoli de overbrenging naar zijn geboortestad Predappio toestond, waar zijn graftombe nu deel uitmaakt van de familiecrypte. De herbegrafenis vond plaats in de aanwezigheid van fans die de fascistengroet brachten.
Predappio
Sindsdien is zijn mausoleum in Predappio een bedevaartsoord voor zijn adepten. Predappio werd 70 jaar lang door een socialistisch burgemeester bestuurd tot in 2019 Roberto Canali van de postfascistische Fratelli d’ Italia de fakkel overnam. Even later besliste hij dat Mussolini’s crypte het hele jaar lang open zou blijven voor bezoekers. Op 29 juli, 28 april en 28 oktober trekt het dorp jaarlijks duizenden fascistische nostalgici. De eerste datum is de geboortedag van Mussolini, de tweede is de dag van zijn executie en de derde is de herdenking van de Mars op Rome van de zwarthemden in 1922. Of hoe in een democratie de grafdelvers van de democratie worden vereerd. En zoals elk bedevaartsoord treft men er tal van souvenirswinkels aan, niet met heiligenbeeldjes, maar met souvenirs en parafernalia uit het ‘glorieuze tijdperk’ van het fascisme.
Het Casa del Fascio, voormalig hoofdkwartier van de fascisten in Predappio, geboorteplaats van Mussolini
Wie een gedetailleerde, maar geromanceerde biografie (of een biografische roman) van het leven van Mussolini wil lezen, kan ik Antonio Scurati’s vierdelig epos aanbevelen: M. De zoon van de eeuw (deel 1), De man van de voorzienigheid (deel 2), M. De laatste dagen van Europa (deel 3) en M. Het uur van de waarheid (deel 4).
Post-fascisme, de afgezwakte versie vandaag
Georgia Meloni, die nooit onder stoelen of banken stak dat ze ooit Benito Mussolini in haar hart droeg, deed in haar campagne voor de verkiezingen van 2022 haar uiterste best om dat als een jeugdzonde af te doen. Maar in haar overwinningsspeech kon ze het niet laten om haar stembuszege als een zoete wraak te bestempelen. Ze droeg haar overwinning nostalgisch op aan wat in besmuikte termen niets anders kon zijn dan haar fascistische erfenis: ‘Dit is voor velen van ons de nacht van de revanche, van onze weg uit de duisternis, een nacht van tranen en omhelzingen. Het is ook de nacht waarin onze gedachten uitgaan naar de velen van ons die er niet meer zijn en aan wie wij deze overwinning opdragen’, oreerde ze toen. Haar partij, de Fratelli d’Italia, wordt niet neofascistisch, maar postfascistisch genoemd. Openlijk zal geen enkele partij in Italië zich fascistisch noemen, eenvoudigweg omdat fascistische partijen volgens de grondwet van 1946 verboden zijn in Italië. Zo heette de eerste postfascistische partij Movimento Sociale Italiano (MSI) en was het codewoord voor post-fascisme ‘la destra sociale’ geworden.
Alleanza Nazionale en Gianfranco Fini
Dat het postfascisme of de verwaterde erfenis van het fascisme zo snel salonfähig werd is vooral te danken aan Silvio Berlusconi.
Eind 1993 stichtte hij de nieuwe politieke beweging Forza Italia, die probeerde de leegte op te vullen die de Democrazia Christiana en de Partito Socialista Italiana hadden achtergelaten nadat ze de tol moesten betalen voor hun ongebreideld cliëntelisme en voor de steekpenningen- en smeergeldaffaires. Tijdens de gerechtelijke Mani Pulite-onderzoeken onder leiding van openbaar aanklager Antonio Di Pietro waren die aan het licht gekomen in 1992 en 1993. Die onderzoeken hebben het vertrouwen in de traditionele centrumpartijen zo’n klap toegebracht dat geen enkele partij er daarna nog van is hersteld. Wat in de plaats kwam was het populisme van Berlusconi, een rare mix van neo-liberaal, anti-links conservatisme dat uit plat electoraal opportunisme met fascisten en separatisten een compromis zocht.
In de aanloop naar de verkiezingen van 1994 smeedde Berlusconi met zijn conservatieve, neo-liberale Forza Italia immers een alliantie met Umberto Bossi van de Lega Nord in Noord-Italië (Il Polo delle Libertà) en met Gianfranco Fini van de Alleanza Nazionale in Midden- en Zuid-Italië (Il Polo del buon governo). Alleanza Nazionale was een bundeling van de postfascistische MSI met conservatieven uit de zieltogende Democrazia Christiana. Door van tijd tot tijd eens te laten vallen dat hij vond dat Mussolini ook goeie dingen had verwezenlijkt, praatte Berlusconi zijn coalitie met het postfascisme goed en maakte hij het acceptabel bij het kiespubliek dat traditioneel centrumrechts stemt.
Berlusconi won de verkiezingen, maar slaagde er nauwelijks in de regionalisten van de Lega Nord, die streefden naar meer zelfbestuur voor Noord-Italië en de unitaire nationalisten van de Alleanza Nazionale te laten samenwerken. Bossi trok vroegtijdig de stekker uit de regering toen Berlusconi zelf in het vizier kwam van de Mani Pulite-onderzoeken. Fini, die vice-premier was in de tweede regering Berlusconi , wierp zich gaandeweg op als een verdediger van de democratische waarden van de Italiaanse republiek. Het fascisme noemde hij een politieke beweging van het verleden, waar geen toekomst in zat. Zijn samenwerking met Berlusconi mondde in 2009 uit in de fusie van Forza Italië en Alleanza Nazionale tot de centrumrechtse partij Il Popolo della Libertà. Maar het kwam al vlug tot een breuk omdat hij Berlusconi niet kon blijven verdedigen in diens onverkwikkelijke belangenvermenging. Berlusconi probeerde voortdurend nieuwe wetgeving door het parlement te jagen om rechtszaken te ontlopen. In de interne machtsstrijd die daarop volgde werd Fini uit de partij gezet en begon hij een eigen parlementaire fractie en partij, maar dat werd electoraal een mislukking. Door zijn verantwoordelijke houding en zijn verdediging van democratische vrijheden was hij zozeer opgeschoven naar het centrum dat hij zijn rechtse achterban van weleer was kwijtgespeeld.
Fratelli d'Italia
De postfascisten vonden elkaar opnieuw in de oprichting van een nieuwe rechtse nationalistische eurosceptische partij, de Fratelli d’Italia van Guido Crosetto, Ignazio La Russa en Giorgia Meloni. De partijnaam werd gewoon overgenomen van het nationale volkslied, de zogenaamde hymne van Geoffredi Mameli, een student uit Genua, die de tekst schreef in de geestdrift en het vuur van de Italiaanse onafhankelijkheidsstrijd in de 19de eeuw. De componist Michele Novaro lijkt the tune zo uit een opera van Verdi te hebben geplukt. Crosetto is momenteel minister van Defensie, La Russa is voorzitter van de senaat en is bijzonder controversieel. Zijn vader diende nog onder Mussolini in Sicilië en zoon Ignazio is daar best fier op. Zijn huis staat vol fascistische memorabilia, hij stelde tijdens de Covid-epidemie voor om de handdruk te vervangen door de fascistische groet, en zei tijdens de verkiezingscampagne van 2022 dat 'We allemaal erfgenamen zijn van de Duce'. Een nostalgicus die graag provoceert? Jazeker, maar hij is niet de enige bij de Fratelli.
Poging van Salvini om premier te worden mislukt
Aanvankelijk was FdI electoraal geen succes en haalde zelfs de kiesdrempel niet, maar Berlusconi smeedde een nieuwe centrumrechts verbond voor de verkiezingen van 2018 met Meloni en de extreem-rechtse populist Matteo Salvini, die de Lega Nord had omgevormd van een separatistische partij voor Noord-Italië tot een anti-immigratiepartij. die eigenlijk Lega per Salvini Premier heet, maar kortweg met 'La Lega' wordt aangeduid. Salvini capteerde de onvrede over de massale immigratie van bootvluchtelingen en zijn partij werd de grootste op rechts. Maar de grote overwinnaar was de andere populistische, maar veeleer linkse Vijfsterrenbeweging (M5S). Salvini vormde daarop met die Vijfsterrenbeweging een verrassende tegennatuurlijke coalitie onder leiding van Giuseppe Conte (M5S) die het niet langer dan een jaar uitzong. Zelf voerde hij zijn hele ambtstermijn als minister van Binnenlandse Zaken een drieste en bijwijlen racistische anti-immigrantencampagne en wou in de zomer van 2019 in een coup de théâtre de regering laten vallen op het ogenblik dat hij hoog scoorde in de peilingen.
Guido Crosetto, Giorgia Meloni en Ignazio La Russa
Maar dat was buiten premier Conte gerekend. Met de linkse PD zette hij een nieuwe coalitie op de sporen en regeerde verder tot in 2021. De Italiaanse economie was gehavend uit de pandemie gekomen en de Europese Unie schoot de meest getroffen landen te hulp met subsidies en leningen. Conte wist uit het Europese Herstelfonds van 750 miljard euro maar liefst 191,5 miljard voor Italië binnen te halen, maar door onderlinge meningsverschillen over de besteding van dat bedrag verloor hij zijn meerderheid in de coalitie.
Regering van nationale eenheid onder Draghi, Meloni alleen in oppositie
President Mattarella gaf toen Mario Draghi de opdracht een regering van nationale eenheid te vormen. Zowel de rechtse als de linkse partijen van enige omvang traden toen toe tot die regering, ook de rechtse alliantiepartners Forza Italia en de Lega. Maar Meloni weigerde met haar FdI deel te nemen. En terwijl haar alliantiepartners voortdurend moesten compromissen sluiten om de geplande, soms onpopulaire hervormingen en door Europa geëiste besparingen van Draghi mogelijk te maken, kon zij ongeremd alle registers opentrekken in haar kritiek op de regering. Draghi wist uiteindelijk zijn nationaal herstelplan in te dienen (Piano Nazionale di Ripresa e Resilienza, PNRR) dat werd goedgekeurd door de Europese Commissie. Meloni, die intussen al flink had gescoord in de peilingen en in de Europese verkiezingen, verweet de regering dat ze geen legitieme basis had omdat er geen verkiezingen hadden plaatsgevonden en dat Italië haar soevereiniteit aan Europa afstond. De immigratiepolitiek vond ze te gematigd en de strenge anticovidmaatregelen een aanslag op de individuele vrijheid. Nu was het haar beurt om de algemene ontevredenheid bij het volk te verzilveren. Geconfronteerd met lovende uitspraken die ze deed over Mussolini op haar negentiende, nam ze in de verkiezingscampagne publiekelijk afstand van het fascisme en prees ze de democratie. Ze bestempelde zichzelf als conservatief en christen.
Verkiezingsoverwinning in 2022 voor FdI
In de verkiezingen van 2022 met een record lage opkomst haalde ze de electorale achterban van de Lega binnen, waardoor die partij naar 9% zakte en de Fratelli in één klap van 4,3 naar 26% stegen en 119 van de 400 zetels in het parlement in de wacht sleepten. Meloni kon het leiderschap van de centrumrechtse coalitie opeisen en werd de eerste vrouwelijke premier in de Italiaanse geschiedenis. In het Europees parlement zetelt haar partij in de rechtse ECR-fractie van Conservatieven en Hervormers, waar onder meer de N-VA, het Spaanse Vox en de Poolse PIS (Vrijheid en Rechtvaardigheid) zetelen.
---------------------------------------
Casa Pound, genoemd naar Ezra Pound
Zelfs een hedendaagse neo-fascistische club als Casa Pound, die er niet voor terugschrikt om Roma en migranten in elkaar te slaan en hun sociale woningen in de fik te steken of vakbondskantoren kort en klein te slaan, maakt geen melding van fascisme in zijn naam. Ze noemen zich naar de Amerikaanse dichter Ezra Pound, die bekend stond als propagandist van het Italiaanse fascisme. Pound woonde sinds de jaren twintig in Italië, geloofde dat het fascisme het alternatief was voor het decadente kapitalisme en was een bewonderaar van Mussolini. Hij was een vurig anti-Semiet, verdedigde anti-Joodse complottheorieën en steunde het fascistische regime in Engelstalige radiospeeches, die het fascistisch regime uitzond naar Amerikaanse troepen. In 1945 werd hij gevangengenomen , hij stortte psychisch in - wat hem behoedde voor een klacht als Amerikaans staatsburger hoogverraad te hebben gepleegd - en verbleef tot 1958 in een psychiatrische instelling in Washington DC. Daarna keerde hij terug naar Italië, waar hij in 1972 stierf. En nu we toch bij deze extremistische club zijn beland: Giorgia Meloni is bevriend met Pierluigi Biondi, de huidige burgemeester van L’Aquila en met Simone di Stefano. De eerste was lid van Casa Pound, de tweede was er woordvoerder.
Vandaag fiets ik de Apennijnen in en wil ik in Bagno di Romagna overnachten. Gelukkig is het wat koeler geworden. Ik heb 4 dagen lang in de blakende zon gereden en wat verfrissing is welkom. Minder leuk is dat er de komende dagen hevige onweders worden voorspeld. De rit van vandaag telt niet meer dan 65 km, maar wel meer dan 1000 hoogtemeters en een forse klimpartij naar de Passo del Carnaio, een 800 meter hoge col, waar ze ook de Giro soms overheen sturen. Echt hoog is dat niet, maar ik vertrek in Forli op nauwelijks 25 meter boven de zeespiegel. Ik neem niet de SP3 naar Predappio, waar Mussolini begraven ligt, maar de SP 4 naar Santa Sofia, stroomopwaarts door de vallei van de Bidente en vanaf daar de SP 26 tot in Bagno di Romagna.
Meldola
De eerste 10 km langs de SP 4 tot in Para zijn nog behoorlijk vlak, maar dan wordt het heuvelachtig en gaat het al zacht bergop naar Meldola, waar de Rocca met zijn indrukwekkende vestingmuren het stadje domineert. De vesting werd in de 11de eeuw op een kalkrots gebouwd en was een bolwerk van de Pauselijke Staten tot in de 14de eeuw, waarna het adellijke geslacht van de Ordelaffi uit Forli het veroverde. Pas aan het begin van de jaren 1500 onder Cesare Borgia kwam het weer in pauselijke handen. Naast de metershoge vestingmuren prijkt een rij cipressen, mooi in het gelid als een rij schildwachten. Ze kondigen de Toscaanse en Umbrische heuvels van Midden-Italië aan, waar ze de dreven en tuinen sieren en alomtegenwoordig zijn. In de Povlakte zijn ze opvallend schaarser. Daar staan de populieren als houtwallen rond de boerderijen, een beetje zoals op de Nederlandse polder. Ook de wijngaarden op de heuvelhellingen worden talrijker. En op het traject tussen Meldola en Cusercoli verschijnen al enkele wegwijzers naar wijncoöperatieven en wijnverkooppunten. Wijnboeren zijn hier overal aanwezig. Twee pickups met tonnen vol druiven staan geparkeerd bij een tankstation. In de kantine van het station, waar ik mijn honger stil met enkele pannini, zijn aan een lange tafel oudere mannen in een hevige discussie verwikkeld. Ik begrijp er geen snars van en herken zelfs nauwelijks Italiaanse woorden als ik wat aandachtiger luister. Dit is het meest onbegrijpelijke Italiaanse dialect dat ik ooit heb gehoord. Dit is hoogstwaarschijnlijk Romagnolo, komt het in mij op. Ik vraag het aan het barmeisje en ze bevestigt mijn vermoeden.
Romagnolo
Romagnolo is zelfs geen Italiaans dialect meer, maar een andere taal die naast het Italiaans ontstaan is uit het vulgair latijn en vooral hier, in Romagna wordt gesproken. ‘Ho venti anni’ wordt bv ‘aio vinsi èn’ en Io sono Gianni wordt Mè am tjèm Gianni. Verder klinkt het Romagnolo veel meer staccato omdat het de eindklinkers van de woorden mist die het Italiaans zo welluidend en vloeiend maken en heeft het een pak meer medeklinkers. Het ontbeert ongeveer alles wat het Italiaans voor ons Noorderlingen zo aantrekkelijk maakt: zijn muzikaliteit, zijn lange, volle klinkers en zijn zachte medeklinkers en weinig keelklanken. Ondanks hun wat hoekige taal staan de Romagnolo’s, de bewoners bekend om hun vriendelijkheid, openheid en gastvrijheid, maar koesteren ze hun lokale tradities.
------------------------------------------------
Vanaf Cusercoli worden de heuvels hoger en bosrijker. Sommige toppen halen hier al 500 m. Om de haverklap merk ik een wegwijzer naar een of andere Agriturismo, een formule waarin toeristen worden uitgenodigd om te logeren in een omgebouwde boerderij. Ook Cusercoli heeft zijn Castello dat boven de borgo uittorent. De vesting werd gebouwd in de 13de eeuw en werd later versterkt door de Malatesta’s, die in de veertiende eeuw ook over de kustplaats Rimini de plak zwaaiden. Vandaag is Rimini met zijn 15 km strand zowat de drukste badplaats aan de Adriatische kust en ontvluchten honderdduizenden Italianen uit Bologna, Milaan, Modena of Ferrara in de zomer hun bloedhete stad om hier wat afkoeling te zoeken. Rimini is onversneden massatoerisme à la Benidorm: honderden hotels en privé uitgebate beachclubs, waar je strandzetels en parasols kan huren. Absoluut geen omweg waard, ook niet in september, wel integendeel.
Cusercoli
Agriturismo
Toeristen kunnen in agriturismo-boerderijen op een rustige plek genieten van het landelijke leven. Ze bestaan in alle gradaties van luxe en comfort, soms kunnen families een gedeelte van een huis huren met zwembad en airco. Soms zijn het eenvoudige kamers en eten de gasten mee met de gastheer, meestal maaltijden van lokale voedselproductie.
Agriturismo is een formule die het kleine, maar ook rijkere boeren mogelijk maakt om rendabel te blijven, hun akkers, olijf- of wijngaarden en vee te blijven behouden en tegelijk toeristen een alternatieve ervaring aan te bieden door hen lokale producten te laten consumeren of hen te laten meehelpen bij de wijn- of olijfoogst. Bovendien creëert het initiatief ook een aanvullend inkomen buiten de seizoensgebonden inkomsten. De aantrekkingskracht op de ecologisch bewuste stedelijke bevolking kunnen de boeren vergroten door duurzaam te produceren en daar profiteert ook het milieu van.
Daarnaast houden ze lokale tradities en gebruiken in stand en vermijden ze dat hele gebieden ontvolken omdat de landbouw er niet meer rendabel is. Onder meer dankzij het Agriturismo is de ontvolking van het Italiaanse platteland in Romagna, Toscane, Puglia en Umbrië lang niet zo dramatisch als in sommige regio’s in Frankrijk.
-------------------------------
Santa Sofia
Even verderop op mijn route kom ik in Civitella di Romagna, het laatste versterkte dorp in de Vallei van de Bidente voor we in de hoofdplaats Santa Sofia aankomen. Ook hier is de Rocca een overblijfsel van de middeleeuwse vestingmuren die de borgo moesten beschermen tegen ongewenst bezoek. Naar Santa Sofia toe wordt de weg wat steiler, terwijl het langzaam bewolkter en koeler wordt. De Bidente stroomt dwars door het gezellige stadje, dat aan de voet van de eigenlijke Apennijnen ligt. Van zodra ik de iconische brug over de Bidente oversteek, begint het echte klimwerk. De oorspronkelijke driebogige brug dateert uit de zestiende eeuw, maar stortte in door een aardbeving in de achttiende eeuw en werd daarna heropgebouwd. In 1944 blies het Duitse leger ze nog eens op bij haar strategische terugtocht. Van zodra ik de iconische brug over de Bidente oversteek, begint het echte klimwerk. De oorspronkelijke driebogige brug dateert uit de zestiende eeuw, maar stortte in door een aardbeving in de achttiende eeuw en werd daarna heropgebouwd. In 1944 blies het Duitse leger ze nog eens op bij haar strategische terugtocht.
Het povere militaire palmares van Il Duce
Omdat zijn militaire palmares zo bedroevend was, was de militarist die Mussolini was, alle krediet kwijtgespeeld. Eerst mislukte een poging jammerlijk om in 1940 vanuit zijn protectoraat Albanië een deel van Griekenland te veroveren. Het kleine Griekse leger dreef het veel grotere Italiaanse leger terug over de Grieks-Albanese grens. De vernedering werd nog groter toen de Duitsers even later samen met de Bulgaren in april 1941 in enkele weken wel Griekenland wisten te bezetten. Ook de militaire campagne van Il Duce vanuit zijn Libische kolonie tegen de Britten in Egypte werd een ware afgang. Met de steun van de Duitse veldmaarschalk Rommel konden de Italianen een deel van de Italiaanse kolonie Libië heroveren, maar uiteindelijk werden in het najaar van 1942 bij El Alamein het Duitse en Italiaanse Afrikakorps definitief door de Britten verslagen onder leiding van de Britse generaal Bernard Montgomery. Dat was de eerste grote nederlaag voor Hitler en Mussolini. De slag om Stalingrad was de tweede en deed de oorlog kantelen in het voordeel van de Russen en de geallieerden. Het zesde leger van de Wehrmacht kapituleerde daar in de winter van 42-43. Van het Italiaanse achtste leger dat meevocht aan de zijde van de Duitsers sneuvelde ongeveer drie kwart van de 200.000 manschappen. En ten slotte waren op 9 juli de Amerikanen en Britten geland op Sicilië en hadden er de Duitsers en het Italiaanse leger van het eiland verdreven en de fascisten uit de plaatselijke besturen verdreven. Mussolini werd verantwoordelijk gehouden voor dat teleurstellend militair palmares.
Mussolini stuurt Italianen zonder tanks en artillerie de oorlog in
Uit historische documenten en getuigenissen toont Antonio Scurati in ‘De Laatste Dagen van Europa’ aan hoe Mussolini zijn volk de oorlog insleurt door zijn bondgenootschap met Hitler, terwijl hij zeer goed besefte dat het Italiaanse leger daar helemaal niet was op voorbereid. Duitsland had jarenlang een oorlogsindustrie opgebouwd en was dat des te meer. Italië had aan alles een gebrek: tanks, artillerie, vliegtuigen, schepen enz. Bovendien stond de Italiaanse bevolking afkerig tegen een bondgenootschap met de Duitsers. In de eerste Wereldoorlog tegen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije waren immers honderdduizenden Italiaanse soldaten gesneuveld of levenslang verminkt uit de loopgraven gekomen.
De brug over de Bidente in Santa Sofia, 1944
Met de brug over de Bidente van Santa Sofia die in 1944 door de Duitsers werd opgeblazen, zijn we midden in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog beland. Vanaf eind juli 1943 volgden in Rome de coups de théâtre elkaar op. Op 25 juli 1943 zette de Hoge Fascistische Raad de Duce af en gaf de macht terug aan koning Victor Emmanuel III, die hem liet arresteren en gevangen zetten in de Abruzzen. Daarna stelde de koning de opperbevelhebber van het Italiaanse leger, Maarschalk Badoglio, aan als eersteminister. Hij moest met de geallieerden een wapenstilstand onderhandelen. Hitler reageerde bliksemsnel. Hij maakte een groot deel van het Italiaanse leger krijgsgevangen, liet Mussolini bevrijden door een Duits commando en installeerde hem in Salo aan het Gardameer aan het hoofd van de Repubblica Soziale di Italia. Een klein deel van de Italiaanse landmacht, dat bleef in het fascisme geloven, werd vrijgelaten en mocht de orde handhaven in de Sociale Republiek, die vooral neerkwam op strijd tegen de Partizanen en repressie tegen de bevolking die de Partizanen steunde, terwijl het Duitse leger de opmars van de Geallieerden vanuit het zuiden probeerde te stuiten.
Laatste verdedigingsgordel van de Wehrmacht
Santa Sofia lag min of meer op de Gothic Line (Die Gotenstellung), een van de laatste verdedigingsgordels van het Duitse leger tegen de opmars van de Geallieerden vanuit het Zuiden. Van de westkust bij Pisa tot de Adriatische kust bij Pesaro, halfweg tussen Bologna en Firenze, hadden ze in de Apennijnen langs de Gotenstellung honderden kazematten, bunkers, antitankgrachten, loopgraven, mijnenvelden en artillerienesten gebouwd om het geallieerde offensief te stoppen.
Aan de oostkant van de linie bij de Adriatische zee wisten de geallieerden tegen eind 1944 naar de Povlakte door te stoten. Maar in het westen konden De Duitsers standhouden tot begin 1945 omdat grote delen van het Amerikaanse achtste leger van het front werden weggehaald om deel te nemen aan een landing op de Zuid-Franse kust. Dat verzwakte de stootkracht van de geallieerden op Italiaanse bodem.
Partizanen in het verzet
Dat de Wehrmacht zijn verdedigingslinie had opgetrokken in de Appenijnen kwam dan weer het verzet goed uit, want hier waren ze op bekend terrein en konden ze hun favoriete guerillatactieken toepassen. Vooral de communistische Garibaldi Brigades van de Partizanen waren erg actief in de bergen van Romagna. Voor de Duitse invasie waren ze al een burgeroorlog begonnen tegen de fascistische troepen en hier konden ze op de steun van de boeren rekenen. De locals lieten hun ezels nachtwerk doen voor de Partizanen. Deze saboteerden aanvoerlijnen, bliezen munitiedepots op en lokten kleine Duitse eenheden in hinderlagen. De Duitsers wisten dat de locals de Partizanen hielpen.
Omdat ze de daders van aanslagen niet konden vinden, organiseerden ze samen met de Guardia Nazionale Repubblicana en de Brigate Nere wraakacties met represailles tegen de plaatselijke bevolking. In sommige regio’s werden voor elke door de Partizanen gedode Duitser tien willekeurige dorpelingen geëxecuteerd. De Guardia Repubblicana was de officiële politie van de Italiaanse Sociale Republiek, de Zwarte Brigades waren paramilitaire fascistische brigades, die bekend stonden om hun brutaliteit. Aan Duitse kant opereerden vooral de Gestapo en de SD.
La Notte di San Lorenzo, gebroeders Taviani
Waarom de anti-Duitse gevoelens en het antifascisme bij de oudste generaties Italianen sterk is blijven leven werd in de poëtische film ‘La Notte di San Lorenzo’ van de gebroeders Taviani uit 1982 prachtig geëvoceerd. Het verhaal speelt zich af in de nacht van 10 augustus 1944, de nacht dat dorpelingen traditioneel naar de vallende sterren gaan kijken in het fictieve dorp San Marino. Het wordt verteld door een vrouw die als zesjarig kind de gruwel van de vergeldingsacties van fascisten en Duitse troepen op hun terugtocht beleeft. Een kerk waar dorpelingen naartoe zijn gebracht wordt opgeblazen door fascisten en de huizen met een kruis gemerkt worden door Duitsers met de grond gelijk gemaakt.
Slachtpartijen in Marzabotto, Passo del Carnaio...
De realiteit was vaak nog erger. In het dorp Marzabotto in de Apennijnen ten zuiden van Bologna richtte de SS een bloedbad aan, waarin naargelang van de bron tussen 800 en 1800 burgers werden afgeslacht. Op de Passo del Carnaio, waar ik na de passage door Santa Sofia overheen gereden ben, werden op 25 juli 1944 onder een eik zesentwintig mannen van San Piero al Bagno geëxecuteerd door een als vergelding voor de aanslag op drie Duitsers. De priester Don Ilario die hen de laatste sacramenten kwam toedienen en van plan was om naar de commandopost in Bagno Romagna te vertrekken en hun zaak te bepleiten, werd ter plaatse afgemaakt.
Die gruweldaden verklaren ook gedeeltelijk waarom de regio’s Emilia-Romagna, Toscane, Umbrië van Bologna tot bijna in Rome decennia lang rode regio’s zijn gebleven, waar ook kleine boeren op het platteland communistisch stemden. Wie een overzicht wil van de oorlogsmisdaden die Duitsers en de fascistische brigades hebben aangericht in Italiaanse dorpen kan terecht bij Stephan D. Yada-Mc Neal, Places of shame-German war crimes in Italy 1943-1945
Santa Sofia op The Gothic Line, Duitse verdedigingslinie in 1944 (in het rood)
blauwe stip = Santa Sofia
Passo del Carnaio
Ik neem de SP26 naar de Passo del Carnaio en moet nu over 11 km 540 meter hoger naar 790 meter. Dat is gemiddeld nauwelijks 5,2%, maar er zitten twee steile stroken van 9% in, een eerste bij het verlaten van Santa Sofia en tweede in de laatste kilometers naar de top. De steilste stukken lopen door bosgebied, terwijl een langere tussenstrook tussen de akkers rond het gehucht l’Ospedalletto toelaat om wat op adem te komen. Vooral de laatste klim is loodzwaar, maar ik troost me met de gedachte dat het daarna alleen nog maar bergaf gaat naar mijn eindbestemming. Ik heb nu wel voldoende water bij, maar ik smacht naar suikerhoudend voedsel en heb mijn laatste energiereep al verorberd. Een hongerklop dreigt en niets eetbaars kilometers in het rond. Of toch? Jawel, op de top zijn braamstruiken mijn redding. Ik eet zoveel braambessen ik maar kan en ik kikker er zowaar van op. Hier werden dus in 1944 26 mannen uit San Piero al Bagno geëxecuteerd als vergelding voor drie Duitsers die het verzet had gedood. In 2024, zestig jaar later, werd hier een Herdenkingspark aangelegd om het bloedbad te herdenken.
Monti Casentinesi
Rechts van de weg is het uitzicht op de Monti Casentinesi in het Westen spectaculair. Zo ver het oog reikt overschouw ik donkere beboste bergkammen die hoger worden naarmate ze verderaf liggen. Aan hun noordkant duiken ze langs steile rotswanden de afgrond in.
Volgens de reliëfkaart van de Monti Casentinesi die ik opdiep, moet de top aan de horizon de Monte Falco met zijn 1650 m zijn. Dit is de ongerepte groene noordoostkant van de Apennijnen, waar arenden, wolven, edelherten, damherten en everzwijnen zich thuis voelen. Een nationaal park kon niet uitblijven in een van de grootste bosgebieden van Italië. Het Parco Nazionale delle Foreste Casentinesi, Monte Falterona e Campigna met zijn 36.000 ha werd in 1993 ingehuldigd. Het is een wandelparadijs voor wie niet vies is van wat klimwerk.
Nu ik het dalen met fietszakken al wat beter beheers, duik ik in een rotvaart naar beneden, naar de vallei waar de kuuroorden San Piero in Bagno en Bagno di Romagna liggen. De regenbuien hebben me gespaard. Als ik op de Piazza Ricasoli sta voor mijn bed & breakfast recht tegenover de plaatselijke Basilica di Santa Maria Assunta beginnen de eerste druppels te vallen. Van de Basilica werd al in de 9de eeuw melding gemaakt. Ze is in Romaanse stijl opgetrokken, maar binnenin zijn vijftiende eeuwse Florentijnse renaissance-architecten, schilders en beeldhouwers aan het werk geweest
Monti Casentinesi