Rome: plunderingen, verval en leegloop

De indrukwekkende Aureliaanse muur heeft niet kunnen beletten dat Rome in zijn geschiedenis een keer of vijf is ingenomen en  geplunderd. En zoals het soms werd afgespiegeld waren het nooit woeste, heidense barbaren die plunderden, maar christenen. Twee keer Ariaanse christenen in de vijfde eeuw en één keer lutheranen onder katholiek commando in de zestiende eeuw.

Onder keizer Diocletianus werd het uitgestrekte imperium in 293 opgesplitst in een West-Romeins Rijk met hoofdstad Rome en een Oost-Romeins Rijk met  hoofdstad Constantinopel. Ondanks enkele pogingen tot hereniging onder de eerste christelijke keizer Constantijn De Grote en de keizer die het christendom als staatsgodsdienst invoerde, Theodosius de Grote, viel het imperium definitief uiteen in 395 AD.  Vanaf toen ging het met het West-Romeinse Rijk snel bergaf.

 

Foederati, Germaanse bondgenoten van Rome 

Rome zag zich gedwongen te onderhandelen met Germaanse stammen zoals de Franken die de Rijngrens overstaken en de Goten die over de Donau  het Rijk binnenvielen. Via verdragen werden ze bondgenoot (foederati) gemaakt en moesten ze helpen de grenzen van het rijk te verdedigen tegen andere Germaanse volkeren of tegen de Hunnen. De foederati moesten ook een flink aantal eigen mannen afstaan aan Romeinse legioenen, die onder een gebrek aan mankracht leden. Een gevolg was dat na enkele generaties de hele legerleiding van de legioenen vol Germanen zat. En aangezien de feitelijke macht bij het leger lag, gingen Germanen ook een steeds grotere rol spelen bij de aanduiding van de keizer, die voorlopig wel een Romein moest blijven om aanvaardbaar te zijn voor de autochtone bevolking van de laars.  Maar van de andere kant kwam het nooit tot een echte integratie van de Germaanse bondgenootvolkeren in het Romeinse Rijk, zodat ze zich van de weersomstuit steeds meer als zelfstandige koninkrijkjes gingen gedragen. 

Eerste Sacco di Roma: Alarik plundert De Stad van God (Augustinus van Hippo), 5de eeuw

 

De eerste Sacco di Roma van deze jaartelling is exemplarisch voor de rol die de Germanen militair gingen spelen in het Romeinse leger. Alarik I, een Ariaanse christen, stond als generaal aan het hoofd van een  Gotisch huurlingenleger in dienst van Rome. Maar hem werd het commando herhaaldelijk ontnomen omdat hij in conflict kwam met het keizerlijk bewind in Ravenna, de toenmalige hoofdstad van het West-Romeinse Rijk.  De Visigoten riepen hem uiteindelijk uit tot hun rex of koning. Na jarenlange schermutselingen met Romeinse legioenen, had dit Germaanse volk een gebied tussen de Donau en de bergen van de Balkan toegewezen gekregen van Keizer Theodosius I, die aanvankelijk over het Oost-Romeinse deel vanuit Constantinopel regeerde. Hij promoveerde het christendom tot staatsgodsdienst en liet polytheïstische heidense praktijken van de traditionele Romeinen verbieden. Hij kreeg de fanatieke christenen op zijn hand en voerde een burgeroorlog tegen de meer gematigde Flavius Eugenius, die het recht op heidense cultus verdedigde. Flavius Eugenius regeerde vanuit Rome, maar werd als een usurpator bestempeld omdat hij geen recht op de troon zou hebben gehad. Theodosius, die hem niet erkende, versloeg hem en werd weer keizer van het hele Romeinse Rijk. Hij verdeelde in 395 het rijk tussen zijn zonen Arcadius, die in het Oost-Romeinse Rijk zou regeren en Honorius die het westen kreeg. Die splitsing zou definitief blijven. 

 

Goten eisen Romeins staatsburgerschap

Na een eerste militaire nederlaag tegen de Romeinse generaal Flavius Stilicho, de voogd van de jonge keizer Honorius, keerden de kansen voor de Visigotische koning Alarik I door een maatregel van Honorius, die onder invloed van de xenofobe, anti-barbaarse partij de opdracht gaf om in Rome vrouwen en kinderen van de ‘barbari’ te vermoorden. Met die campagne dreef hij tal van bondgenotenvolkeren die als barbaren werden bestempeld in de armen van Alarik. In Rome leefden toen al duizenden Goten, zij het vaak als slaven in Romeinse huishoudens. Honorius respecteerde evenmin de Constitutio Antoniana uit 212, die elke vrij geborene in het Rijk recht gaf op Romeinse burgerschap. Tegen het eind van de vierde eeuw bezaten dan ook weinig Goten het Romeinse staatsburgerschap, ook Alarik niet, die verschillende keren Romeinse legioenen te hulp was gesneld. Ze eisten een betere behandeling en meer land. Alariks herhaalde pogingen om daarover met Rome te onderhandelen, zetten geen zoden aan de dijk. Dat was voor Alarik I de trigger om na de dood van Stilicho in 408 opnieuw naar Rome op te rukken aan het hoofd van een leger Visigoten. Hij startte een belegering van de stad en probeerde een voorwaardelijke overgave van de stad te onderhandelen. Maar Honorius zette een hinderlaag voor hem op, waaraan hij ternauwernood  kon ontsnappen. Dat was voor Alarik de spreekwoordelijke druppel en hij drong met zijn leger in 410 AD via de Porta Salaria Rome binnen. Hij plunderde de stad drie dagen lang, nam Romeinen gevangen, verkocht ze als slaven of vroeg er losgeld voor. Galla Placidia, de zus van de keizer, nam hij mee als gijzelaar. Zijn leger sleepte veel kostbare buit weg, maar spaarde wel veel waardevolle gebouwen. 

 

Zosimus geeft christenen de schuld, Augustinus geeft heidenen de schuld

Na de sacco gaven christenen en aanhangers van de oude Romeinse rites elkaar de schuld voor de val van Rome. Zosimus, een Romeinse historicus die zwoer bij de traditionele Romeinse godenverering, geloofde dat het christendom de deugden van het imperium had aangetast en dat de verwaarlozing van de Romeinse goden aanleiding was voor de  sacco. In zijn ‘De Civitate Dei’ (Over de Stad van God) gaf de kerkvader Augustinus van Hippo echter de heidenen de schuld. Hij verkondigde dat de mens van nature naar verdorvenheid neigt en dat een bekering tot het ene ware geloof daarom noodzakelijk is. De Sacco di Roma was volgens hem een straffe gods voor de vele heidense praktijken die er nog in de stad heersten. De heidense goden hadden volgens hem onvoldoende morele regels gesteld en in zijn De Civitate Dei wijdde hij uit over de vele verdorven gewoonten uit de tijd van voor het christendom. Dat verderf was een verklaring voor de vele rampen die de pre-christelijke wereld over zich heen had gekregen. Volgens Augustinus was de geschiedenis van de wereld niets anders dan een oorlog tussen God en de duivel, tussen de stad van God en de stad van de Wereld. God leidt de wereldlijke bestuurders die aan de zijde van de katholieke kerk staan met zijn Voorzienigheid en  goddelijke tussenkomsten in hun universele strijd met de wereldlijke krachten die de kant van de duivel hebben gekozen. Die visie zou de officiële doctrine van de Rooms-Katholieke Kerk worden. 

 

 

Alaric I, 19de eeuwse fotogravure van Ludwig Thiersch

Geiserik of Gensericus, de Vandaal, houtsnede Julius Naue, 19de eeuw

Tweede sacco: Gensericus, de Vandaal, 5de eeuw

In 455 was het weer prijs toen de legendarische Gensericus, koning van de Vandalen en eveneens een Ariaanse christen, Rome binnenviel. Gensericus had eerder al de Romeinse provincie Africa veroverd, die zich uitstrekte van het huidige Marokko tot in het westen van Libië. In 439 veroverde hij Carthago waar hij een deel van de Romeinse vloot in beslag nam. Hij wist in een verdrag met de West-Romeinse keizer Valentinianus III de soevereiniteit over het gebied af te dwingen en begon met piratenschepen raids op Sardinië en Sicilië uit te voeren. Na intriges aan de top van het Rijk, waarin keizer Valentinianus en de opperbevelhebber van het Romeinse leger, Flavio Ezio, bekend van zijn overwinning op Attila en de Hunnen, werden vermoord, beschouwde Gensericus het verdrag dat hij met de keizer sloot als onbestaande en stuurde een strafexpeditie van Vandalen en plaatselijk gerekruteerde Moren naar Rome. Voor de Porta Portuense zou Paus Leo I hem hebben opgewacht en hem hebben verzocht de inwoners en de gebouwen te sparen. Gensericus beloofde dat plechtig te zullen doen en hield woord. Maar hij roofde wel de schatten en kostbaarheden uit de tempels en het keizerlijke paleis en nam de weduwe  en de dochters van de keizer mee. En ook enkele vooraanstaande Romeinen die hij als slaven toevertrouwde aan de leden van zijn geslaagde expeditie.

 

Vandalen, beschaafde plunderaars

Die Vandalen plunderden bijgevolg nogal beschaafd, als we de kronieken mogen geloven. Men had voor vandalisme bijgevolg best wel de naam van een andere Germaans volk  kunnen kiezen. Wel is het zo dat Vandalen Ariaanse christenen waren en aanvankelijk tegen de christenen in de voormalige provincie Africa nogal onverdraagzaam optraden, maar naar het einde van zijn heerschappij schonk Gensericus de Roomse christenen de vrijheid om hun godsdienst te belijden. Meer dan  een eeuw lang hadden de Vandalen  het westen van de Middellandse Zee gedomineerd tot ze in 534 definitief werden verslagen door de Oost-Romeinse generaal Belisarius die in dienst stond van keizer Justinianus. Onder hem kreeg Noord-Afrika weer een Romeins bestuur. De heerschappij van de Vandalen is een episode die maar al te vaak tussen de plooien van de eurocentrische geschiedschrijving verdween. 

 

 Derde sacco: Habsburgse landsknechten 16de eeuw      

Als Italianen het hebben over de Sacco di Roma, hebben ze het meestal over de plundering door de Duitse landsknechten die in dienst vochten van de nochtans katholieke Habsburger Ferdinand, broer van Karel V. De Habsburger Karel V, beter bekend als Keizer Karel, regeerde over een wereldrijk dat zich uitstrekte over De Nederlanden, Oostenrijk, Hongarije, Bohemen, Duitsland, Bourgondië, Zuid-Italië en Spanje.  Als keizer van het Heilig Roomse Rijk en in een alliantie met de paus en de Engelse koning Henry VIII versloeg hij de Franse troepen in 1521. Bij een tweede poging van de Fransen om Lombardije te veroveren koos paus Clemens VII  de kant van de Franse koning François I, omdat hij vreesde voor een te grote macht van de Habsburgers die inmiddels ook in het koninkrijk Napels de plak zwaaiden.  Maar de Fransen werden definitief verslagen in de slag bij Pavia in 1525 en le roi François werd gevangen genomen en naar Spanje afgevoerd. Hij kwam pas 8 maanden later vrij na betaling van het losgeld. De Habsburgse troepen trokken verder naar Rome en een inderhaast door de Paus gevormd leger was niet bij machte hun opmars te stoppen.

 

Muitende (lutherse) landsknechten plunderen en gijzelen rijke Romeinen

Karel III van Bourbon, die de Spaanse en Duitse troepen leidde, sneuvelde bij de bestorming van de stad. Voor de milities van de Zwitserse Garde, die de stad verdedigde, was de overmacht van het Habsburgse leger te groot en op 6 mei 1527 vielen de Habsburgse troepen de stad binnen en begonnen zonder enige leiding en in totale chaos aan de plundering. Vooral de Duitse landsknechten, voor het merendeel Lutheranen en hevige tegenstanders van de paus, hadden het gemunt op de kerkelijke bezittingen.  Ze vernielden de inboedel van kloosters, kerken en bisschoppelijke paleizen, ze verkrachtten vrouwen en nonnen en vermoordden priesters en al wie een toevlucht zocht in een van de vele kerken. De paus kon ontkomen via een geheime gang naar het oninneembaar geachte Castel Sant’Angelo, maar werd uiteindelijk toch gevangen genomen. Het leek alsof de sacco in opdracht van Karel V gebeurde die toen in Madrid verbleef, maar de troepen, ook de Spaanse, waren eigenlijk aan het muiten omdat ze al maanden geen soldij hadden ontvangen. Daarom gijzelden ze ook rijke burgers, kardinalen en bisschoppen voor losgeld. Ze bleven negen maanden de stad terroriseren.  En ook voor de vrijlating van de paus vroegen ze de fikse som van 400.000 dukaten en eisten dat hij afstand deed van steden die onder de pauselijke voogdij stonden zoals Piacenza, Parma en Modena. In een poging tot 'Wietergutmachung' en verzoening  liet Karel V zich door paus Clemens VII  tot keizer kronen in Bologna.  

Gravure uit 1555: de dood van Karel III van Bourbon tijdens belegering van Rome

De Teloorgang van een metropool

 

Nadat Rome zijn functie van hoofdstad van het West-Romeinse Rijk aan Ravenna moest overlaten, begon de bevolking van de stad te krimpen. Rond het jaar 400 zouden er nog steeds 800.000 à 1 miljoen inwoners zijn geweest, maar door de invallen en de plundering  van de Visi-Goten en de Vandalen in de vijfde eeuw nam de bevolking snel af en de oorlogen tussen Byzantijnen en Ostrogoten in de zesde eeuw versnelden dat proces. Economisch werd de stad steeds minder belangrijk en rond 550 zou Rome niet meer dan 50.000 inwoners hebben geteld. In de zesde eeuw raakten de aquaducten in onbruik en zaten badhuizen, fonteinen en huizen zonder stromend water.

Tijdens de middeleeuwen zakte het bevolkingsaantal verder naar 20.000 à 30.000 met een absoluut dieptepunt in de veertiende eeuw toen de pausen zo'n 70 jaar lang in Avignon resideerden. De inwoners leefden tussen de ruïnes en het forum Romanum werd het Campo Vaccino, de koeienweide, genoemd.

Grote antieke gebouwen werden afgebroken voor bouwmateriaal en de bevolking ging in wijken bij de Tiber wonen. Reizigers in de middeleeuwen beschreven Rome als een dorp temidden van de ruïnes. Vanaf de vijftiende eeuw, in de renaissance was er een heropleving omdat de pausen hun rijkdom investeerden in paleizen, kerken, pleinen en wegen. Vanaf toen nam de bevolking weer toe. 

 

Trastevere, een stuk authentiek middeleeuws Rome

 

Aan de overkant van de Tiber en ten zuiden van Vaticaanstad ligt Trastevere, een stuk bekoorlijk, authentiek Rome, dat ooit een toevluchtsoord was voor backpackers die de platgetreden toeristische paden even wilden verlaten, maar inmiddels een pleisterplaats voor toeristen is geworden. Het heeft een volkse en bohémien charme, die uit het mondaine historische centrum met zijn toeristische hot spots tussen de Piazza di Spagna en de Piazza Navona is verdwenen (of is verworden tot bobo - bourgeois bohémien). 

In de middeleeuwen was Trastevere (letterlijk: aan de overkant van de Tiber) een stadsdeel met smalle, bochtige straatjes en dat grillige stratenpatroon is vandaag nog steeds zichtbaar. De straten zijn geplaveid met sampietrini (afgeleid van San Pietro), platte kasseistenen zoals op de Piazza San Pietro in Vaticaanstad en veel van de panden hebben hun middeleeuws karakter bewaard. Vooral in de avonduren bruist de wijk met zijn terrasjes, restaurants en trattoria en zijn bars. Grote winkelstraten vind je er niet,  winkeltjes met ambachtelijke spullen en boetiekjes des te meer, maar helaas ook steeds meer souvenirwinkels. Het centrum van het uitgaansleven is de Piazza Santa Maria met zijn fontein. Maar Trastevere is vandaag zo populair bij toeristen dat de hotels en b&b’s er sneller volgeboekt zijn dan in vele andere wijken. Dat is althans mijn ervaring. 

Piazza Santa Maria in Trastevere

Steegje in Trastevere

Santa Maria in Trastevere

Al in de oudheid maakte Trastevere deel uit van de stad. Het lag in de derde eeuw binnen de Aureliaanse muur, die de wijk vandaag scheidt van de Quartiere Portuense en de Quartiere Gianicolense. Ook twee heel oude kerken uit de begintijd van het christendom wijzen op roots in het antieke Rome: de Basiliek van Santa Maria in Trastevere en de basiliek van Santa Cecilia in Trastevere. Santa Maria in Trastevere zou al in de vierde eeuw zijn gebouwd, want het grondplan dateert uit die tijd. In de twaalfde eeuw werd de basiliek heropgebouwd onder paus Innocentius II, evenals de Romaanse klokkentoren. Ook de mozaïek van de kroning van de Maagd in het bovenste deel van het gewelf van de apsis dateert uit de 12de eeuw. Daaronder heeft Pietro Cavallini in de dertiende eeuw het Leven van Maria uitgebeeld in een andere mozaïek. In de Capella Altemps bevindt zich een Byzantijns icoon van de Madonna della Clemenza, dat tussen de zesde en negende eeuw werd geschilderd. 

 

Santa Cecilia in Trastevere

De basilica di  Santa Cecilia in Trastevere werd  volgens de legende gebouwd op de plaats waar zich het huis van Cecilia bevond, de martelares die in 230 AD probeerde haar man en broer te bekeren tot het christelijke geloof en daarom drie dagen lang werd gefolterd en uiteindelijk onthoofd. In deze basiliek heeft de apsis in zijn gewelf een mozaïek die zelfs uit de negende eeuw dateert en de zegenende verlosser afbeeldt met een fenix boven zijn hoofd als symbool van de wederopstanding. Hij wordt  geflankeerd door de heiligen Paulus, Petrus, Valeriano, Agatha en Cecilia en de negende-eeuwse paus Pasquale I. De twaalf lammeren tegen een gouden achtergrond onderaan het gewelf verwijzen naar de twaalf apostelen. De hele bekleding van muren en plafond van het schip is achttiende-eeuws met op het plafond een fresco dat de kroning van Cecilia voorstelt. Onder het altaar ligt het witte marmeren beeld van Cecilia van de hand van  Stefano Maderno in de houding waarin ze onaangetast in de zestiende eeuw in haar graf werd ontdekt. 

Boven: apsismozaïken van de Basilica di Santa Maria in Trastevere

Onder : apsismozaïeken van de Basilica di Santa Cecilia in Trastevere