25 augustus: van Tarquinia via Civitavecchia naar Ladispoli

De volgende ochtend besluit ik eerst het middeleeuwse stadje te verkennen en pas daarna een kijkje te nemen in het Etruskenmuseum.  Het middeleeuwse Tarquinia is op een heuvel gebouwd en kijkt uit over de kustvlakte die het scheidt van de zee. Maar eerst wat verwarring de wereld uit helpen. Eigenlijk heette dit stadje in de middeleeuwen Corneto. Er was wel een oude stad Tarquinia, maar die werd in de 8ste eeuw verwoest door de Saracenen. De inwoners van die oude stad vluchtten toen naar het nabijgelegen Corneto. Pas in 1922 werd Corneto omgedoopt tot Tarquinia, dat dus een eind af ligt van het Etruskische Turchana of Tarquinii, dat nu ‘La Civita’ wordt genoemd. De ruïnes ervan en de bijhorende necropoli van Monterozzi  liggen zo’n 10 km landinwaarts op de weg naar Monte Romano.

Het middeleeuwse Tarquinia

Van het huidige Tarquinia is de middeleeuwse skyline met zijn stadsmuren, een vijftal Romaanse kerken en de Torri van enkele patriciërsfamilies mooi bewaard gebleven. De Romaanse Sint-Martinuskerk met zijn rondbogen en drie beuken onder tongewelven is wellicht de oudste van het stadje en wordt al vermeld in documenten uit de  elfde eeuw. Tarquinia onderhield sterke banden met de machtige stadstaten Pisa en Genua. De tweekleurige rondbogen boven  de ingang van de oudste kerken verraden invloeden uit Pisa. In de linkerzijbeuk is een vijftiende-eeuws fresco zichtbaar van Sint-Anna en de Maagd met Kind.

 

Torre van een Patriciërsfamilie, Tarquinia

Chiesa San Martino, Tarquinia

Uit de twaalfde eeuw dateren de kleine eenbeukige Chiesa del Salvatore en de driebeukige Chiesa di Santa Maria in Castello, allebei zonder transept (dwarsbeuk). De laatste was tot in 1435 ook de kathedraal en is een buitenbeentje met zijn klokgevel, drie portalen en een tweeledig rondboogvenster boven het hoofdportaal. Ze werd verfraaid met cosmatesk mozaïekwerk, onder meer in de vloer. Dat bestaat uit geometrisch inlegwerk van glas en marmer, typisch voor de twaalfde en dertiende eeuw. Cosmatesk is een stijl waarvan de naam verwijst naar  de Romeinse familie Cosmati die in deze ambachtelijke kunst excelleerde.  Evengoed twaalfde-eeuws zijn de Chiesa dell’Anunziata met zijn portaal en prachtig versierd rozet in de voorgevel en de Chiesa di San Giacomo, die later dienst deed als kapel bij het plaatselijke kerkhof met voorwaar een Arabisch-normandische koepel van het soort dat men eigenlijk vooral aantreft op Sicilië. Al deze kerken zijn oorspronkelijk Romaans van bouwstijl. Recenter is de driebeukige Chiesa di San Francesco, die dateert uit het eind van de dertiende eeuw en zowel Gotische als Romaanse stijlkenmerken heeft. De impressionante klokkentoren dateert dan weer uit de zestiende eeuw. Naast deze kerken dragen de stadsmuren en de elfde- en twaalfde-eeuwse vierkanten Torri (Torre Campo Cialdi, Torre Barucci, Torre del Magistrato, Torre Dante), al dan niet met kantelen, bij tot de onmiskenbaar authentieke middeleeuwse decor waarin ik rondstruin op zoek naar een barretje om er een cornetto en een cappuccino te bestellen.  

Chiesa di Santa Maria in Castello, Tarquinia

Het Etruskenmuseum van Tarquinia

 

In het Palazzo Vitelleschi op de Corso Vittorio Emmanuele werd het Museo Archeologico Nazionale di Tarquinia ondergebracht en daar begeef ik me nu naartoe.   Het museum toont sarcofagen en fresco’s uit de grafkamers van de Etruskische necropolis Monterozzi, die zich ten oosten van het stadje bevindt en zich over 5 km² uitstrekt.  Maar dit museum toont slechts een fractie van de inboedel uit de Etruskische graven. Grote collecties Etruskische juwelen, gebruiksvoorwerpen en fresco’s bevinden zich in het Museo Gregoriano Etrusco van het Vaticaan, in de Villa Giulia aan de rand van de Villa Borghese in Rome, in het archeologisch museum van Firenze, maar evengoed in het British Museum en het Louvre. 

De grafkamers met hun hele inboedel waren bedekt door tumuli (grafheuvels) of werden in de rotsen uitgegraven en waren alleen bestemd voor de aristocratische bovenlaag bij de Etrusken. De armen en slaven werden bij hun dood in grachten gedumpt. Samen met een duizendtal graven in de Banditaccia necropolis van Cerveteri is die van Monterozzi Unesco Werelderfgoed. 

De muurschilderingen uit de grafkamers (tombe) van deze necropoli leren ons heel wat over het dagelijkse leven van de Etrusken. De taferelen tonen een uitbundige cultuur waarin sportwedstrijden (tomba delle olimpiadi), religieuze rituelen (tomba dei Auguri), erotische scenes (tomba dei tori), jachtscenes (tomba della caccia del cervo) feesten met dans en muziek en banketten (tomba dei Leopardi) de toon aangaven. 

De sarcofagen van de aristocraten en hoge functionarissen in het museum geven een idee van hun dodencultus en religieuze gebruiken. De aristocraten  liggen in een relaxte houding, vaak op hun zij, bovenop hun sarcofaag alsof ze aanliggen bij een banket. Rond de sarcofagen werd in de grafkamer het huishouden van de overledene gereconstrueerd met alle attributen vandien: aardewerk, metalen gebruiksvoorwerpen en juwelen. Het beeld nam ook deel aan een uitvaartritueel in de vorm van een begrafenisbanket met spelen, wedstrijden en spektakel die in fresco’s werden afgebeeld op de wanden van de grafkamer.  

Omdat hun goden beslisten over hun lotsbestemming en over de toekomst in het algemeen moest een machtige priesterkaste die raadplegen. Nevelachtige goden (involuti) stonden de bliksemoppergod Tin en zijn gemalin Uni (latijn: Juno) bij.  De gelijkenis met Zeus en Hera of Jupiter en Juno is treffend. 

 

Etruskisch museum, Tarquinia, sarcofaag 

Net zoals vele andere goden van het Etruskische pantheon Griekse en Romeinse tegenhangers lijken te hebben. Zo is Nethuns de Griekse Posseidon  of de Romeinse Neptunus en is Futluns waarschijnlijk Bacchus. Net als de Grieken hadden ze ook een onderwereld, waar schrikwekkende demonen als Charun en Tuchulca heersten.

De invloed van de Griekse kolonies in Zuid-Italië is in het museum bijzonder zichtbaar in de keramiek waaruit de kannen, potten en amfora werden vervaardigd. De Etrusken namen niet alleen de techniek van het pottenbakkerswiel over, maar ook de kleibewerking en de beschildering met minerale kleuren. Maar typisch etruskisch is het zwarte bucchero aardewerk dat door de aanwezigheid van ijzeroxide zwart kleurde bij het bakken in de oven en een metaalglans kreeg door het polijsten achteraf. De decoratieve motieven waren vaak floraal, toonden mensen, dieren en mythische wezens als griffioenen en centauren. Er waren ook beeldhouwers actief, die beelden boetseerden in terracotta en in brons. Het topstuk uit het museum zijn de gevleugelde paarden uit de tempel Ara della Regina van het Etruskische Tarquinia, La Civita, waar alleen nog ruines van overblijven. 

Gevleugelde paarden uit de tempel van Ara della Regina en Bucchero aardewerk

De geschiedenis van Tarquinii en de necropolis van Monterozzi

De archeologie en Griekse geschreven bronnen bewijzen  dat niet de Romeinse, maar de Etruskische en Griekse stadstaten de eerste beschavingen op het Italiaanse schiereiland waren. Over de oorsprong van de Etruskische beschaving is er steeds meer consensus dat de Etrusken niet uit het oosten van het Middellandse Zeegebied of Anatolië immigreerden, zoals sommige historici beweerden, maar dat ze een autochtoon volk waren waarvan de cultuur ontwikkelde uit de dorpen van de Villanova Cultuur uit het laat bronzen tijdperk van de twaalfde tot de tiende eeuw voor Christus die archeologisch onderzoek in de omgeving van Bologna heeft blootgelegd. Ook recent DNA-onderzoek aan Italiaanse universiteiten op individuen vanaf 900 v. Chr.  heeft aangetoond dat de Etrusken geen immigranten, maar  autochtonen waren. De Etrusken gebruikten al ijzer voor gebruiksvoorwerpen. Ze ontgonnen daarvoor ijzerertsmijnen, bvb op het eiland Elba. IJzer uit Etrurië was zeer gegeerd in die tijd en werd uitvoerig geëxporteerd.  

Het patrimonium van grafkamers, fresco’s en beelden van de Etruskische beschaving is des te belangrijker omdat er nauwelijks geschriften in hun taal bestaan en ze al voor onze jaartelling helemaal was verdrongen door het latijn en nergens meer werd gesproken.  Door inscripties op beelden, sarcofagen en keramiek vanaf de zevende eeuw voor Christus weten we wel dat ze het Griekse alfabet gebruikten, maar hun taal heeft nauwelijks verwanten in de Indo-Europese talengroep en vertoont evenmin gelijkenissen met de semitische talen uit het Midden-Oosten. De Tyrrheense zee waar ik een deel van mijn fietsreis langs rijd dankt zijn naam aan de Etrusken. Tyrrheens is afgeleid van de naam die de Grieken aan de Etrusken gaven : de Turrhenoi. Toscane verwijst dan weer naar de naam die de Romeinen aan de Etrusci gaven: de Tusci.  

Necropolis Monterozzi: Tomba del Triclinio met fresco van banketscène en Tomba dei Leopardi: fresco van dansers en muzikanten (6de eeuw voor Christus) en Tomba della Caccia e Pesca: jacht en visvangst

De archeoloog Massimo Pallottino was zowat de meest gerespecteerde Etruscoloog van na de tweede wereldoorlog en in zijn ‘Etruscologia’ toont hij aan dat de Etruskische beschaving bij zijn vorming in de achtste en zevende eeuw voor Christus ook Griekse en Oosterse invloeden heeft geïncorporeerd door de vele handelscontacten met Grieken en Feniciërs.  

 Naast Tarquinia waren Cerveteri, Vulci en Vetii in het noorden van Lazio, Volterra (Volaterra), Chiusi (Clusium), Arezzo (Arretium), Cortona in Toscane en Perugia (Perusia) en  Orvieto (Volsinii) in Umbrië andere bekende Etruskische stadstaten. Ze waren verenigd in een confederatie en deelden een religie met een eigen godenpantheon, een dodencultus en voorouderverering. 

Vanaf de zevende eeuw waren de Etrusken de dominante maritieme macht op de Tyrrheense zee,  zowel commercieel als militair.  Ze waren immers een volk van handelaars en exporteerden wijn en hun typische zwarte bucchero-aardewerk naar onder meer Zuid-Frankrijk en dreven ook intens handel met de Feniciërs uit Carthago (in het huidige Tunesië) die nederzettingen hadden op Sardinië en met de Griekse kolonies in Zuid-Italië. Het waren de Grieken die hen de wijnstok en de olijfboom leerden kennen. 

Etruskische stadstaten uit het noorden van Lazio waren aanvankelijk machtiger dan de ontluikende stad Rome. Tarquinii was een van die stadstaten. Zijn grondgebied strekte zich landinwaarts uit tot aan de meren van Bolsena in het noorden en Bracciano in het zuiden. Ook in Rome zelf speelden Tarquiniërs een vooraanstaande rol.  Een opstandige edelman Demaratus uit het Griekse Korinthe zou halfweg de zevende eeuw v. Chr. zijn verbannen en kwam zich in Tarquinia vestigen. In zijn gevolg bevonden zich Griekse pottenbakkers en schilders. Hij huwde een Etruskische vrouw die het leven schonk aan Lucius Tarquinius Priscus. Omdat hij als vreemdeling niet voor vol werd aangezien in Tarquinia, trok Lucius Tarquinius Priscus naar Rome, waar hij in de gunst kwam van koning Ancus Marcius en hem opvolgde als vijfde Romeinse koning bij diens dood. Later zou hij worden opgevolgd door zijn schoonzoon Servus Tullius en zijn kleinzoon Lucius Tarquinius Superbus, de laatste Romeinse koning. De gens (het geslacht) Tarquinia zou nog decennia lang een rol spelen  tijdens het bestuur van de eerste consuls van de Romeinse republiek.

Etrusken regeerden dus de hele zesde eeuw in Rome.  In diezelfde eeuw breidden de Etruskische stadstaten hun invloed uit naar het zuiden over heel Lazio tot in Campanië, de streek van het huidige Napels. Door hun contact en handel met de Griekse kolonies in de Golf van Napels zoals Cumae, Ischia, Neapolis en Poseidonia was hun cultuur sterk beïnvloed door de Grieken. 

Maar in de vijfde eeuw keerde het tij en werden de Etrusken van de troon verjaagd in Rome en moesten ze in de slag bij Cumae (474) het onderspit delven tegen de machtige Griekse kolonie van Syracuse in Sicilië. Op die manier werd Etrurië over land en over zee van de Zuid-Italiaanse steden afgesneden en zette de neergang in. In 308 veroverden de Romeinen Tarquinia en in 264 bezweek de laatste Etruskische stadstaat Volsinii (het huidige Orvieto) onder een Romeinse belegering.   

De rol van de vrouw bij de Etrusken

Wat in het oog springt in het museum is dat ook sommige Etruskische vrouwen prominent genoeg waren om een beeld te krijgen bovenop hun sarcofaag. Ook op de fresco’s lijken ze deel te nemen aan de publieke feesten. Je kan je niet van de indruk ontdoen dat vrouwen uit aristocratische families een voor die tijd allesbehalve tweederangsrol hebben gespeeld. Hoewel de Romeinen Etruskische goden, rituelen en gebruiken zoals het lezen van de ingewanden van dieren om het lot te voorspellen, hadden overgenomen, bleek er in de patriarchale Romeinse samenleving waar de pater familias de onbetwistbare heerser was een veel bescheidener plaats voor de vrouwen weggelegd. Bij de Etrusken was het koningschap over de stadstaat erfelijk, zodat de macht generaties lang binnen de familie bleef en de overdracht dus via de vrouwen gebeurde, maar vrouwen konden zelf geen koningin worden. Aan het hoofd van de stadstaat stond aanvankelijk immers de koning, de lucumo, die het bevel voerde over het leger en tegelijk de hogepriester was. 

Toen andere aristocratische families en rijke handelaars steeds meer gingen rebelleren tegen de absolute macht van de vorst, werd die in de zesde eeuw voor christus gaandeweg vervangen door principes zoals de zogenaamde ‘zilath’, die bestuurde met een magistratuur.  En in die magistratuur konden vrouwen geen functies uitoefenen.

 Als ik het museum verlaat, heb ik het gevoel dat ik voor het eerst van dichtbij een ontbrekende schakel tussen de Griekse en Romeinse beschaving heb mogen aanschouwen. En de keuze om de kunstschatten in een museum onder te brengen vlakbij de vindplaats van de necropolis vind ik een goed idee. Hier komt het beter tot zijn recht dan in een zaal tussen immense collecties uit andere antieke culturen zoals het British Museum of het Louvre.  

Het is al een eind in de namiddag wanneer ik het stadje uit fiets in zuidelijke richting langs de zee. Wie uit is op strand en zon kan terecht in de Lido di Tarquinia, de rustige badplaats enkele km verderop. Ze ligt vredig verscholen achter een parasolpijnenbos. Ik laat de badplaats voor wat ze is en fiets verder naar de ‘Riserva naturale Salina di Tarquinia’, een natuurreservaat waar je met een goede verrekijker waadvogels kan observeren zoals flamingo’s, verschillende kleinere reigersoorten, die je bij ons niet vindt, kluten en plevieren, maar ook veelkleurige bijeneters. Dit was vanaf het begin van de negentiende eeuw het zoutwinningsgebied voor de Pauselijke Staten. Het waren aanvankelijk de geïnterneerden uit de gevangenis van Porto Clementino die werden ingezet bij de zoutwinning. Sinds 1980 is het een natuurreservaat dat onder de voogdij staat van de afdeling biodiversiteit van de Carabinieri. Het klinkt wat vreemd, maar het klopt, want als je denkt op het fietspad door het reservaat je weg te kunnen vervolgen langs de kust verder naar het zuiden, kom je bedrogen uit. Het pad loopt dood …in een kazerne van de Carabinieri en er zit niets anders op dan rechtsomkeer te maken naar de strada littorale. 

 

De lagunes langs de Tyrheense zee

Meer naar het noorden in de Maremma zijn er nog twee beschermde vogelreservaten van het WWF, namelijk het Lago di Burano ter hoogte van Capalbio Scalo (het station van Capalbio op de spoorlijn langs de kust)  met een zeer diverse eendenpopulatie en flamingo’s. Maar de meest interessante is de lagune ‘Oasi di Orbetello’ nog wat verder noordwaarts bij het gelijknamige stadje. Daar verbinden twee landengten het vasteland met het schiereiland  Monte Argentario waar de mondaine badplaatsen Porte San Stefano en Porte Ercole vooral bekend zijn om hun jachthavens. Porto San Stefano met zijn kleurrijke huizen op de flanken van de Monte Argentario biedt bij de lage avondzon uit het Westen een schilderachtige aanblik. De lagune bevindt zich tussen de landtong van de Monte Argentario, het vasteland en de landengten.  Wie in de herfst of de winter in Rome en omstreken vertoeft kan hier van september tot mei langs de vogelobservatiepaden van de lagune honderden flamingo’s zien, maar ook 200 soorten andere watervogels. Bovendien ligt de lagune op een route voor trekvogels. 

Riserva Naturale Salina di Tarquinia en Laguna van Orbetello

De strada littorale of de SP 45 loopt door de kustvlakte tot ze weer aansluit op de SS1, de Aurelia, vlak voor het binnenrijden van Civitavecchia. Begrijpe wie begrijpen kan, de SS1 is hier weer een gewone tweevaksbaan met verkeerslichten en een fietsstrook. Het drukke wegverkeer dat uit het Noorden komt en richting Rome rijdt, loopt vanaf hier over een autosnelweg, de E80, in een wijde boog rond de havenstad. De SS1 loopt de stad binnen en passeert langs de haven waar veerboten naar tal van bestemmingen in de westelijke Middellandse Zee vertrekken: Olbia in Sardinië, Palermo in Sicilië, Porto Vecchio in Corsica, maar ook naar Barcelona. Ook gigantische cruiseschepen meren hier aan. Zo ongeveer binnen een maand, als alles naar plan verloopt, land ook ik hier met de ferry uit Olbia. Maar nu volg ik de SS1 langs de havenkaaien, het station en de kathedraal dwars door de binnenstad tot ze de stad verlaat bij enkele kiezelstranden en de jachthaven van Riva di Traiano.  Vanaf hier volgt de SS1 de kust en biedt een mooi zicht op de stranden van Santa Marinella. Het is er comfortabel rijden en de stress die het voorbijrazend verkeer me in de Maremma bezorgde is verdwenen. Oponthoud aan kruispunten en verkeerslichten of wat hinder omdat ik moet laveren door  files met stapvoets verkeer in drukke badplaatsen neem ik er graag bij. Overal geldt een snelheidsbeperking van 70 km per uur en vrachtverkeer is er verboden.

 

Na Santa Marinella volgt Santa Severa en Marina di Cerveteri, badplaatsen waar strandgangers uit de Romeinse agglomeratie in deze bloedhete augustusmaand massaal de verkoeling van de zee komen opzoeken. Het schiet goed op en al tegen valavond kom ik aan bij mijn b&b in de badplaats Ladispoli, zo’n slordige tweeënhalf milenium geleden was dit Alsium, één van de drie grote Etruskische havens samen met Pyrgi (Santa Severa) en Punicum (Santa Marinella). Vlakbij meer landinwaarts, waar nu Cerveteri ligt, bevond zich de Etruskische stad Caere.

Mijn bed & breakfast ligt op een kilometer van het strand en er staan 69 km op de teller.  Een stokoude vrouw in een rolstoel is er de uitbater. Haar gezicht zit bedekt onder een grote wijnvlek -of is het een huidziekte? - die de helft van haar gezicht rood kleurt. Haar zoon maakt me wegwijs in de accommodatie. Na een korte rit naar Cerveteri stel ik vast dat ik te dicht bij de sluitingstijd van de Banditaccia-necropolis arriveer, waardoor een bezoek nog weinig zin heeft. Ik troost me met de gedachte dat ik in Tarquinia voldoende Etruskenpatrimonium bijeen gezien heb.  ‘s Avonds ga ik Ladispoli te voet verkennen. Na een rustige wandeling door villawijken kom ik eerst bij een shopping center en moet ik daarna onder het station door waar ik in een drukke winkelstraat beland. Hier zijn al wat pizzeria’s, burgertenten en snackbars, maar ik heb zin in vis. Naarmate ik dichter bij het strand kom, wordt het drukker en voor ik het besef zit ik middenin een stroom strandtoeristen die op zoek zijn naar een eettent, een bar of vertier. Het herinnert er me aan dat de meeste Romeinen die zich geen dure reis kunnen veroorloven in augustus aan zee zitten en dat voor velen onder hen verlof bij voorkeur in feeststemming wordt doorgebracht. Discotheken en clubs op het strand met animatoren die achter hun micro het verblijf van de klanten moeten opleuken doen me denken aan de Spaanse Costa Brava, maar nog erger. Er is hier nauwelijks spiaggia libera of een publiek plaatsje op het strand waar ik even mijn tenen in de aanspoelende golven kan koelen of gewoon genieten van het rustgevende klotsen van de golven. Alles wordt hier overstemd door de pompende dreun van elektronische muziek en de opdringerige aanmoedigingen van dj’s en animatoren. En waar het toch wat rustiger is, is het strand in een lido herschapen:  twee strandzetels en een parasol voor tien à twintig euro met bijna altijd een bar in een bijhorende strandtent in de onmiddellijke nabijheid. 

De honger knaagt en dan zakt ook mijn humeur. Ik heb al geen zin meer om aan te schuiven in een restaurant. Ik zoek naar een snelle hap, maar ditmaal geen pizza, bij voorkeur toch iets wat populair is bij de gemiddelde Italiaan. Hier is dat een take away waar pittavormige panini opgevuld worden met lekkere klaargemaakte vullingen, combinaties van gestoofde groenten en vlees, zeevruchten of vis. Ik kies voor een panino met zeevruchten en groenten  en ga de lekkernij opsmullen op een kleine spiaggia libera die wat stiefmoederlijk tussen de privé-clubs verborgen ligt. Daarna vat ik gewoon weer de lange wandeling naar mijn b&b aan. Als ik arriveer, is er een hoog oplopende discussie aan de gang tussen de moeder en haar zoon. Blijkbaar gaat het over medicatie, die de vrouw niet wil innemen. Tot de zoon de deur achter zich dicht slaat en in een andere kamer verdwijnt.

De necropolissen rond Cerveteri

 

Ook Ceveteri heeft zijn Etruskenmuseum, het Museo Archeologico Cerite. Het werd ondergebracht in het Castello Ruspoli in het centrum van Ceveteri. De necropolis van Banditaccia, een unesco-site sinds 2004 ligt op een plateau van tufsteen van ongeveer 200 hectare landinwaarts ten oosten van Ceveteri. De Zona del Recinto is toegankelijk voor de toeristen en biedt een mooi overzicht van de evolutie in de graven: van eenvoudige putten met de as van de gecremeerde overledene in een urne uit de negende en achtste eeuw voor Christus tot de verfijnde versierde grafkamers onder ronde tumuli in de zevende en zesde eeuw v. Chr. en de kubusvormige gebouwtjes bovenop grotten die in de rotsen daaronder zijn uitgegraven. De Necropolis is ontworpen als een stad met straten, pleintjes en gebouwen. Het was de belangrijkste begraafplaats van de oude Etruskische stad Caere, ongeveer 8 km landinwaarts gelegen vanaf de zee, een centrum van pottenbakkers die het bucchero-keramiek vervaardigden en juwelen en bronzen beelden maakten in de zesde eeuw v. Chr. Via zeeroutes dreven ze handel met Griekse en Fenicische kolonies. De relatie met het opkomende nabije Rome bleef uitstekend tot in de derde eeuw v.Chr, toen Rome de kustvlakte begon te koloniseren. In de vroege middeleeuwen werd de stad verlaten en gingen de de inwoners onder druk van invallen van Sarazenen van over zee zich elders vestigen.  Een bijna vergeten Necropolis, ten zuidwesten van Cerveteri is die van Sorbo, waar in het Regolini-Galassigraf, ontdekt in 1836 en genoemd naar zijn ontdekkers, gouden halskettingen, een gouden borststuk en mantelspeld, zilveren en bronzen schalen en vazen uit de 7de eeuw v. Chr. werden gevonden, die nu deel uitmaken van de collectie van de Vaticaanse Musea. 

Het kwalijke lobbywerk van bouwfirma’s

Maar ontluisterend is het lot dat de necropolis te beurt viel onder de weinig respectvolle behandeling door de gemeentebestuurders van de gemeente Cerveteri. De beroemde archeoloog Raniero Mengarelli, die voor de oorlog de opgravingen in het gebied superviseerde,  heeft in  enkele nagelaten geschriften zijn beklag gemaakt over het onbegrip van de opeenvolgende plaatselijke besturen voor de archeologisch waarde van de Sorbo-necropolis in het onderzoek naar de Villanova-cultuur, de eerste fase van de Etruskische beschaving. Hij heeft het over de herhaalde pogingen om het archeologisch statuut van de site door de overheid in Rome te laten schrappen. Mengarelli stierf in 1944. De decennialange belangenverstrengeling van plaatselijke overheden met  bouwfirma’s en hun lobbymensen in Rome heeft resultaat geboekt. Bovenop de necropolis werd een wijk met appartementenblokken gebouwd door een plaatselijke bouwpromotor in de jaren zestig. De necropolis Sorbo heet nu Il Quartiere Sorbo.  

Ronde tumulus in necropolis Banditaccia

‘s Anderendaags ga ik even langs bij de vrouw des huizes, want ik heb toch recht op een ontbijt zou ik denken. Ze is niet langer de koppige, scheldende furie van de avond voordien. Ze ziet er broos uit en praat minzaam terwijl ze recht voor zich uit staart zonder mij aan te kijken, zodat ze de enorme wijnvlek aan de andere kant van haar gezicht verborgen houdt. Het ontbijt blijkt een bon te zijn waarmee ik mij in de bar op de hoek een cornetto en een koffie of capuccino mag bestellen. Ik bedank haar en zeg haar vriendelijk arrividerci. De waardigheid en elegantie waarmee ze in haar hulpeloze toestand toch haar rol als gastvrouw speelde, maakte indruk.