Maandag 20 september: San Gemini-Narni-Monterotondo
De volgende morgen geniet ik bij dit zonnig weer nog even van het weergaloze uitzicht vanuit het belvedere van het parkje voor het hotel. San Gemini ligt hoog in de uitlopers van een heuvelrij, met uitzicht op Terni in de vallei van de Nera, een bijrivier van de Tiber, en op een bergketen in het oosten. In de verte meer naar het zuiden steken hoge, kale toppen boven alles uit. Van de Gran Sasso, vermoed ik, het hoogste massief in de Apennijnen. En dan het in zuiden, want dat is de richting die ik uit moet, niets dan heuvels en bergen.
San Gemini
Via Tiberina
Mijn eindbestemming, Rome, ligt nog op minstens 120 km, onmogelijk in één dag te behappen. Een tussenstop met overnachting zal onvermijdelijk zijn. Een koortsachtige opwinding bekruipt me met het zicht op de eindmeet. Als ik wil dat het wat opschiet, kan ik moeilijk anders dan alvast over de eerste hellingen een Strada Statale te nemen. Het wordt de SS3ter, de Via Tiberina, die via Tuderte naar Narni loopt. Een stevige bries blaast me in de afdaling vanuit San Gemini wat koelte toe, maar als ik na 5 km aan de beklimming naar Narni begin, voel ik wat me vandaag te wachten staat. Het is heet en ik zoek moeizaam naar mijn ritme in de eerste kilometers bergop. Het zweet loopt al van onder mijn fietshelm in mijn wenkbrauwen en dit is nog maar het begin. Na enkele kilometers rij ik door Narni Scalo, een lager gelegen frazione van Narni op de linkeroever van de Nera, waar het Stazione di Narni-Amelia ligt, langs de spoorlijn die Terni en Rome met elkaar verbindt.
Net voor ik de Nera over rijd, is een restant van de Romeinse brug op de via Flaminia zichtbaar die onder keizer Augustus werd gebouwd. Van de oorspronkelijke vier bogen staat alleen de meest zuidelijke nog overeind.
Ik sla af naar de SP1. Met nauwelijks 10 km op de teller doet de beklimming van 1,6 km naar Narni niet al te veel pijn, maar ze is wel steil. Meer dan een blitzbezoek aan het historisch centrum van Narni zit er niet in op mijn voorlaatste rit naar Rome. De piazza Garibaldi met zijn kathedraal, klokkentoren en trappenpartij is erg fotogeniek. Maar het stadje speelde ook in de onzalige tijden van de inquisitie een belangrijke rol.
Narni
Het middeleeuwse stadje Narni zelf is bovenop een rotsachtige heuvel gebouwd en daarbovenuit torent op haar beurt de veertiende-eeuwse Rocca Albornoziana, een middeleeuwse citadel op de helling van de Monte Maggiore die de controle van de Pauselijke Staten verzekerde over de via Flaminia en de toegangswegen naar Lazio. Narni oogt met zijn granieten grijze muren en ruwe torens heel erg middeleeuws.
Een legende wil dat Narni samen met Perugia de strijd aangingen tegen een griffioen die de streek teisterde. Toen ze het beest gedood hadden, kreeg Perugia de beenderen van het beest en Narni de huid. Daarom heeft Narni net als Perugia een griffioen als wapenschild, maar dan wel een rode, terwijl die van Perugia wit is. Onder de twaalfde-eeuwse kathedraal die gewijd is aan de heilige Juvenalis, de eerste bisschop van Narni die in de 4de eeuw AD leefde, werd in de jaren 1970 een hele ondergrondse stad ontdekt met onder meer de dertiende-eeuwse kerk Santa Maria della Rupe met fresco’s, een dominicanenklooster, overblijfselen van een Romeinse villa en een tribunaal van de inquisitie waar ketters werden gefolterd en veroordeeld. Er valt ook een bijhorende cel te bezichtigen, waar veroordeelden graffiti op de muren kerfden als getuigenis van de gruwel die ze ondergingen.
Narni en Santa Maria della Rupe
Sant'Oreste aan de voet van Monte Sorate
Ik sla wat water en fruit in en daal langs dezelfde SP1 terug naar de Via Tiberina. In de bosrijke heuvels aan mijn rechterkant is weldra de enorme abdij van San Casciano zichtbaar. Het is een 11de-eeuws benedictijnenklooster in Romaanse bouwstijl dat in de negentiende eeuw leeg kwam te staan en nu staatseigendom is, maar nog steeds niet toegankelijk. Ik rij verder in de vallei van de Nera langs de SS3ter, maar wanneer rivier en weg elk een andere richting uitgaan begint, zoals te verwachten een klim uit de vallei die wel eindeloos lijkt en hier en daar door een griezelig donkere tunnel heen loopt. De koelte van de tunnels langs de Via Tiberina doet deugd, maar zonder fel fietslicht zou ik mij hier nooit in wagen, komt het in me op. Na elke doortocht volgt er steevast een ravijn rechts naast de fietsstrook, gelukkig afgeschermd door een stevige vangrail.
Ik klim naar nog twee frazioni, deelgemeenten van Narni, eerst Taizzano, dan Borgeria. Het is allemaal niet erg steil, maar het klimmen lijkt maar niet op te houden. Vrachtwagens rijden hier traag, want ook voor hen is het bergop, maar het neemt natuurlijk wat tijd voor ze me helemaal zijn voorbijgestoken en daarbij onvermijdelijk even op de rijstrook van de tegenliggers moeten rijden, terwijl ginder, enkele honderden meter verderop alweer de volgende bocht loert, waaruit elk ogenblik een tegenligger tegen forse snelheid naar beneden kan komen. Ik heb enkele Italiaanse vrachtwagenbestuurders heus wel wat stress bezorgd, besef ik zelf. Maar zij mij ook. Ik probeer het hoffelijk te houden en rijd op tijd en stond, waar het kan, even in de onverharde berm om ze het voorbijsteken wat minder riskant te maken.
Langs de Via Flaminia rij ik Lazio binnen
Even verderop sluit de via Tiberina aan op de via Flaminia (SS3) en gaat het richting Vigne. Hier lijkt het hoogste gedeelte achter de rug. Voorlopig, want vandaag moet ik nog enkele keren riviervalleien induiken en weer uit klimmen. Tussen Gualdo en Otricoli hou ik even halt bij een baancafé. Ik heb een reuzenhonger en bestel me twee belegde broodjes met lokale geitenkaas en veel tomaat, komkommer en sla ertussen. Ik neem ook een cappuccino, drink mijn drinkbus leeg en vul ze nog eens bij. Het klimmen gaat nu vlotter. Ik schakel onmiddellijk naar de versnelling waarin ik mijn juiste klimritme vind en ik zo mijn krachten nauwkeuriger te doseren. Dat mijn vege lijf intussen al flink wat kilo’s verloren heeft door het onafgebroken dagelijkse calorieverbruik, helpt ook natuurlijk. Het gaat nu bergaf naar de Tiber voorbij Otricoli waar ik Umbrië verlaat en de regio Lazio binnen rij. In Fragelini fiets ik eerst de autosnelweg tussen Firenze en Rome over en daarna een brug over de Tiber in Borghetto. Tenslotte moet ik ook nog eens de Treja over, een bijrivier van de Tiber in Civita Castellana.
Daar laat ik het valleigebied achter mij en klim kilometers ver langs de via Flaminia tot bijna in Rignano Flaminio, maar waar de flaminia een scherpe bocht naar het westen maakt neem ik links de Strade Provinziale 21A richting Sant’Oreste, een arendsnest op 410 meter hoogte dat tegen de 700 m hoge Monte Sorate aanleunt. Ik denk er niet aan om nog een bezoekje te brengen aan dit bergdorp, daarvoor is het al veel te laat.
Fiano Romano
Ik trek even na op mijn I-pad hoe ik het snelst dichtbij de Romeinse agglomeratie kom en beslis om naar Fiano Romano af te dalen. Maar eerst blijft het nog wat klimmen met venijnige stroken langs deze SP, die heel wat steiler zijn dan wat ik gewoon was op de Tiberina en de Flaminia. Ik sla wat water en fruit in en daal langs dezelfde SP1 terug naar de Via Tiberina.
Ik voel opnieuw dat ik dreig door mijn energie heen te raken als ik niet vlug wat eet. Plompverloren aan een kruispunt met de SP19 is er een kleine automechanieker, die ook een bar uitbaat. Ik duik in de koelkast van de bar, neem er twee suikerhoudende frisdranken en kies twee tramezzini uit de koeltoog. De vrouw achter de bar lacht, ze ziet waar ik aan toe ben. ‘Fa caldo, he, e bisogna bere qualcosa in tempo’. Ik leg haar uit dat ik naar Rome rijd maar er vandaag waarschijnlijk niet meer geraak. Zoals ik had verwacht, raadt ze me Fiano Romano aan in de vallei van de Tiber met zijn vele winkels en hier en daar een hotel. Ze is het type joviale, goedlachse buurvrouw die iedereen zich toewenst en eigenlijk ook wel een beetje volupteus.
Ik neem afscheid en eet mijn tramezzine met prosciutto en tonino even verder in een bosje op. De SP 19a de ‘Civitellese’ loopt naar Fiano Romano en wanneer ik tussen de bosjes het stadje in het oog krijg begint de weg ineens aangenaam te dalen. De indrukwekkende kanteelmuren en torens van het vijftiende-eeuws kasteel van de hertog van Orsini domineren het hoger gelegen historische stadje. Ik rij er zonder oponthoud voorbij langs de SP15a, door het moderne Fiano en beland in de Tibervallei.
Zoektocht in het donker
Het is schemerdonker en ik moet nu wel heel dringend een hotel zoeken. Hier vind ik het veel te druk. De SP15a is hier een drukke weg met baanwinkels, toonzalen, restaurants en pizzeria’s vol neonlichten en een verkeersdrukte die de nabijheid van Rome verraadt. Na wat zoeken met booking.com vind ik een plaats in een hotel in het centrum van Monterotondo, een stadje even verderop richting Rome, aan de overkant van de Tiber. Als ik uiteindelijk in de vreselijke verkeersdrukte de plaats vind waar ik de Tiber kan oversteken is het al pikdonker. Ik volg de wegwijzer Monterotondo en merk al vlug dat het niet in de vallei maar tegen de heuvels aan de oostkant van de vallei ligt. Op nog een steile beklimming na meer dan 90 km heuvels zat ik echt niet te wachten. Bovendien heeft de weg ernaartoe geen fietsstrook en wordt er naar mijn gevoel op deze SP 25b echt snel gereden. Wanneer ik aan een rotonde kom blijf ik de wegwijzer naar het centrum volgen. Ik hou even halt en vraag aan avondlijke wandelaars de weg naar het centrum. Ik zit goed, maar in de verste verte is hier geen verlichte centrum te ontwaren. Ik blijf maar trekken en sleuren aan mijn fiets tot ik bij een kerk onder straatlantaarns arriveer. Het is al over negen. Ik vraag het nog eens. Nog steeds goed, maar natuurlijk ligt dit stadje weer op een heuvel. Na de eerste buitenwijk is het nog minstens 3 km klimmen tot in het centrum.
è arrivato il ciclista
Daar kom ik opnieuw aan een kerk waar een kaarsrechte verkeersvrije straat met drukke restaurants en bars op uitkomt. Aan het eind ervan ligt de piazza waar mijn hotel zich bevindt. Oef, è arrivato il ciclista. De eigenaar van het hotel vertelt me via de parlofoon dat de ingang voor de fiets aan de achterkant ligt in een straat, waarvoor ik een blokje om moet. Maar dat is zo’n ellendig grote blok dat ik de straat in kwestie niet vind. Dus terug naar de Piazza en opnieuw door de parlofoon zegt hij dat hij mij dan toch zal vergezellen. Hij is mijn leeftijd schat ik en hij spreekt Engels dat voor mij minder begrijpelijk is dan zijn Italiaans, maar ik laat hem zijn gang gaan. Mijn lijf schreeuwt om een douche. Maar ik moet wel eerst betalen en dan blijkt dat hij zich misrekend heeft en moet ik nog eens terug naar beneden. De kamer is basic, maar onder de warme douche spoelt het zweet en de stress weg, ontspannen mijn spieren en komt mijn geest wat tot rust. Ik snak naar bier, pizza en fruit.
Monterotondo op de Via Salaria
Monterotondo ontwikkelde zich in de middeleeuwen rond een vesting die in de dertiende eeuw langs de Via Salaria bovenop een heuveltop werd gebouwd en achtereenvolgens aan de invloedrijke families Orsini en Barberini toebehoorde. De Via Salaria was een oude handelsweg uit het antieke Rome waarlangs het zout uit de kuststad Ostia over de Apennijnen naar de Adriatische kust werd vervoerd. Centraal in het historisch centrum is een voetgangersgebied tussen de Basilica Santa Maddalena en de Piazza del Popolo met zijn terrasjes van restaurants, pizzeria’s, bars en koffiehuizen. Het stadje bruist nog volop om 10 uur ’s avonds.
Bruisend uitgaansleven
Na de rustige wat ingeslapen stadjes in Umbrië hangt hier al de koortsachtige drukte van Rome, zou je denken. Sommige steegjes rond het centrum hebben een groezelige aanblik. Hier en daar slingert zwerfvuil rond en groepjes jongeren die in het halfduister op gedempte toon discussiëren, slaan geen acht op de zestiger die hier schijnbaar doelloos voorbijloopt.. Uit een draagbare boombox weerklinkt de pompende urban beat van een Italiaanse rapper . Je waant je hier voorwaar al in een Romeinse voorstad. Even verderop kom ik op een pleintje, waar de sfeer luidruchtiger is. Lokale jongeren hebben hier hun eigen vertier georganiseerd in pop-up bars, waar bier uit het flesje wordt gedronken, wiet wordt gerookt en slices pizza uit het vuistje worden gegeten. Het is net alsof dit stadje op het jonge volkje uit de streek een hippe aantrekkingskracht uitoefent. Maar achteraf besef ik dat dit een stad van 40.000 inwoners is met hoogbouwwijken op de heuvelrug, vlakbij de zona metropolitana van Rome. Hier woont gewoon veel meer volk dan in de Umbrische stadjes, waar ik langs kwam. De impressies van het koortsige uitgaansleven roepen een zweem van nostalgie naar de jaren zeventig en tachtig op, terwijl ik me naar mijn vredige hotelkamer begeef.
Monterotondo by night