Dinsdag 5 september: van Matera naar de Valle d'Itria

De volgende dag tegen de middag laat ik de grotwoningen en -kerken  achter mij en wordt de Valle d’Itria mijn bestemming, de streek van de vijfduizend trulli, de karakteristieke woningen met hun kegelvormig dak, zowat het embleem van toeristisch Puglia.  Mijn B&B in Matera ligt vlakbij het Castello Tramontano. Het Castello  dateert van rond 1500 en heeft drie imposante ronde wachttorens. Het was Gian Carlo Tramontano, de graaf van Matera, die het liet bouwen, maar het werd nooit afgewerkt omdat de graaf vroegtijdig werd vermoord tijdens een volksopstand. Ik daal af naar Matera Nord, het lager gelegen kruispunt aan de voet van de stad en neem daar de Strade Statale 7, de Via Appia naar het Oosten, richting Laterza. Al vlug ben ik weer aan het klimmen en de volgende 20 km rij ik op een plateau, 400 meter hoog.

Na een tiental kilometers waait me plots een indringende stank tegemoet. Even verderop ligt de haard van de onwelriekendheid, een dooie das met de buik opengereten. Opgewonden kraaien wippen eromheen en vliegen krijsend op als ik halt houd om een kiekje te nemen van deze dramatische scene. Achteraf beschouwd niet zo’n goede ingeving, want de geur van het karkas in de hete middagzon was zo penetrant dat hij mij nog uren parten blijft spelen, in mijn neus, mijn hoofd en mijn ingewanden. Als ik even verderop in een baancafé mijn belegde focaccio verorber heb ik alleen trek in mozzarella met tomaat, maar gruw ik van vlees.

Masseria

Op km 30 sla ik linksaf  op de SP23 die naar San Basilio loopt. Vlakbij het kruispunt met de Strada Statale 100 staat de indrukwekkende ruïne van de Masseria del Duca di Martina, de versterkte boerderij van de hertog van Martina dus. Bedoeld wordt het stadje Martina Franca, waar de bewuste hertogen een oogstrelend kasteel lieten bouwen. Maar deze boerderij hier is aan zijn lot overgelaten met struikgewas dat tussen de kantelen groeit, met donkere gaten waar ooit poorten, deuren en ramen zaten en een vierkanten vieringtoren, ook met kantelen die de omhoogkruipende klimop binnen enkele jaren zal hebben overwoekerd. Dergelijke versterkte Masseria zijn hier wijdverbreid in Puglia, maar weinige zijn zo indrukwekkend als deze hier van de hertog.  

Trulli

Ik rij rechts de drukke SS100 op - gelukkig maar voor enkele kilometers - en sla dan de Strada Provinziale per Castellaneta in, een rustige, wat versleten en verwaarloosde asfaltweg naar de eerstvolgende stad, Noci. Na enkele kilometers door een bosco (bosje) merk ik dat ik hier in de Terra dei Trulli ben beland. Trulli zijn kleine, meestal ronde huisjes met kegelvormige daken die als schoorsteen dienst doen. De daken zijn gemaakt uit chiancarelle, grijze kalkstenen die in steeds kleinere ringen op elkaar worden gestapeld. De pinakels die bovenop de kegels staan, zijn kruisen of gewoon  van oorsprong heidense symbolen. De oudste bekende trulli stammen uit de 16de eeuw. De reden dat er geen oudere te vinden zijn is dat de constructie van zo’n trullo als een  tijdelijk bouwwerk bedoeld  is en niet om, zoals een gemetselde stenen kerk, de tand des tijds te doorstaan. Hoelang ze in Puglia al worden gebouwd is daarom moeilijk te achterhalen. Wat wel zeker is, is dat ze ook in het Midden-Oosten en bij de Kelten bestonden en wellicht zelfs een prehistorische oorsprong hebben. Hier in Puglia waren het aanvankelijk primitieve, tijdelijke schuiloorden voor de arme landarbeiders en herders die er ook hun werktuigen in stalden, maar steeds vaker werden het ook hun woningen omdat ze met hun dikke muren en kleine ramen koelte boden in de zomer en warmte in de winter. 

De weg is lang niet vlak en telt drie nijdige heuvelhellingen, de Monte Imperatore, de Monte Verde en de beklimming naar Noci zelf. Ik neem foto’s van de eerste, nogal verwaarloosde trulli, die meer als varkens- of schapenstallen worden gebruikt dan als woning. Maar wat verderop zie ik het eerste witgekalkte trullicomplex met een nette voordeur, een elektrische lamp erboven, bakken met kleurrijke bloemen in een nis en zitbankjes naast de voordeur. Geen twijfel mogelijk, deze trulli zijn bewoond door mensen. Even verderop staan twee vuile, grijze trulli, waar gevlekte varkens in en uitlopen in een olijfgaard die netjes afgezet is met een muurtje van op elkaar gestapelde stenen. Van dit soort muurtjes die percelen of wijngaarden, boomgaarden of olijfgaarden afbakenen zijn er honderden kilometers in de omgeving van Noci, Alberobello, Locorotondo en Martina Franca. Aangezien ze niet worden gemetseld, maar gewoon vakkundig gestapeld, wordt de constructiewijze  ‘a secco’ ('drooggestapeld') genoemd. De stenen zijn hier immers maar voor het rapen op de bodem van kalksteen. Je vindt ze ook in Ierland, Engeland of Bretagne, waar de ondergrond gelijkaardig is en ze eveneens voor het rapen liggen.

Toeristische verblijven tussen de trulli

Naarmate ik Noci nader wordt het aantal witgekalkte, bewoonde trulli talrijker en de aanwezigheid van toerisme nadrukkelijker. Een masseria of agriturismo-uitbating met een cluster sneeuwwitte trulli en een zwembad ertussenin, waar toeristen kunnen overnachten en één of meerdere dagen verblijven, verschijnen links en rechts van de weg en zullen de volgende 50 km niet meer weg te slaan zijn uit het landschap. Een overzicht van de driehoek tussen Noci, Alberobello, Locorotondo en Martina Franca op  google maps toont hoe de hele streek ermee bezaaid is. Trulli lenen zich tot masseria complexen en agriturismo’s met zwembaden. Elders worden ze ‘country houses’ of ‘aziende agricole’ genoemd of zijn het eenvoudige b&b’s. Allemaal toeristische verblijven gemaakt van opgekalefaterde boerderijtjes of landelijke stulpjes die een graantje willen meepikken van het boomende toerisme in Puglia. Het blijft heet en het stof van de zandbermen dwarrelt over de weg.

Noci

Aangekomen in Noci voel ik me vuil en mijn keel is kurkdroog. Ik  haast me  naar de drinkwaterpomp in het park bij de ingang van de stad, trek mijn shirt uit en spoel mijn bovenlijf. Daarna ga ik de koelte van een kerk opzoeken. Ik beland eerst in een labyrinth van steegjes waar in kleine nissen van de blinde muren opvallend veel aedicula, een soort miniatuurkapelletjes waarin schilderijtjes of beelden van de H. Maria, Christus of heiligen zijn verwerkt. In het centrum van het stadje kom ik op de centrale piazza bij de Chiesa di Santa Maria della Natività die oorspronkelijk in de twaalfde eeuw zou zijn gebouwd en waarvan alleen  enkele gotische bas reliëfs uit de veertiende eeuw stammen, zoals de bas reliëfs in de mooie omlijsting van het rozetvenster boven de hoofdingang. In de rest van de façade moest de gotische gevel wijken voor een 19de eeuwse neoclassicistische versie. 

Binnenin valt meteen de polyptiek achter het altaar op uit het begin van de zestiende eeuw met het beeld van Madonna op haar troon met haar kind centraal omringd door 8 nissen met de beelden van de beschermheiligen van Noci (Antonius van Padua, Rochus, Domenicus, Petrus, Jacobus, Vitus, Sebastianus en Paulus). Nuzzo Barba di Galatina maakte het werk in opdracht van Giulio Antonio Acquaviva d’Aragona, de graaf van Conversano en zijn gemalin Caterina del Balzo Orsini. Tegen de muren hangen ook 14 zeventiende-eeuwse doeken die de staties van de kruisweg voorstellen en onmiskenbaar invloed van Caravaggio verraden. Ten slotte mag ook de polychrome doopvont niet onvermeld blijven. Buiten op de piazza kan je evenmin naast de Torre dell’ Orologio kijken, zowat het symbool van het stadje. Hij dateert uit de achttiende eeuw en kwam in de plaats van een oudere voorganger. 

Alberobello

 Na dit korte bezoekje neem ik de SP 239  naar Alberobello, waar ik een uur later aankom. Hier arriveer ik in het epicentrum van de Trulli en blijkbaar ook van het toerisme in Puglia. Terwijl ik door het stadje rij, heb ik na 5 minuten al ongeveer alle Europese talen gehoord. In het centrum kom ik aan bij de 19de-eeuwse basiliek met haar twee klokkentorens gewijd aan de beschermheiligen van de stad, de Syrische tweeling Cosmas en Damianus, waarvan relikwieën zich in de kerk bevinden. Zij beoefenden de geneeskunde en bekeerden mensen tot het christendom. Maar iets te ijverig en onder de verkeerde Romeinse keizer, namelijk Diocletianus die bekend stond om zijn vervolging van christenen. Cosmas en Damianus werden onthoofd en later als martelaars vereerd.  Terwijl ik toch in de buurt ben, haast ik me naar de wellicht bekendste trullo van Alberobello, de Trullo Sovrano, de enige met twee verdiepingen in het stadje en met een erfgoedmuseum binnenin waar authentiek meubilair en artefacten worden tentoongesteld.  

 

 De trulli van Alberobello

 De trulli van Alberobello zijn Unesco-erfgoed. Het leeuwendeel, een duizendtal, bevindt zich in Rione Monti, een heuvel aan de zuidkant van de stad. Het uitzicht op de zee van pittoreske puntdaken van Rione Monti vanop de Piazza Giangirolamo naast de kerk van Santa Lucia is sprookjesachtig. Je waant je zowaar in het land van de hobbits. De meeste Trulli zijn hier witgekalkt en volgens de regels gerestaureerd en opgefleurd met oleanders in terracotta potten, veelkleurige trossen bougainvillea’s en bakken geraniums. Voor je de wijk inwandelt, merk je al vlug dat het shoppende en consumerende toeristenheir hier goed wordt verwend. Restaurants, winkels, eethuisjes of koffiebars aan de rand en langs de Via Monte San Michele. En in de kleinere straatjes soevenirswinkeltjes en boetiekjes met artisanaal vervaardigde en lokale producten. Hier en daar een kijkwoning met een attractie binnenin, hotelletjes, b&b’s en vakantiewoningen.  Allemaal onder één of meerdere puntdaken en de gebruikelijke toeristische drukte in de geplaveide straten ertussenin. 

Authentieker zijn de 400 residentiële minder witte trulli van Rione Aia Piccola, waar commerciële activiteit verboden is, waar m.a.w. nog authentieke Aberobellezen (of hoe noem je de inwoners van dit stadje anders) wonen, die de hond uitlaten, op een stoel voor hun huis zitten keuvelen en waar de was buiten hangt zonder dat er zich iemand aan stoort.

n het Museo del Territorio wordt de geschiedenis van de Murgia verteld, maar daar heb ik nu even geen tijd voor, want straks begint het te schemeren en ik moet nog mijn agriturismo vinden langs de weg naar Martina Franca. Tijd voor een uitgebreid avondmaal blijft er ook niet meer over, dus moet ik het doen met twee broodjes uit de Pagnottella op de Piazza Plebiscito. De broodjes zijn met lokale formaggio en prosciutto belegd,  gegarneerd met sla en pommodori en op smaak gebracht met verse basilicum. Heerlijk! 

Veel spijt dat ik niet langer kon blijven heb ik niet. Het toeristencircus is hier te nadrukkelijk overal aanwezig. Het stadje heeft in tegenstelling tot bijvoorbeeld Noci en andere stadjes in de Valle d’Itria zijn ziel en authenticiteit opgeofferd aan de commercie. Alles is hier onberispelijk witgekalkt, clean en ietwat steriel.

Zoek geen agriturismo in het pikdonker!

Terwijl ik nietsvermoedend geniet van het karige maal, ben ik er vrij gerust in dat in deze toeristische omgeving  een fietser moeilijk kan verdwalen. Maar wat ik even uit het oog verloren was: overdag een afgelegen agriturismo vinden mag dan zonder veel moeite wel lukken met de hulp van Google Maps of herkenningspunten op Google Earth. En bij twijfel kun je nog steeds een local de weg vragen. Maar als het pikdonker is, de straatverlichting onbestaande en google maps letterlijk het noorden verliest in een wirwar van landweggetjes en je dus onvermijdelijk de verkeerde kant opstuurt en de uitbater je via de gsm ook nog eens foute aanwijzingen geeft omdat hij heeft begrepen dat je op een andere weg naar Martina Franca staat dan je hem hebt uitgelegd, dan kan het goed fout lopen. Het gevolg is dat ik op een strook van tien kilometer anderhalf uur vertwijfeld heb gezocht naar een bord met de naam van de agriturismo, langs de Via Alberobello en op landwegen in de verschillende contrada’s, maar niets heb gevonden.

Gered!

Uiteindelijk beland ik op een rotonde waar de SP 58 en SP56 samenkomen. Dit kruispunt moet hij kennen, gaat het door mij heen. In een ultiem telefoontje klinkt de uitbater aanvankelijk wat nors, maar hij heeft begrepen dat ik zonder hulp nooit zijn agriturismo zou bereiken. Hij gebiedt mij daar bij de rotonde te blijven en met frisse tegenzin komt hij naar me toe gereden in zijn gammele fiat. Als hij me ziet is zijn humeur al wat beter en nodigt hij me uit zijn fiat te volgen naar de bewuste agriturismo. Ik fiets als een razende in een poging om de auto te volgen over stroken asfalt, onverharde landwegen en na ettelijke kruispunten zie ik 20 minuten later de naam op een wegwijzer van de agriturismo op nauwelijks 200 meter van het erf. Tijdens de wilde rit daagt het me dat ik zonder hulp van de eigenaar die nacht nooit in een bed had geslapen. Zijn zoon ontvangt me vriendelijk en lijkt al even opgelucht. Ik leg hem uit dat murphy had toegeslagen: Google maps die me een verkeerde bestemming aangaf, zijn vader die waarschijnlijk mijn positie verkeerd had ingeschat en me dus foute aanwijzingen had gegeven enz.  Het is een eind over half elf, ik tril nog na van de adrenaline na mijn wilde rit. Ik ga op mijn bed zitten, klik mijn facetime app aan en doe mijn verhaal bij Nanou. Dat kalmeert mij. Terwijl de koude lucht door een open vensterraampje onder het plafond binnenstroomt, realiseer ik me dat ik bij een gedwongen overnachting in een veel te lichte slaapzak onder de blote sterrenhemel had liggen bibberen van de kou.