Maandag 30 augustus: Habay-Metz
Pays de Gaume
Vandaag rij ik Frankrijk definitief binnen, dwars door het liefelijke Pays de Gaume naar Longwy. Het is maandag en de vrachtwagens denderen opnieuw langs de nationale wegen. Dat merk ik meteen als ik de route nationale, de verbindingsweg tussen de E411 en Virton neem. Zelfs geen fietsstrook hier en voortdurend het geluid van remmende tien- en twintigtonners achter mij die je het gevoel geven dat je een ongewenst obstakel op de weg bent. Leuk is anders.
Van zodra ik in Etalle aankom, neem ik de vredige landelijke weg over Sivry, Meix-le-Tige naar Rachecourt, door valleien, tussen glooiende akkers en weiden en kilometers weelderige loofbossen, waar geen mens te zien is. De zon straalt, ik voel me herboren en in een ander land na het kille, miezerige Ardeense plateau van zondag.
Longwy: verdwenen staalindustrie laat sporen na
Dat verandert wanneer ik doorheen een industriepark en een rij HLM-blokken de grens over rij bij Mont Saint-Martin en Longwy. Ik kijk op mijn iPad welke richting ik uit moet in deze wirwar van straten, maar, tijdelijk of niet, elk G4 of G3-signaal ontbreekt in dit grensgebied. Ik volg dan maar de avenue de Saintignon waar recht tegenover een mooi aangelegd park-met vijver een oude, afgebladderd bioscoopgebouw in Belle Epoque-stijl staat. De half gebroken letters van “Longwy Palace” zijn nog net leesbaar, het onderste deel bij het voetpad zit onder de graffiti. Het beeld vat perfect de vergane glorie van dit oord. In Longwy was tot de jaren 20 de belangrijkste staalindustrie van Frankrijk gevestigd. In de jaren zestig trok de sidérurgie er weg en kwam er weinig andere economische activiteit in de plaats. Het stadje ontvolkt sedertdien en de meeste kostwinners doen nu grensarbeid in het nabijgelegen Groothertogdom.
Longwy ligt in een dal langs een spoorweg tussen heuvels. Ik volg ‘centre ville’ en kom op het centrale stadsplein terecht. Wat bloembakken en waterpartijtjes fleuren het op, maar veel elegantie en prestige straalt het niet uit. Winkels en restaurants vind je er wel. Ik koop er een baguette met beleg tussen en ga zitten op een bank naast mijn fiets, gadegeslagen door twee roma pubers, die al hun geld bijeenscharrelen om een lolly en een ijsje te kopen. Ze spreken me beleefd aan en vragen waar ik vandaan kom, maar al gauw vervallen ze in gegesticuleer en een taaltje waar ik geen snars van begrijp. Moeten die niet naar school vraag ik me af. Neen, natuurlijk. Dit is de voorlaatste dag van de vakantie, ook in Frankrijk.
Afgedankte bioscoop, Longwy
avontuur langs Départementales (D-wegen) begint
Om uit de stad te raken neem ik de richting Thionville en kom op mijn eerste Franse route nationale terecht, de N52. Het gaat enkele kilometers omhoog. Bovengekomen is de RN opeens een baan met vier rijstroken geworden met erg druk verkeer. Even verderop is ze al een autosnelweg en mag je er niet meer op fietsen. Een agent in een voorbijrijdende wagen van de verkeerspolitie waarschuwt me dat ik zo vlug mogelijk een andere weg moet nemen. Ik neem de départementale naar Mexy en begin aan mijn eerste Franse avontuur langs de landelijke D-wegen. Al vlug merk ik dat de ene Departementale de andere niet is. De meeste hebben rustig verkeer, maar sommige zijn ook behoorlijk druk, terwijl meestal elk spoor van een fietsstrook ontbreekt. Ik schiet nu langzamer op.
Twee overbodige beklimmingen
Ik mik als eerste bestemming op Mercy-le-haut langs de D952. Maar na een kilometerslange afdaling naar het riviertje La Crusnes, stuit ik op een wegversperring. Even verderop hebben spoorwegarbeiders een metersdiepe kuil gegraven onder de rails. Er is geen doorkomen aan. De enige weg is terug bergop naar La Filière in noordoostelijke richting.
Geen doorkomen aan, terugkeren dan maar
Het is op het heetst van de dag en ik heb nog nauwelijks water. Ik vloek luidop. Hadden ze die wegonderbreking niet kunnen aankondigen in het vorige dorp? In La Filière is geen winkel te vinden en het water van de dorpspomp is ondrinkbaar. Ik kan pas drinken in Audun-le-Roman, 15 km verderop. Daar aangekomen slok ik, beducht voor een hongerklop, een halve liter cola naar binnen.
Het is ook schafttijd, een broodje gekocht op het bloemrijke dorpsplein en opnieuw de gort op. Maar weer te overhaast en vertrouwend op mijn falend oriëntatievermogen rijd ik de verkeerde invalsweg naar beneden. Er zit niets anders op dan opnieuw te klimmen naar het centrum van Audun. De tweede overbodige beklimming van de dag. Nu mag ik me niet meer vergissen. Er resten nog 50 km naar Metz, waar ik mijn hotel heb geboekt. Het wordt de D906 naar Val de Briey via Trieux, best wel een drukke départementale tijdens de vroege avondspits en uiteraard zonder fietsstrook.
Vallei in, vallei uit
Briey is een charmant stadje midden in een groene oase aan het riviertje Le Woygot. Dus gaat het weer omhoog wanneer ik het verlaat. La Lorraine, zo dringt het tot mij door, is het perfecte voorbeeld van veel hoogtemeters opstapelen zonder echt hoge heuveltoppen te beklimmen. Het gaat voortdurend bergop en bergaf, valleitje in, valleitje uit. Tussen Auboué en Sainte-Marie-aux-Chênes moet ik door de vallei van de Orne. Ik troost me met de gedachte dat ik de laatste vallei, die van de Moezel, niet meer hoef uit te klimmen. Daar ligt Metz en dat is mijn eindpunt. Nog even wat energie bijtanken in Sainte-Marie, daarna gaat het logisch bergop tot in Saint-Privat-sur la Montagne en daar begint de lange afdaling langs de D7 naar Metz-devant le pont, m.a.w naar de westkant van de Moezel.
Het schemert als ik na een steile afdaling van 10% en meer - hier wil ik me niet weer vergissen, ik huiver bij de gedachte dat ik deze helling terug op moet rijden - aan de brug van de Moezel kom, maar ik zie geen enkel spoor of aanwijzing van het F1-hotel.
Een wijk en hotel met migratieachtergrond
Ik vraag het aan enkele voetgangers, die me niet kunnen helpen, tot een charmant meisje-zonder-sluier met Noord-Afrikaanse achtergrond me zonder verpinken in detail uitlegt hoe ik er kom. Ik zeg haar duizendmaal merci, want na de stress vanwege die veel te lang uitgevallen rit kan ik een zoektocht in het duister best missen. Het zeer sobere hotel zit verstopt tussen andere gebouwen. Het heeft douches op de gang en is het goedkoopste waar ik ooit heb overnacht. Het wordt gerund door een jongeman met migratieachtergrond, met wit geverfd haar en piercings in oren, neus en lippen. Hij is buitengewoon vriendelijk en behulpzaam tegenover zijn enige hotelgast zonder migratieachtergrond. Mijn fiets plaatst hij in een bergruimte die hij op slot doet. Na een douche op de gang ga ik over de brug de sfeervolle stad in. De eerste straat voorbij de brug heeft alleen maar Turkse, Tunesische, Marokkaanse en Chinese eethuisjes. Ik rammel van de honger na de 125 km lange rit met meer dan duizend hoogtemeters en schuif aan voor een bestelling bij een populaire pittatent.
Metz: Frans, Duits en weer Frans
kathedraal Saint-Etienne, gotisch meesterwerk
Verderop baadt het historische centrum in het kunstlicht. De prachtige kathedraal Saint-Etienne, oorspronkelijk twee kerken die in 1243 werden verbouwd tot één gotisch meesterwerk, torent er boven uit.
Prinsbisschop regeert en Metz maakt deel uit van Heilig Roomse Rijk
In de middeleeuwen had in Metz aanvankelijk net als in Verdun en Luik een bisschop met heel veel wereldlijke macht binnen het Heilig Roomse Rijk het voor het zeggen: de prinsbisschop. Die wereldlijke macht hebben de prinsbisschoppen te danken aan Karel De Grote die de kerkelijke overheid tijdens zijn bewind privileges toekende. Charlemagne regeerde vanuit het nabijgelegen Aken over het Frankische rijk. Metz kwam na de verdeling van het Frankische rijk in 843 AD in het Oost-Frankische Rijk terecht, het latere Heilige Roomse Rijk. Een van de bastaardzonen van Karel De Grote, Drogon, werd overigens al in diezelfde negende eeuw bisschop in Metz. In de dertiende eeuw werd de macht van de prinsbisschop ingeperkt toen Metz na een burgeropstand onder de bescherming van het Heilig Roomse Rijk een vrijstad werd waar een zestal patriciërsfamilies het voor het zeggen kregen.
Henri V neemt stad in en Vauban bouwt versterkingen
Na de dood van de Franse koning François I nam zijn opvolger Henri V in de zestiende eeuw Metz in en versterkt de stad met een nieuwe vestingmuur en een fort met vier vestingtorens. In de volgende eeuw versterkte Vauban in opdracht van de zonnekoning Louis XIV de stad verder. Maar behalve enkele delen van de vestingmuren in het noorden van de stad, het Fort de Bellecroix en de Porte des Allemands in het Oosten blijft daar niet veel van over.
Der Kaiser verduitst Metz, Quartier Impérial
Na de overwinning in de Frans-Duitse oorlog in 1871 liet de Pruisische koning Willem I zich in de spiegelzaal van Versailles tot keizer van het Duitse Rijk uitroepen. Lotharingen en de Elzas - La Lorraine en l’Alsace - werden door Duitsland geannexeerd. Zijn opvolger Willem II bezorgde de stad een nieuw en Duitser aanzicht en liet een deel van de versterkingen afbreken. In het begin van de twintigste eeuw liet hij in zijn verduitsingsijver de protestantse Temple Neuf op het Moezeleilandje l’Ile du Petit-Saulcy in neoromaanse stijl optrekken. De belichting van het eilandje met zijn bruggen en zijn tempel geven het eilandje een feëriek aanschijn.
Ook het station en heel wat huizen in het Quartier Impérial ten zuiden van het historisch centrum zijn in die periode in neoromaanse Rijnstijl opgetrokken. Daarnaast zijn er in het Quartier ook neogotische en neorenaissancistische gebouwen in grijze en ijzerhoudende roze zandsteen, typisch voor de Duitse steden in de Pfalz.
Metz en La Lorraine opnieuw bij Frankrijk na WO I
Na de wapenstilstand die het einde van Wereldoorlog I inluidde, werd de keizer tot troonsafstand gedwongen door zijn generaals en werden in het Verdrag van Versailles Lotharingen en de Elzas definitief aan Frankrijk toegewezen.
Kathedraal Saint-Etienne, Metz
Temple Neuf op l'Ile du Petit-Saulcy, Metz