Dinsdag 7 september; Wassen-Biasca over de Gotthard-pas
Ik neem een stevig ontbijt met veel kaas, spek en ei, want ik ga de calorieën nodig hebben. Op de radio weerklinkt gejodel. Het doet me wat besmuikt lachen, maar ik bedwing me.
Jodelen
Het komt in me op wat ik enkele dagen geleden op internet las. Jodelen is een traditie die in Zwitserland zeer ernstig wordt genomen. Er zijn ongeveer 20.000 jodelaars die deel uitmaken van een officiële jodelvereniging en er worden diverse concours gehouden waarop duizenden Zwitsers afkomen. Een driejaarlijks festival van het Eidgenössiches Jodler Verband in Basel telt zelfs 150.000 bezoekers. Er wordt niet alleen gejodeld, maar ook met vlaggen gezwaaid en op de Alpenhoorn geblazen. Jodelen is ontstaan uit gewoonten van herders om in de bergen vanop grote afstand met elkaar te communiceren en er zijn tegenwoordig twee disciplines: het meer authentieke Natuurjodelen van woordenloze melodieën en de meer gecommercialiseerde versie van het jodellied waarbij strofen over het leven in de bergen worden afgewisseld met een gejodeld refrein.
-------------------------------------------
1250 hoogtemeters (met fietstassen)
Het vervolg van de klim naar de Gotthardpas is 22 km lang en overbrugt 1250 hoogtemeters. Daarna volgt een afdaling van 1850 hoogtemeters naar het Italiaans-Zwitserse Biasca. Ik spring goedgemutst op de fiets en voel al meteen dat mij geen aanloop is gegund. Vijf kilometer verderop ligt Göschenen en dat ligt alweer 200 meter hoger. Hier verdwijnt de autosnelweg helemaal in de Gothardtunnel - een vast onderdeel van een reis naar Italië met de wagen - en komt 15 km verderop aan de Italiaans-Zwitserse kant in Airolo weer tevoorschijn. Wie tot in Gösschenen heeft gefietst, maar vindt dat het welletjes is geweest en zich de laatste 1000 hoogtemeters wil besparen, kan hier in het station van Göschenen met zijn fiets de trein op en voor iets minder dan 15 CHF naar Airolo sporen aan de overkant van de Gotthardpas en daar de afdaling beginnen. Maar ik denk er nog niet aan want de dag is maar net begonnen. Vanaf Göschenen wordt het steeds steiler en vlakbij de Teufelsbrücke moet ik er alles uitpersen om op de pedalen te blijven. De strook heeft over 4 km een gemiddeld stijgingspercentage van 8%, maar sommige stukken zijn meer dan 10%.
Teufelsbrücke
Teufelsbrücke: de duivel beduveld
Naast de tunneluitgang van de Teufelsbrücke is een rode duivel met zijn drietand op de rots geschilderd. De brug overspant de Schöllenenschlucht, een kloof waarin de bovenloop van de Reuss zich duizenden jaren lang donderend een weg heeft gebaand tussen de bergwanden. De zijrivieren storten hun water in spectaculaire watervallen langs de rotswanden in de rivier. Volgens weer eens een legende uit de 14de eeuw probeerden de inwoners van Göschenen vruchteloos om een brug over de kloof te bouwen, tot een inwoner de duivel aanriep. Die was bereid de brug te bouwen op voorwaarde dat het eerste wezen dat de brug overstak hem toe zou horen. Toen de brug klaar was had een oude man het lumineuze idee om er een geitenbok over te sturen. De duivel voelde zich ‘beduveld’ en wou zich wreken en de brug verpletteren met een rots, de Duivelsteen. Maar een oude vrouw kraste een kruis in de rots en de duivel nam de benen, terwijl de Duivelsteen honderden meter lager in Gössenen terechtkwam.
De historische betekenis van de brug kan moeilijk worden overschat, want ze maakte rond 1230 voor het eerst een doorgang van Noord naar Zuid door de Alpen mogelijk over de Gotthardpas. De eerste brug uit de dertiende eeuw was van hout en werd pas eind de zestiende eeuw door een stenen brug vervangen.
de Reuss in de Schöllenenschlucht
Andermatt, skioord en wandelparadijs
Eens de brug over gaat het wat minder steil bergop naar het stadje Andermatt, een skioord op een plateau op 1440 meter hoogte, dat er wat verlaten bij ligt, hoewel het zich in de zomer steeds meer promoot als wandelparadijs en er op de alpenweiden tegenwoordig ook een golf course is aangelegd. De meeste huizen zijn hier traditionele Zwitserse chalets waarvan driekwart onder een houten gevelbekleding steekt. Overal wapperen gele vlaggen van het kanton Uri met een vervaarlijk kijkende stierenkop in zijn blazoen naast de rode vlaggen met het Zwitserse witte kruis, wellicht een restant van de de nationale feestdagviering op 1 augustus. Alles oogt hier erg pittoresk en kraaknet.
Furka en Oberalp, Rhônegletsjer en bron van de Rijn
In Andermatt komen drie passen samen: de Gotthardpas uit het zuiden, de Furkapas uit het westen en de Oberalppas uit het oosten. De Furkapas is 2431 meter hoog en ligt op de grens van het kanton Uri en het kanton Wallis. De oostelijke Oberalppas is 2044 m hoog en verbindt Andermatt met het kanton Graubünden. Bij beide passen ontspringt een rivier. Op enkele kilometers van de Oberalppas ligt de bron van de Rijn op 2330 meter hoogte bij de Tomasee. De Rijn stroomt 1232 km in noordelijke richting en mondt uit in de Noordzee. In westelijke richting, voorbij de Furkapas boven het dorp Gletsch ligt de Rhônegletsjer, waar de Rhône ontspringt. 812 kilometer verderop mondt hij uit in de Middellandse Zee. De 8 km lange gletsjer ondergaat het trieste lot van de meeste gletsjers in de Alpen. Door de klimaatopwarming smelt hij langzaam weg. Volgens berekeningen zou hij tegen 2050 de helft van zijn ijsvolume hebben verloren.
Tussen beide passen ligt de waterscheiding. Alle rivieren ten noorden van die lijn voeren het Alpenwater af naar het noorden en monden uit in de Atlantische oceaan of de Noordzee, alle rivieren ten zuiden ervan monden uit in de Middellandse Zee. De Reuss die ik nu al meer dan een dag volg mondt uit in het Vierwoudstedenmeer.
Matterhorn-Gotthard-spoorweg
Na wat rondneuzen in de steegjes en op de pleintjes van Andermatt kom ik bij het station, waar treinen van de Matterhorn Gotthard Bahn halt houden. Richting Wallis gaan ze door een tunnel onder de Furkapas door, in de andere richting sporen ze naar Disentis/Mustér, over de Oberalppas en uiteraard is er ook een lijn uit het Noordelijke Göschenen, waar ik vandaan kom.
Andermatt op 1440 meter
Break bij Hospental
Ik fiets meteen naar Hospental, 2 km verderop, waar op 1455 m de weg splitst, rechts naar de Furkapas, links naar de Gotthard-pas. De eigenlijke beklimming begint hier. Na de eerste haarspeldbochten houd ik halt op een plek met een uitzicht en met platte rotsen waar ik makkelijk kan lunchen. Een jonge, tengere Zwitser komt hijgend voorbij gefietst. Take a break, roep ik naar hem. Hij houdt halt. Ik nodig hem uit bij mij te komen zitten. Hij heeft er al duizend hoogtemeters op zitten vandaag, want hij vertrok in Flüeling, bij het Vierwoudstedenmeer vanmorgen. Hij sleurt net als ik twee fietszakken mee en zal maar eventjes 1700 hoogtemeters afwerken op één dag. Als het hem lukt, chapeau. Ik hou het bij 1250 hoogtemeters vandaag, maar neem er wel een lange afdaling naar Biasca bij. Zijn vader heeft gezegd dat het zwaarste stuk voor Andermatt ligt. Dat hebben we dus al achter de rug, mooi zo. De 8,6 km naar de top die nu volgen hebben een gemiddelde stijgingsgraad van 7,1% met uitschieters tot 9,3%, in de kilometers naar de Teufelsbrücke was het gemiddelde stijgingspercentage 8%. Ik bied hem een broodje aan, maar hij bedankt vriendelijk, want hij heeft al gegeten, zegt hij. We nemen afscheid en hij vertrekt als eerste. Ikzelf blijf nog wat genieten van de rust en het uitzicht over de alpenweiden van het Ursenental en de bergtoppen tegen de horizon. Heel hoog in de lucht cirkelt een roofvogel, hoogstwaarschijnlijk een arend. Even verderop op de alpenweide aan de overkant van de weg weerklinkt het getingel van koeienbellen. Ik loop wat dichterbij en neem een kiekje van de kudde koeien die mij doodgemoedereerd aankijkt. Van mijn soort schrikken ze niet op. Daarvan zien ze er dagelijks passeren.
Wir schaffen das
Dan spring ik op mijn fiets en zoek in de eerste minder steile kilometers een tempo dat ik even kan volhouden. De ene na de andere kolonne bikers rijdt me voorbij. Het verkeer is vrij druk op deze heldere dag. Het wordt steeds koeler en maar goed ook, want ik begin weer te zweten. Na vijf kilometer moet ik even halt houden aan verkeerslichten bij een wegversperring voor wegenwerken, waar het verkeer over één rijstrook loopt en nu uit de andere richting passeert. Een vriendelijk bejaard Duits koppel dat naast me voor het rode licht staat, heeft met me te doen. Ze stellen voor om mijn fietszakken in hun camper mee te nemen en me op te wachten op de top. Ik maak hen duidelijk dat het wel OK met me is, maar bedank ze vriendelijk:’ Danke schön, ich schaffe das schon’. Even vraag ik me af of ik er misschien zo afgepeigerd uitzie en was ik niet te zelfverzekerd dat ik het wel zou ‘schaffen’, vraag ik me af? Het lastigste stuk van 8% moet immers nog beginnen. Het wordt echt zwoegen, zelfs op de kleinste versnellingen van mijn derde blad.
Wanneer ik onder een tunnelgalerij passeer staan in de weide ernaast weer een kudde koeien met die typische grijsbruine, bijna fluwelen vacht me aan te staren met hun mooie zwartomrande ogen. Ze kijken zo lief dat ik mededogen lees in hun blik. Zouden ze merken dat ik afzie of is het andersom en werkt de lijdensweg op mijn verbeelding?
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij: de top
Mijn armen en polsen doen pijn van het sleuren aan mijn stuur. Ik probeer te drinken al rijdend, maar moet daarvoor even van de trappers. Ik vervloek mijn fietstassen als ik voorbijgestoken wordt door een jongen op een koersfiets. De windmolens in de verte zijn nu duidelijk zichtbaar, achter de volgende bocht ligt wellicht de top. Neen, nog een bocht en nog een. Ik blijf alleen dansend op de pedalen nog rechtop. Maar het wordt geleidelijk minder steil en als ik plots heel dicht bij de eerste windmolen aankom zie ik tussen twee rotsen in het bord St-Gotthard 2106 m. Yes! Ik spring van de fiets, neem een foto van mijn fiets en het bord en een selfie van mezelf voor het bord. Dit is genieten!
Een drukte bij het Lago dei Monti
Ik begeef me naar het café en enkele eetstalletjes bij het Lago dei Monti, de toeristische pleisterplaats op de pas. Bij een kraampje met gebakjes bestel ik een bosbessen- en een kriekentaartje en een liter fruitsap. In het Italiaans, want hier ben ik in het Italiaans sprekende kanton Ticino beland. Ik ga op de bank aan een picknicktafel zitten. Uit het café weerklinkt muziek. Geen gejodel zoals in Wassen, maar rauwe blues uit het café, dat vol bikers zit. De deur gaat open. 'Still Got the Blues' van Gary Moore klinkt uit de boxen. Het zendt warme vibes over mijn rug. Ik heb nauwelijks muziek beluisterd op reis en dit komt lekker binnen. Even verderop neem ik een kijkje op een heuvel en overschouw in het westen het massief van de Susterhorn met zijn besneeuwde toppen tot 3500 m en naar het Zuiden, zo ver het oog reikt, de langgerekte, zonovergoten Valle Leventina, de diepe vallei, die dwars door het kanton Ticino loopt.
------------------------------
Goethe op de Gotthard
Op deze Gotthard stond Johann Wolfgang Goethe driemaal in 1775, in 1779 en in 1797, maar telkens reisde hij niet door naar Italië, maar maakte hij rechtsomkeer. Waarom eigenlijk? Goethe was verzot op fikse bergwandelingen om daarna op de bergtop landschappen te overschouwen. Zwitserland was voor Goethe het land van de Alpen, het hooggebergte, waar de natuur met zijn bergen, afgronden, watervallen en gletsjers zijn scheppend oergeweld aan hem toont.
Reizen als denkpauze, Lili Schönemann
Maar reizen was voor hem ook een manier om een denkpauze in zijn leven in te lassen. In 1975 wou hij zich bezinnen over de vraag of hij het burgerlijke leven van een advocaat in Frankfurt wilde. Hij werkte op dat ogenblik in het advocatenkantoor van zijn vader. In zijn reisdagboek blijkt ook waarom hij op die reis op de Gotthard rechtsomkeer maakte: de 17-jarige bankiersdochter Lili Schönemann uit zijn thuisstad Frankfurt, zijn grote liefde van dat ogenblik. Maar er was ook het gevoel dat hij op zijn 26ste nog niet rijp was voor een Italiëreis.
Op reis met hertog Karl August, Charlotte von Stein
Vier jaar later vertrekt hij als minister in de regering van het Hertogdom Weimar opnieuw naar Zwitserland, ditmaal als mentor van de 22-jarige hertog Karl August. Hij trekt met de hertog over de Furkapas naar de Gotthardpas, maar vindt daar dat de hertog lang genoeg van huis is weggeweest. Er was echter nog een reden. In een brief aan zijn geheime liefde, Charlotte von Stein, beschrijft hij hoe hij verlangt om haar weer te zien. Charlotte was de hofdame van de hertogin, de vrouw van de stalmeester van de hertog en en had drie zonen. Ze was een bewonderaarster van Goethes roman 'Die Leiden des jungen Werthers' en onderhield een zeer intensieve correspondentie met hem. Of de liefde meer dan platonisch was, daarover bestaat geen zekerheid. In elk geval kwam het tot een breuk toen Goethe met een andere vrouw, zijn latere echtgenote Christiane Vulpius, een affaire begon. Later zou Von Stein, die zelf ook literair actief was, haar breuk met Goethe in een drietal toneelstukken van zich afschrijven.
Zijn eigenlijke Italiëreis maakte Goethe in1786. Maar op die reis in 1786 stak hij niet via de Gotthardpas maar via de Brennerpas de Alpen over naar Bolzano (Bozen). Goethe heeft die reis uitvoerig beschreven in zijn beroemde reisverslag ‘Italienische Reise’. Maar een Italiëreis was zelfs in de 18de eeuw al niet meer ongewoon. Zijn eigen vader had er al een gemaakt dertig jaar eerder. Ze was vooral populair bij de Britse adel, die hun zonen als onderdeel van hun culturele opvoeding de Grand Tour naar Firenze en Rome lieten maken, meestal in het gezelschap van een tutor en enkele bedienden.
Christiane Vulpius
In 1797 zou Goethe dan zijn laatste Zwitserlandreis maken. Door zijn opdracht om de mijnen te ontwikkelen in het hertogdom Weimar is zijn belangstelling in mineralogie en geologie gegroeid en beschrijft hij in het Gotthardmassief de geologische structuur en vervormingen van het gebergte. Hij wil ook weten of hij 18 jaar ouder de landschappen en natuurfenomenen anders observeert, schrijft hij aan zijn vriend Schiller. Maar dItmaal is het de heimwee naar zijn vrouw Christiane en zijn zoon August die hem ervan weerhoudt om zijn plan uit te voeren om verder te trekken naar Italië.
Een drietal fietsers staan druk te gesticuleren bij het monument voor een vliegenier die hier in 1928 verongelukte. Een van hen is de jonge Zwitser met wie ik een babbel had bij de aanvang van de beklimming. Hij vond het niet zo lastig als hij gevreesd had, vertrouwt hij me toe. Hmm, ik wel, zeg ik. We nemen afscheid en ik stort me in de langste afdaling die ik ooit heb gemaakt, 1800 meter lager en 50 km verderop doorheen de Valle Leventina naar Biasca.
Paraglider komt gedag zeggen
Maar na enkele honderden meters hou ik alweer halt bij een parking, omdat het panorama hier nog indrukwekkender is met in het Zuidwesten het maagdelijk witte Jungfraumassief van het kanton Wallis met zijn vierduizend-meter-toppen.
Links is het landschap minder spectaculair, maar hier zorgt een eenzame paraglider voor het spektakel. Hij zweeft over de afgrond net naast de parking op nauwelijks een twintigtal meter van mij vandaan om dan weer even tussen de bergwanden te verdwijnen en even snel terug te keren. Zichtbaar ontspannen hangt hij als in een chaise longue onder zijn gigantische boogvormige parapente en lijkt zich prima te amuseren. Even verderop kan ik afslaan naar de oude Tremola route, een kasseiweg, die bijna verkeersvrij naar beneden leidt, maar liever geen klinkers, zeker in een afdaling met fietszakken. Wie de Gotthard op wil en het zichzelf wat moeilijker wil maken, kan vanuit Airolo hier deze klinkerweg nemen. De stijgingspercentages zijn niet spectaculair, maar klimmen op klinkers is altijd lastiger.
Afdaling naar Airolo
Nu begin ik echt aan de afdaling. Eerst tot in Airolo. Daar komen auto’s die de snelweg naar het zuiden hebben genomen uit de Gotthard-tunnel. Ik heb de indruk dat deze kant van de pas inderdaad steiler is. Ik rem met korte tussenpozen zodat ik niet te bruusk alles moet dichtgooien in de scherpe bochten en omdat ik om de haverklap door een tunnel of een galerij heen moet. Het is er steil en donker tegelijk. Dat zijn niet bepaald plekken om veel risico’s te nemen. Er lijkt geen einde te komen aan de afdaling en mijn schijfremmen worden op de proef gesteld. Ik heb mijn speciale plastic anti-UV-bril op, niet tegen het verblindende licht van de zon, maar om te verhinderen dat een of ander insect een van mijn ogen binnenvliegt. Met deze rotvaart kan ik dat missen als kiespijn. De wind suist langs mijn oren en wordt warmer naarmate ik dieper de vallei in duik. Als ik na minder dan een half uur dalen eindelijk in Airolo aankom, fiets ik al 950 meter lager en voelt de zon heerlijk aan. Ik moet weer gaan trappen om mijn stramme benen weer soepel te rijden. Het blijft warmer worden naarmate ik dieper in de vallei van de Ticino afdaal: Na Airolo volgt Quinto, Chiggiogna, Lavorgo, Giornico en ten slotte Biasca. Veel van de dorpen heb ik niet gezien, het ging te snel. Over de 50 km heb ik nauwelijks twee uur gereden.
Bella Bice
De uitbater van mijn hotel in Biasca, een zeventiger, heeft duidelijk interesse voor fietsen en bestudeert mijn Cube Travel grondig. ‘Bella bice’, zegt hij en vraagt me waar ik vandaan kom en waar ik naartoe rij. Met gorten en stoten leg ik mijn plan uit. Ik moet mijn Italiaans opfrissen, stel ik vast, er zit sleet op. Bravo, bravo, klinkt het. Hij heeft niets dan lof voor mijn onderneming. Op weg naar mijn kamer hangt op het bordes de foto van een Italiaanse renner onder het zweet. Jaren zestig of zeventig schat ik. Moser? Gimondi? Ik herken hem niet. Hmm, dat verklaart zijn interesse.
Mijn fiets krijgt een plaats in een kamer die in verbouwing is. Als ik me op mijn bed leg, neem ik me voor niet weer eens het stadscentrum te gaan verkennen op mijn doodvermoeide benen. De fut is eruit.
Valle Leventina : vallei van de Ticino
Paraglider komt even gedag zeggen
Ik ga gewoon in de snackbar om de hoek een pitta bestellen en trek een blik Heineken van 50 cl open. Erg gezond was het allemaal niet vandaag: taartjes, pitta, bier. Ik neem me voor de volgende dag wat gezonder te eten, maar nu hoeft het even niet. In mijn hotelkamer aangekomen, laat ik me vallen op mijn bed. 1300 hoogtemeters, 85 km gaat het door mijn hoofd en ik val als een blok in slaap.