Zaterdag 3 september: Melfi-Gravina in Puglia
De rustdag die ik mezelf had beloofd om de batterijen weer wat op te laden (figuurlijk, mijn fiets is geen EV), heb ik niet in Melfi genomen. Een kleine rondrit door het historische centrum van het stadje overtuigt me dat hier weinig te zien en te beleven valt. Het is zaterdag en de straatjes zijn hier zo smal dat ik zelfs met mijn fiets even moet uitwijken in een portaal wanneer een bruiloft door de steegjes van het centrum trekt. Een groep vrouwen uitgedost in kleurrijke lange jurken volgt de stoet op hoge hakken, een halsbrekende onderneming op de schots en scheve plaveien van de binnenstad. De mannen in hun zwarte pakken lopen er op hun glanzende zwarte lakschoenen merkelijk ontspannender bij.
Ik verlaat de historische stad langs de Porta Venosina en daal via de SP 111 af naar de Strada Statale 303 die naar het kuuroord Rapolla leidt en hou even halt bij de Chiesa Rupestre di Santa Margherita even buiten Melfi. Deze rotskerk is uitgegraven in de vulkanische tufsteen van een heuvel en gewijd aan Santa Margherita, de beschermheilige van de zwangere vrouwen en verpleegsters.
Rotskerk van de heilige Margherita
Santa Margherita zou in de derde eeuw na Christus hebben geleefd in West-Turkije als herderin en zou geweigerd hebben haar christelijke geloof af te zweren om te trouwen met een vooraanstaande heer uit de stad Antiochië. In de gedaante van een draak verslindt Satan haar, maar met haar kruis rijt Margherita de buik van het monster open. Daarna wordt ze in de gevangenis nog gemarteld en daarna onthoofd. Vooraan is de hoofdkapel aan haar gewijd, ze staat afgebeeld boven het altaar met aan haar zijde Petrus en Paulus en houdt een patriarchaal kruis vast. Een kapel links is aan de drakendoder, de aartsengel Michael gewijd, in een kapel links lijken drie skeletten een onderhoud te hebben met drie levenden. Alles is geschilderd in de typisch vlakke, tweedimensionale weergave van de Byzantijnse iconografie. Verder nog te zien op de fresco’s zijn het martelaarschap van de heilige Andreas en de heilige Stefano, een monnik, die waarschijnlijk Benedictus is, San Nicola (Sint-Niklaas) van Bari, de kerkleraar uit de vierde eeuw die afkomstig is uit Myra in Zuid-west Turkije en wiens beenderen door kruisvaarders naar Bari zijn gebracht, de heilige Basilius van Cesarea (Cappadocië), de vader van het orthodoxe kloosterleven en Christus die naar een passage in het evangelie wijst.
Dat in een dergelijke primitieve rotskerk deze prachtige veertiende-eeuwse fresco’s bewaard zijn gebleven lijkt een klein mirakel. De vlakke, statische, gestileerde figuren verraden een duidelijk Byzantijnse inslag, maar de verhalen die de fresco’s vertellen, zijn geïnspireerd door de Roomskatholieke gotiek van die tijd.
Ik vervolg mijn weg bergafwaarts naar Rapolla, een kuuroord dat vooral bekend is om zijn thermen met het ijzerhoudende water van drie bronnen hogerop in de heuvels. Ook hier bevindt zich een rotskerk midden in een kastanjebos in de contrada Giaconella. Ze is eveneens uitgehouwen uit tufsteen en er is een kapel voor gebouwd. De fresco’s stammen uit de tijd van de Normandiërs aan het eind van de dertiende eeuw en vertellen het leven van Santa Lucia. Een reeks grotachtige holtes op de begane grond trekken mijn aandacht. Zijn dit al de eerste beruchte grotwoningen van Basilicata, waar de armen in de eerste helft van de vorige eeuw nog in leefden, vraag ik me af. Ik vraag het een oude man die aan de kant van de weg zit te luieren in de schaduw van wat olijfbomen. Neen, om wijn te bewaren zegt hij mij. Inderdaad. Dit is een wijnstreek en de wijn wordt bewaard in deze koele holtes die zijn uitgegraven in de onderste lagen van rotsachtige hellingen aan de noordwestkant van de heuvels, waar ze goed beschut zijn tegen de zon. De wijngaarden zelf waar de Agliaticano-druiven rijpen, liggen op de zuidelijke hellingen.
Voorbij Rapolla volg ik de SS93 tot de afslag naar Strada Provinziale 168, een stijgende, rustige weg tussen de olijfgaarden en de omgeploegde akkers die langs enkele grote boerderijen loopt naar het gehucht Sanzanello waar tussen de heuvels de wijngaarden weer opduiken. Ik krijg honger en ik wil lunchen in Venosa, maar dan moet ik eerst weer een flinke helling op, want dit stadje ligt bovenop een heuveltop. De beklimming loont de moeite. Ik rijd meteen naar de piazza voor het opvallendste ijkpunt in de stad, het vijftiende-eeuwse Castello Aragonese, een vierkante omwalde burcht met vier imposante cilindrische torens op elke hoek. Bij de ingang naast de toegangspoort word ik meteen eraan herinnerd dat ook dit 'Uno dei Borghi piu belli di Italia' is. Het Castello werd gebouwd in opdracht van hertog Pirro del Balzo en later versterkt met schansen en een diepe gracht eromheen. Later in de 16de eeuw werd aan de binnenkant een loggia toegevoegd door de prins Carlo Gesualdo en zijn zoon Emanuele. Vandaag herbergt het Castello een museum met voorwerpen uit de tijd van de Romeinse kolonie Venusia die hier was gevestigd. Maar voor we het over die kolonie hebben, eerst even wat dieper ingaan op die beroemde zestiende-eeuwse prins van Venosa, Carlo Gesualdo, een geniale madrigalencomponist met een getormenteerde ziel, een morbide fantasie en moordzuchtige neigingen.
Carlo Gesualdo, de getormenteerde madrigalencomponist uit Venosa
Carlo Gesualdo was de zoon van de Prins van Venosa en Geronima Borromeo, de nicht van Paus Pius IV en de zus van Carlo Borromeo, de bekende en heilig verklaarde Milanese kardinaal die een vooraanstaande rol speelde in de contrareformatie. De jonge Carlo kreeg les van Pomponio Nenna, een componist van madrigalen die hem leerde luit spelen en hem de muziektheorie bijbracht. Hij huwde op zijn 20ste met een wat oudere nicht, Donna Maria d’Avalos, de om haar schoonheid geprezen kleindochter van Francesco Ferdinando d’Avalos, een legercommandant van de Aragonese koningen in Napels. Zij was vier jaar ouder dan Carlo en schonk hem twee kinderen, maar ze begon een verhouding met Fabrizio Carafa, de eveneens gehuwde hertog van Andria. Carlo Gesualdo was al vlug op de hoogte van de scheve schaatsen van zijn vrouw en spande een valstrik. Op 16 oktober 1590 liet hij uitschijnen dat hij op jacht vertrok, maar keerde in het geheim terug naar zijn kasteel, het Palazzo San Severo in Napels. Daar betrapte hij hen ‘en flagrant délit’. Prompt beval hij drie van zijn soldaten om zijn vrouw en haar minnaar af te maken, waarna hij eigenhandig als een woesteling Carafa’s lijk begon te verminken, zo luidt het relaas, al is de exacte toedracht van het passionele drama intussen ondergesneeuwd door de bloederige overdrijvingen in tal van beschrijvingen. Maar Carlo kon op enig begrip rekenen van het Gran Corte della Vicaria in Napels. Volgens de toenmalige rechtsleer in het koninkrijk Napels mocht een echtgenoot die zijn vrouw betrapte met een minnaar in the very act, de overspelige doden, maar dan moest hij het wel eigenhandig doen. Dat laatste lijkt in deze case niet het geval geweest te zijn. Maar als puntje bij paaltje kwam gaf de prinselijke status van Gesualdo wellicht de doorslag bij het hof en hij werd niet schuldig bevonden. De trotse prins wou niet de geschiedenis ingaan als een hoorndrager en moest ook de reputatie van de familie hooghouden, een kwestie van eergevoel en erecode en begrijpelijk dus. Zo beschouwd was de moord op een overspelige echtgenote een minder grote zonde dan het overspel zelf. Maar daar bleef het in die tijd meestal niet bij, want de familie van de vermoorde overspeligen kon op haar beurt op wraak zinnen. Die vrees voor een vendetta is waarschijnlijk ook de reden waarom Gesualdo zich na het drama nog nauwelijks in Napels vertoond heeft. Hij trok zich immers terug op het platteland, meestal op het Castello Gesualdo in een heuveltopstadje op 60 km van Napels.
Vastbesloten zijn leven een nieuwe wending te geven trok hij naar het toenmalige muzikale mekka van Noord-Italië, Ferrara, waar enkele decennia eerder de madrigalencomponist Josquin Des Prez nog kapelmeester was geweest.
Carlo Gesualdo
Het hof van de d’Estes was de hele zestiende eeuw een Europese bakermat van polyfone madrigaalmuziek. Gesualdo diepte de polyfonie van de oude madrigaalmuziek uit door zichzelf harmonieuze vrijheden te veroorloven die pas bij Wagner en na hem in de twintigste eeuw courante praktijk werden. Dat kon hij omdat hij als vermogende prins niet in opdracht werkte van een of andere hertog. Hij kon zijn stukken niet alleen vrijelijk componeren, maar ook laten opvoeren en op papier laten uitgeven. Alfonso II, de Hertog van Ferrara, bleef kinderloos en was de laatste legitieme erfgenaam d'Este van het hertogdom Ferrara. Een mogelijkheid om het toch nog in de familie te houden was via zijn kunstzinnige, maar zeer gelovige nicht Eleonara d’Este. Alfonso zag blijkbaar wel wat in die geniale madrigalencomponist wiens familie van moederskant, de Borromeo’s heel wat invloed had in de kerkelijke hiërarchie. En voor Gesualdo was de muzikale hofhouding van Ferrara een ideale omgeving om zijn compositorische drang uit te leven. In 1594 huwde hij daarom met Leonara d’Este. Het gearrangeerde huwelijk bleek al vlug van weinig nut, want in 1597 , bij de dood van Alfonso, nam het leger van de Pauselijke Staten Ferrara in en legde de Paus beslag op het hertogdom. De hertogen hadden het immers eeuwenlang als leen van de Pauselijke staten bestuurd.
Veel talent voor een evenwichtig relatieleven bleek Gesualdo niet te hebben. Want ook het huwelijk met Leonara verliep allesbehalve vlekkeloos. Ze beschuldigde hem ervan geweld tegen haar te gebruiken, haar seksueel te misbruiken en overspel te plegen, waardoor ze gescheiden gingen leven.
Was het bij die passionele moord in Napels gebleven, dan zou je die kunnen toeschrijven aan een opstoot van blinde zinsverbijstering, maar met Carlo, zo bleek uit zijn verdere levensloop, was er meer aan de hand. Hij trok zich terug in zijn kasteel op het platteland in de omgeving van Napels en hield er twee minnaressen op na. Tegen hen zou Eleonara in 1603 zelfs een aanklacht indienen voor hekserij. De vrouwen getuigden tijdens hun verhoor over de bizarre seksuele praktijken van hun meester die menstruatiebloed van een concubine dronk en brood at dat gedrenkt was in het vaginavocht na de geslachtsgemeenschap. Ze werden allebei veroordeeld voor hekserij maar moesten door tussenkomst van Carlo hun gevangenisstraf uitzitten in de kerkers van zijn kasteel, waar hij ze bleef frequenteren. Later zou hij als een echte flagellaat zich driemaal daags hebben laten geselen door jonge mannen. Waren deze sadomasochistische rituelen boetedoening voor zijn zonden? Gesualdo had de katholieke geloofsleer en praktijk van jongsaf ingelepeld gekregen, want toen zijn moeder stierf werd zijn opvoeding al op zeer jonge leeftijd toevertrouwd aan haar broer, kardinaal Alfonso. Als tweede zoon was hij aanvankelijk zelf voorbestemd voor het priesterschap. Maar zijn oudere broer kwam al zeer jong om het leven, zodat hij als tweede oudste plots zelf de verantwoordelijkheid voor het familiepatrimonium en landgoed moest opnemen.
In zijn laatste twee boeken madrigalen die hij componeerde maakt hij in de lyrische verzen voordurend gewag van pijn, lijden en kwellingen en in zijn geschriften doet hij zijn beklag over de demonen die van hem bezit hebben genomen. Was het de wroeging voor de passionele moord die hij beging of was hij gewoon geestesziek?
Er zijn voldoende aanwijzingen voor. In de tekst van zijn madrigalen worden vaak extreme emoties van lijden beschreven. Zijn tijdgenoot, de bekendste schrijver van de 16de eeuw, Torquato Tasso, was een vriend aan huis van de Gesualdo’s en Carlo gebruikte zijn verzen om er zijn eerste madrigalen op te componeren. Tot Carlo ontdekte dat Tasso in sonnetvorm de liefde tussen zijn vrouw en haar minnaar had bezongen, wat hem ertoe aanzette meteen een punt te zetten achter de vriendschap.
Wat hedendaagse componisten en musicologen fascineert is dat deze bizarre prins de pijn van zijn ziel in de stemmen van zijn madrigalen kon laten doorklinken. Het was zijn overtuiging dat de muziek moest uitdrukking geven aan de gevoelens die in de poetische verzen besloten lagen. Dat idee van ondergeschiktheid aan de poëzie had hij van zijn grote voorbeeld Luzzasco Luzzaschi. Twintigste-eeuwse componisten als Stravinsky legden een bijzondere interesse aan de dag voor zijn latere werk, het vijfde en zesde boek madrigalen en zijn responsoria tenebrae. Daarin gebruikt hij de 12 noten van de chromatische toonladder in plaats van de gebruikelijke zeven noten van de diatonische toonladder en bedient hij zich uitvoerig van dissonanten, vooral als hij het over de dood heeft.
Se la mia morte brami, crudel, lieto ne moro.
Als je mijn dood wenst, wreed mens, zal ik gelukkig sterven
E dopo morte ancor te solo adoro.
En zal ik na de dood alleen jou aanbidden
Ma se vuoi ch’io non t’ami,
Maar als je wil dat ik niet van je hou
Ahi, che a pensarlo solo
ah, dan zal door die gedachte alleen al
Il duol m’ancide e l’alma fugge a volo.
de pijn mij doden en mijn ziel wegvliegen.
Mede door zijn turbulente levensloop kreeg Gesualdo bij sommige moderne componisten de status van een cultfiguur. De Duits-Russische componist Alfred Schnittke componeerde in 1993 de intrigerende opera ‘Gesualdo’ gebaseerd op zijn leven.
Quintus Horatius Flaccus
In het Romeinse Rijk was Venusia een kolonie en een garnizoenstad langs de Via Appia op de grens tussen de provincies Apulia (Puglia) en Lucania (Basilicata). Hier werd in 65 voor Christus de bekendste inwoner van Venosa geboren: de dichter Quintus Horatius Flaccus, niet weg te denken uit de canon van Latijnse schrijvers. Op zijn tiende trok hij met zijn welgestelde vader naar Rome en later, waarschijnlijk na diens dood, ging hij zich in Athene verdiepen in de filosofie, de poëzie en de grammatica. In de Atheense Academie, indertijd gesticht door Plato, waren het epicurisme en het stoïcisme de dominante filosofische strekkingen van die tijd en Horatius putte uitgebreid uit beide voor zijn levenslessen in zijn brieven en poëzie.
Politiek zat Horatius aanvankelijk in het verliezende kamp. In de burgeroorlog kwam hij in Athene bij de Republikeinen van Marcus Junius Brutus en diens schoonbroer, Gaius Cassius Longinus terecht, die koste wat kost de Republiek wilden redden van tirannen en daarom de moord op Julius Caesar hadden beraamd. Brutus, Caesars stiefzoon, trok daarna naar Kreta en bouwde er een leger uit, Cassius deed hetzelfde in Afrika.
Toen ze zich voldoende sterk achtten trokken ze vanuit Griekenland met hun legioenen naar Rome op. Horatius werd dankzij zijn hoge opleiding krijgstribuun, een soort hogere officier van een legioen. Maar de rivalen Gaius Octavianus en Marcus Antonius, allebei 'troonpretendenten' van Julius Caesar, sloegen de handen in elkaar en versloegen de republikeinen in enkele veldslagen bij de Macedonische stad Philippi. Brutus, veeleer een waardige stoïcijn en een rechtgeaarde republikein dan een achterbakse verrader en vadermoordenaar zoals hij meestal wordt afgeschilderd, pleegde eervol zelfmoord. Cassius deed hetzelfde. In de Divina Comedia van Dante worden Cassius en Brutus samen met Judas Eskariot naar het diepste van de hel verwezen, het lot van laaghartige verraders. Maar de geschiedschrijving werd gestuurd door de latere machthebbers, Augustus en zijn keizer-opvolgers.
Horatius raakte zijn landgoed in Venusia kwijt, want dat werd geconfisqueerd en aan de veteranen van de triomferende legioenen geschonken, die er de kolonie verder uitbouwden. Maar hij genoot wel amnestie, trok naar Rome en werd er klerk. Met toedoen van zijn collega-dichter en vriend Vergilius, kwam hij in de gunst van de rijke Gaius Maecenas, die behoorde tot de kring intimi van Octavianus (keizer Augustus) en zo wist ook Horatius toen hij al een bekend dichter was zich toegang te verschaffen tot de entourage van de keizer, die hij nota bene ooit had bevochten. Geen onvertogen woord schreef hij nog over de keizer en niets dan lof over zijn goede vriend Maecenas. Uiteindelijk deed die hem een villa in de bergen tussen Rome en Tivoli cadeau. Weg de verdediging van de republiek, de opstand tegen de dictatoriale aspiraties van Julius Caesar en diens erfgenaam, zijn geadopteerde achterneef Gaius Octavianus (Augustus). Hij leidde voortaan een teruggetrokken leven, ver van de politiek.
In Athene had Horatius met het epicurisme en het stoïcisme kennis gemaakt en hij stelde uit beide strekkingen een praktische filosofie voor het dagelijkse leven samen, mede beïnvloed door zijn jeugdige keuze voor het verliezende politieke kamp en zijn latere keuze voor een teruggetrokken leven op het platteland.
Vermijd eerzucht of hebzucht die je meesleurt, werd zijn devies. Loop niet met open ogen je ondergang tegemoet. Kies voor de gulden middenweg, de 'aurea mediocritas', aanvaard dat de macht en de rijkdom elders ligt, als je de dichtkunst wil blijven beoefenen.
Het best is hij gekend voor zijn 'carpe diem', pluk de dag-passage, een levensles van Epicurus:
Sapias, vina liques et spatio brevi spem longam reseces.
Wees wijs, geniet van de wijn en snoei de lange verwachtingen met de korte termijn.
Dum loquimur, fugerit invida aetas: carpe diem, quam minimum credula postero.
En terwijl we praten is de afgunstige leeftijd gevlucht: pluk de dag en verlaat je zo min mogelijk op later
Kortom: leef in het heden en maak je geen zorgen over wat je niet kunt beheersen, vermijd angst en geniet met mate om tot zielenrust (ataraxia) te komen.
Verder waren er de aansporingen tot redelijkheid, plichtsbewustzijn en zelfbeheersing en de onvermijdelijke liefde voor de Romeinse volksgemeenschap. Zijn grootste eer, zo verklaarde hij zelf, was om een dichter van het volk te zijn en met zijn dichtkunst een bijdrage te kunnen leveren voor cultus en volksfeest. Daarmee bewandelde hij hetzelfde pad als zijn vriend Vergilius.
Maar het meest nog is Horatius bezig met het dichterschap zelf, dat hij heel erg au serieux neemt. In Athene leerde hij de grote Griekse lyrische dichters kennen. Zijn grootste voldoening, zegt hij zelf, putte hij uit het overbrengen van Griekse lyrische poëzie van dichters als Sappho en Alcaeos van Mytilene naar 'carmina' (liederen) met een Latijns metrum. Horatius schreef ook oden (lofgedichten) met Pindarus als voorbeeld , satiren over de burgeroorlog en epoden, milde spotgedichten. In zijn Epoden maakt hij gebruik van de jambische versvoet, die door de Grieken bij voorkeur gebruikt werd voor hekeldichten, waarin de menselijke onhebbelijkheden en weinig verheven gedrag te kijk worden gezet. In het Grieks en het latijn bestond zo’n versvoet uit een korte lettergreep gevolgd door een lange, in de traditionele Nederlandstalige poëzie is dat de opeenvolging van beklemtoond en onbeklemtoond.
Technisch métier achtte hij hoog en hij vergelijkt zijn poëtische arbeid met dat van de ijverige bij. In zijn Brief aan de Pisonen, een leerdicht en een brief aan de zonen van Piso, die ook dichter wilden worden, somt hij in een in vers gestelde brief een reeks voorschriften op voor het schrijven van vooral drama in verzen. Voor het bedrijven van de dichtkunst is onontbeerlijk, aldus Horatius in zijn brief, dat het vanuit een innerlijke drang gebeurt. Zijn advies is het nuttige aan het aangename te paren, dus zowel lering te bieden als te ontroeren. En nooit aan de openbaarheid prijs te geven zonder het schrijfwerk bij te schaven, het te laten rijpen, het later nog eens te bekijken en aan een kritische geest voor te leggen. Later zou men aan de brief in versvorm de titel ‘ars poetica’ geven, maar hoogstwaarschijnlijk was het niet de bedoeling van Horatius om een standaardpoëtica te schrijven. Van een geordend en overzichtelijk set voorschriften en regels is er geen sprake. In de zeventiende eeuw was de Ars Poetica populair in de Nederlanden omdat de toenmalige dichters als Joost van de Vondel vonden dat drama en poëzie tegelijk nuttig, belerend en onderhoudend moesten zijn. Vondel maakte een vertaling van de ars poetica.
Piazza Orazio Flacco, Venosa
Horatius wordt geëerd in Venosa. Er is een piazza naar hem genoemd, de Piazza Orazio Flacco, waar zijn beeld met lauwerenkrans het plein domineert. Vlakbij koop ik mij in een superette twee broodjes om ze op het mooie plein te verorberen en vul mijn drinkbus met water en stop een halve liter bruis in mijn fietszak. Een voorzorgsmaatregel tegen de rit door de e, de grensstreek tussen Basilicata en Puglia die erg desolaat en verlaten is en waar nergens eten of drinken te verkrijgen is. Ik rij de stad uit langs de SP 18. Aan de noordoostelijke rand van de stad ligt een prachtige archeologische site, het Parco Archeologico van Venusia. Bovenop de Romeinse stad werd in de 8ste eeuwse een Romaanse kerk gebouwd die binnenin enkele mooie fresco’s bevat en een graftombe van het Normandische geslacht Hauteville. Ernaast werd een of twee eeuwen later een Benedictijnerabdij gebouwd en een fascinerende onvoltooide 11de eeuwse kerk, de zogenaamde incompiuta met zijn trapeziumvormige drieledige klokkentoren. Op de muren en het geraamte van de kerk werd echter nooit een dak aangebracht. In het complex staan Korinthische zuilen, stenen boogvormige doorgangen, onafgewerkte muren met nissen, een prachtige locatie voor een gedicht van een romantic poet of een griezelfilm, maak ik me de bedenking. Aan dezelfde kant van de weg zijn ook de resten van Romeinse Thermen te zien en aan de overkant van de weg die van een Romeins amfitheater.
Chiesa Incompiuta, Venosa
Horatius wordt geëerd in Venosa. Er is een piazza naar hem genoemd, de Piazza Orazio Flacco, waar zijn beeld met lauwerenkrans op het hoofd het plein domineert. Vlakbij koop ik mij in een superette twee broodjes om ze op het mooie plein te verorberen en vul mijn drinkbus met water en stop een halve liter bruis in mijn fietszak. Een voorzorgsmaatregel tegen de rit door Le Murge, de grensstreek tussen Basilicata en Puglia die erg desolaat en verlaten is en waar eten en drinken schaars zijn. Ik rij de stad uit langs de SP 18. Aan de noordoostelijke rand van de stad ligt een prachtige archeologische site, het Parco Archeologico van Venusia. Bovenop de Romeinse stad werd in de 8ste eeuw een Romaanse kerk gebouwd. Ernaast werd een of twee eeuwen later een Benedictijnerabdij gebouwd en een fascinerende onvoltooide 11de eeuwse kerk, de zogenaamde Incompiuta met zijn trapeziumvormige drieledige klokkentoren. Op de muren en het geraamte van de kerk werd echter nooit een dak aangebracht. In het complex staan Korinthische zuilen, stenen boogvormige doorgangen, onafgewerkte muren met nissen, een prachtige locatie voor een gedicht van een romantic poet of een halloweenviering, maak ik me de bedenking. Aan dezelfde kant van de weg zijn ook de resten van Romeinse Thermen te zien en aan de overkant van de weg die van een Romeins amfitheater.
Parco Archeologico, Venusia
Na het korte bezoekje volg ik de SP 18 om zo snel mogelijk op de SS 655 te komen die verder naar het oosten in de richting van Brindisi en de Adriatische kust loopt. Eenmaal voorbij het industriepark van Venosa verandert het landschap geleidelijk aan in weids, glooiend braakliggend akkerland waar voor de zomer graan groeide, maar dat er nu droog en ietwat verdord bij ligt met hier en daar stroken schrale begroeiing van droog gras, distels en doornstruiken. Het is de brede, alluviale vallei rond de rivier de Bradano en tevens een uitloper van de Tavoliere, de grote vruchtbare vlakte rond Foggia in het noorden van Puglia, die samen met de Povlakte zowat de graanschuur van Italië is. Schaduw is hier schaars, want behalve rond een zeldzame uitgedroogde rivierbedding staan er op deze kale hoogvlakte nauwelijks bomen en dorpen zie je al helemaal niet. Her en daar is bovenop de top van een heuvel een verlaten schuurtje of een afgelegen hoeve of alleen maar een ruïne zichtbaar. Er staat een schrale zijwind uit het Noordoosten die het droge stof van de akkers hier en daar over de weg blaast. Ik leg mezelf een strak tempo op, want bij gebrek aan schaduw nodigt niets me hier uit om even een pauze in te lassen. Links van de weg heb ik in de verte tientallen kilometers lang een uitzicht op het nationaal park van de Alta Murge, het op een na grootste nationale park van Italië, dat zich als een lage afgeplatte heuvel tegen de noordelijk horizon aftekent. De Alta Murge zijn het hoogste deel van de Murge, een zogenaamd karstplateau, waar de inwerking van water op de kalkbodem en de insijpeling een hele boel typische geologische fenomenen hebben doen ontstaan zoals grotten, ravijnen, verdwijngaten, ribbelvormige rotswanden enz. Zowel Gravina di Puglia, Altamura als Matera liggen in dit gebied.
Murge
Ik wil zo snel mogelijk door dit droge bruine landschap heen - dat ongetwijfeld nog fris en groen was in mei voor de verschroeiende zomer er aankwam - dus kies ik voor de snelste weg, namelijk deze Strada Statale 655 met zijn onheilspellend lange rechte stroken, waar auto’s en motoren niet gehinderd door flitspalen of snelheidsbeperkingen hun duivels kunnen ontbinden. Gelukkig is er een fietsstrook, de denkbeeldige grens die me beschermt tegen het aanstormend verkeer in mijn rug. Al na een uur merk ik dat mijn watervoorraad sneller slinkt dan me lief is. De zon kent hier geen genade en het groen van de Apennijnen is al een tijdje uit het landschap verdwenen. En als ik uiteindelijk na twee uur bij een stuwmeer aankom, is mijn drinkbus leeg. Rest me nog de fles met een halve liter bruiswater in mijn fietszak, die ik meteen aanspreek. In Genzano di Luciana (Luciana is Basilicata) ga ik van de Strada Statale af en neem de SP 79 en SP 26 richting Gravina. 25 km nog tot mijn eindbestemming, maar met 250 hoogtemeters. Hier kom ik in de Murge en die liggen duidelijk hoger dan de verdorde akkers waar ik doorheen ben gefietst. Na de beklimming naar San Felice drink ik mijn fles leeg en blijven er nog 15 km te gaan, op en neer.
Gravina in Puglia
Als ik uiteindelijk het feërieke Gravina voor me zie opdoemen is mijn mond kurkdroog. Een diepe witte ravijn met cipressen scheidt de stad aan de westkant van het kalkplateau. Gravina betekent ‘ravijn’ en de omgeving hier wordt wel eens de ‘terre delle gravine’ genoemd, omdat hier tal van diepe ravijnen het kalkplateau doorklieven. Ik rij de zuidelijke kant van de stad binnen en stop bij het eerste pleintje, zet mijn fiets op de pikkel en rush naar de koelkast van de bar op de hoek, gadegeslagen door een groep monkelende oude mannen met pretoogjes. Zonder me veel aan te trekken van de attractie die ik ben, drink ik een literfles frizzante leeg en bestel me een gelato. Ik voel het langzaam dreigend suikertekort wegtrekken.
Terre delle gravine, Gravina in Puglia
Dit is Gravina, dit is Puglia. Van het Italiaans dat de oude mannen op het pleintje praten, begrijp ik weer eens geen snars. Langzaam kom ik op krachten en ben ik in staat weer op mijn fiets te springen. Maar ik schrik op door een vreselijk lawaai aan mijn achterwiel. In paniek schieten de worst case scenario’s door mijn hoofd, derailleur die het begeeft, spaken kapot, misschien moet ik wel het hele achterwiel vervangen en …morgen is het zondag en zijn de fietsherstellers dicht. Als ik stil sta, brengen enkele vriendelijke jongens me enkele flarden van een snelbinder. In mijn haast om zo snel mogelijk bij die koelkast te komen, had ik vergeten mijn snelbinder vast te maken en die draaide nu met veel lawaai tussen mijn ketting en achterste tandwielen. Een opluchting, is het dat maar, denk ik en ik dank de jongens vriendelijk. Met een mesje peuter ik de flarden rubber uit mijn achterste tandwielen. Gelukkig niets ergs. Ik rij op een slakkengang naar het stadscentrum. Met de sierlijke ijzeren balustrades van de kleine balkonnetjes tegen witte gevels doen de huizen in deze straat me wat aan Andalusië denken, want zelfs na Lazio en Campanië oogt dit stadje op een of andere manier nog zuiderser. De westelijke avondzon staat pal op het straatje, werpt lange schaduwen en verblindt me bijna. Ik kom op een eerste pleintje met terrasjes en dichtgeklapte parasolletjes. Langs een smal steegje fiets ik verder naar het volgende pleintje. Begrijpelijk en soms vlekkeloos Italiaans hoor ik hier en overal is de telefoon in de aanslag voor kiekjes en selfies. Dat doet me vermoeden dat de terrasjes hier bevolkt worden door Noord-Italiaanse toeristen. Enkele steegjes verderop beland ik in het hart van het stadje bij de reusachtige Cattedrale di Santa Maria Assunta die imponeert met haar uitzicht over de ravijn in het westen en het grote plein aan de oostkant.
Cattedrale di Santa Maria Assunta
De Orsini's
In Gravina zwaaide de Romeinse familie van de Orsini’s eeuwenlang de scepter, van de veertiende tot begin 19de eeuw. De Orsiniclan vergrootte voortdurend haar invloed en macht door huwelijken, allianties, oorlogen en nepotisme. Van in de 11de eeuw groeiden de takken van de adellijke clan in Rome, in de Pauselijke Staten en kregen vertakkingen in Lazio (Monterotondo, Bracciano), Toscane (Pitigliano), Campanië (Celano, Ariano) en Puglia (Gravina en Taranto). De clan bracht zelfs 5 pausen voort, waaronder Benedictus XIII een telg uit de tak van Gravina, die ook een standbeeld heeft naast de kathedraal op de piazza die naar hem genoemd is en tal van kardinalen. De hertogen van Gravina zijn de laatste overblijvenden van de eens zo machtige familie. Domenico Napoleone Orsini noch zijn jongere broer Don Benedetto hebben echter zonen, zodat het hertogschap toekomt aan een neef.
----------------------------
Aangetrokken door zwoele latinomuziek in een steegje van het centrum, ga ik wat uitrusten in een rieten zetel van een buitenbar en bestel me nog een glas lekkere lokale wijn. De jonge gasten aan het tafeltje naast mij knopen een gesprek aan, eerst in gebroken Engels, maar gaandeweg steeds meer in het Italiaans. Gravina vinden ze een 'posto sperduto', een boerengat, een bled, en het liefst van al willen ze naar Napels verhuizen. Want hier was geen werk en vooral, viel niets te beleven. Het is hier wel mooi, de stad zelf en de omgeving, werp ik op. ‘Dat zien we al ons hele leven en we raken erop uitgekeken', luidt hun repliek. We drinken een tweede wijntje en licht bedwelmd stap ik tegen middernacht voldaan naar mijn b&b, vertrouwend op mijn ingebouwd kompas... dat het volkomen laat afweten. Want na 10 minuten stappen kom ik weer bij mijn vertrekpunt uit. Veel kan het me niet schelen, want ik heb genoten van de wandeling in de wirwar van steegjes. Als ik dan toch beslis om even mijn google maps te gebruiken, merk ik dat ik onder het naambordje van de straat sta die ik zoek, nauwelijks 200 meter van de voordeur van mijn b&b verwijderd.
Zondag 4 september: Gravina in Puglia
Mijn vrije dag in Gravina start bewolkt en de koelte is welkom na de hitte van gisteren. Na mijn ontbijt in een koffiebar op de hoek van de straat trek ik meteen naar de kathedraal van ‘La Vergine Maria Assunta’.
De kathedraal van de Heilige Maagd Maria Hemelvaart
De moeder gods staat in een rozet uit de oorspronkelijke Romaanse kerk, boven de hoofdingang in een prachtig bas reliëf vereeuwigd. Want de oorspronkelijk driebeukige kerk was in Romaanse stijl gebouwd aan het eind van de 11de eeuw in opdracht van Umfrido d’Altavilla (Humfried van Hauteville, de graaf van Puglia en Calabrië en de vader van Robert Guiscard), afkomstig uit het Normandische Cotentin. In de vijftiende eeuw werd ze grotendeels vernield in een brand en even later viel ze nog eens ten prooi aan een aardbeving. Tegen het eind van die eeuw startte de heropbouw al. Intussen onderging het interieur in de zeventiende en achttiende eeuw verschillende barokke ingrepen zoals een schitterend plafond in verguld houtsnijwerk met drie reusachtige schilderijen, een reusachtig verguld orgel in het priesterkoor en verschillende kapellen met polychrome marmeren altaren in de zijbeuken, waaronder één gewijd aan de aartsengel Michaël, de patroonheilige van Gravina. Het houtsnijwerk van het koor is zestiende-eeuws.
Tegen de linkerzijbeuk aan de kant van de weidse Piazza Benedetto XIII werd de kerk in de zeventiende eeuw uitgebreid met een reusachtig oratorium of bidkapel, de zogenaamde Capellone. De klokkentoren met zijn koepel werd pas eind 17de eeuw voltooid.
Plafond van de Cathedrale della Vergine Maria Assunta
Daarna stap ik naar de Piazza Notar Domenico, waar barokke façades van de Bibliotheca Finia en van de Chiesa del Purgatorio samen met de kathedraal en het klooster een onbezoedeld 18de eeuwse decor bieden.
Bibliotheek en Kerk van het Vagevuur
De Bibliotheca Finia werd begin 18de eeuw gebouwd in opdracht van bisschop Giuseppe Finia, een medewerker van paus Benedetto XIII, naar wie de piazza achter de bibliotheek en naast de kathedraal is genoemd. Ze bevat zeldzame manuscripten en 12 incunabile - dat zijn de eerste gedrukte boeken, de zogenaamde wiegendrukken die tussen 1454, druk van de allereerste Gutenberg-bijbel en 1500 het leven zagen - en de privé-bibliotheek van de paus, een telg uit het hier alomtegenwoordige geslacht Orsini, hoe kan het ook anders.
Schuin tegenover de bibliotheek op het plein Notar Domenico staat de 17de eeuwse barokkerk van het Vagevuur (Chiesa del Purgatorio) met haar macabere gevel versierd met skeletten en doodskoppen. Ze werd gebouwd door de Confraternita delle Anime del Purgatorio, een broederschap die bad voor de zielen van de overledenen. Voorbijgangers worden eraan herinnerd hoe sterfelijk ze wel zijn door het bijschrift van een doodshoofd links van de ingang : “Quod tu es, ego fui”, (wat jij bent, was ik) en bij een doodshoofd rechts :“Quod tu eris, ego sum’” (wat jij zal zijn, ben ik). Het is een latijnse frase die ook vaak als grafschrift terugkeert op kerkhoven.
Madonna delle Grazie
In Gravina bevindt zich, buiten de stadsmuren weliswaar, vlakbij het station, nog een merkwaardig excentrieke kerk, de Madonna delle Grazie. Het onderste compartiment is gemetseld in de vorm van een burcht, waar de ingangen van de kerk in de de drie wachttorens van de burcht zijn verwerkt. In het midden van de gevel prijkt het beeld van een enorme arend met gespreide vleugels boven de centrale ingang met in het midden boven de arend in het timpaan een bisschopsmijter. Op die manier is de hele façade een weergave van het wapenschild van de toenmalige bisschop van Gravina, Vincenzo Giustiniani, die eind 16de, begin 17de eeuw een dynamisch beleid voerde, hier een seminarie oprichtte voor priesters en dit vreemde sanctuarium liet bouwen. Twee latijnse citaten uit het Deuterium en uit een psalm geven een verklaring voor het beeld van de bizarre gevel. Het kasteel staat voor de kerk die zich verdedigt tegen de vijand zoals een burcht dat doet, de arend met gespreide vleugels is de beschermer die zijn kuikens (gelovigen) aanspoort om te vliegen.
Madonna delle Grazie
Grotkerken en onderwereld
Maar Gravina is behalve één van de locaties voor de 25ste James Bond-film (No Time to Die) die er in 2019 werd gefilmd ook en in de eerste plaats het kleine Matera van Puglia, waar de grotwoningen en -kerken deel uitmaakten van een heel ondergronds tunnel- en grottenstelsel. Daarvoor keer ik op mijn stappen terug naar de Piazza Benedetto XIII, waar aan het uiteinde van het plein een trap afdaalt naar de ravijn van de Torrente Gravina waar zich één grotkerk van de patroonheilige van de stad bevindt, de San Michele delle Grotte en twee ter ere van de heilige maagd: de Maria dei Angeli en de Madonna della Stella.
De afdaling naar de tiende eeuwse San Michele delle Grotte biedt een fascinerende inkijk in het complex van de ondergrondse kerk, waar in de kalksteen zuilen, boogconstructies, nissen, trappen en vloeren zijn gehouwen en gepolijst. De cultus van de aartsengel San Michele was zowel bij de Longobarden als de Byzantijnen populair. In een fresco in een nis wordt hij afgebeeld aan de zijde van Christus en de H. Paulus. In een zogenaamd ossuarium, dat zich in een aangrenzende kamer bevindt, liggen honderden skeletten van inwoners van Gravina die volgens de legende in de tiende eeuw door de Saracenen werden afgeslacht.
Deze chiesa rupestre werd grondig gerestaureerd, een aantal andere wacht nog op restauratie. De gemeente verzamelt fondsen om er in navolging van Matera een heus ‘parco delle chiese rupestri’ van te maken.
Aan de overkant van de ravijn, gevormd door de Gravinarivier, bevindt zich aan de voet van de heuvel Botromagno de Madonna della Stella, zo genoemd omdat er een fresco werd gevonden van een madonna met kind met een ster op het voorhoofd. Voor de grotruimte een kerk werd was ze al gebruikt voor heidense vruchtbaarheidsriten, zoals de wanden met afbeeldingen van dieren getuigen. Volgens een getuigenis van een zeventiende eeuwse bisschop zou de Madonna della Stella ook bij bepaalde tijdgenoten nog zijn gebruikt voor nachtelijke promiscue orgieën die vergezeld gingen van opzwepende dans en gezang. De reden waarom hij in 1693 de toegang tot de kerk na valavond verbiedt. Volgens een andere legende was de kerk een plaats waar steriele vrouwen aan riten deelnamen om te kunnen zwanger worden.
San Michele delle Grotte
De mooiste Byzantijnse fresco’s uit de grotkerk van San Vito Vecchio en van de Padre Eterno zijn te bewonderen in het museum van de Pomarici-Santomasi Foundation in het centrum van de stad.
De grotkerken zijn weliswaar de grootste en de meest in het oog springende grotten, maar ze vormen maar een fractie van de ondergrondse wereld. Onder de bovengrondse stad met zijn straten en pleinen ligt een chaotische wereld van kelders, voormalige ambachtelijke ateliers, woningen, opslagplaatsen en tunnels die uit de kalksteen werden gekapt, te volgen via bewegwijzerde paden. Terwijl ik zo’n pad volg vanuit het centrum kom ik in de late namiddag bij het oude aquaduct dat in de 17de eeuw werd gebouwd tussen de westelijke en oostelijke oever van de Gravinarivier die de stad vanuit het hoger gelegen kalkplateau van water moest voorzien. Het aquaduct werd vernield door een aardbeving en herbouwd door de Orsini’s in de 18de eeuw. Vandaag kan men er overheen wandelen om een kijkje te nemen bij de grotkerken, de grotwoningen en de grafkamers aan de overkant. Je kunt er van de zonsondergang genieten bovenop de kalksteenheuvel Botromagno (tevens de naam van een lokale wijn). De heuvel en de wandelroute “Padre Eterno” beneden in de vallei liggen bezaaid met grafkamers die dateren uit de 7de-3de eeuw voor Christus. In het ravijn gedijen de cipressen bijzonder goed, wat de omgeving het stereotiepe uitzicht geeft van de Golgotha in Jeruzalem en Pasolini deed besluiten om in deze omgeving zijn ‘Evangelie volgens Mattheus te filmen’.
De Aquaduct over de Gravina
Luidsprekers testen van gepimpte fiat
Terwijl ik bovenop een rots op de Botromagno van het idyllische uitzicht geniet, komen even verderop twee jonge locals in een opgepimpte fiat aangestoven op de stoffige landweg en beginnen tot grote consternatie van de aanwezige toeristen het indrukwekkende vermogen van hun ingebouwde versterker en luidsprekers te demonstreren aan de hand van bonkige rave party elektropop met bassen die alles wat leeft dekking doet zoeken in spleten en greppels. Lang duurt het niet, maar voldoende lang om alle toeristen terug de brug over te jagen naar de stad. Barbaren, mompel ik, als plots een tweede wagen opdaagt. Vier stoeries met slick back kuiven bovenop half gladgeschoren koppen gooien de portieren open en willen blijkbaar bewijzen dat ze nog meer decibels kunnen produceren. De weergalm tegen de steile wanden van de ravijn produceren een imposant echo-effect. Wellicht was dat het opzet van de vertoning, maar dat maakt het niet minder respectloos en idioot. Ik waag het niet hen eens goed mijn gedacht te zeggen, want de bestuurder van de wagen met zijn getatoeëerde armen en hals en zijn opgeblazen torso heeft veel weg van een kooivechter. Het zou zonde zijn van mijn gebit, waarvoor ik altijd goed zorg heb gedragen. Gelukkig is ook deze ongevraagde demonstratie van korte duur. Mijn lyrische avondmijmeringen zijn intussen wel verdampt of beter …verschroeid door de decibels.
Kathedraal vanop de heuvel Botromagno
Ik krijg honger en neem me voor even een kijkje te nemen rond de Villa, het stadspark. Het is er een drukte van jewelste, want het uur van de passeggiata serale, maar hier is die traditionele avondwandeling nogal statisch uitgevallen. Rond elke zitbank in het betegelde park is zowat een samenscholing van de derde leeftijd aan de gang. Ik doe een poging om te begrijpen waarover ze het hebben. Voetbal, maar ook de prijs van tomaten en olijven, meen ik te herkennen. Helaas, na meer dan een dag begrijp ik eigenlijk nog steeds geen snars van het lokale dialect. Een gezellig eethuisje in een zijstraatje met een uitnodigende menukaart lokt me naar binnen. Het worden orecchiette (pasta in de vorm van oorschelpjes) met cime de rapa (een soort steeltjes van rapen) en ansjovis die avond, een bekend streekgerecht. Heerlijk met een glas lokale witte wijn, een Gravina Botromagno, hoe kan het ook anders.
Giuseppe Conte en de Reddito di Citadinanza
Als ik het restaurant verlaat, springen even verderop op een piazza verkiezingsaffiches in het oog. Wat opvalt bij de diversiteit aan verkiezingsaffiches is dat Giuseppe Conte, de kandidaat van de anti-establishment partij Movimento 5 Stelle (Vijfsterrenbeweging) hier bijzonder populair is. Conte was van juni 2018 tot februari 2021 eersteminister, eerst in een onuitgegeven populistische regering met de radicaal-rechtse Lega, daarna in een linkse regering met de Partito Democratico. M5S was als de grote overwinnaar uit de verkiezingen van 2018 gekomen, maar ook de Lega had een enorme winst geboekt dankzij haar anti-immigratiekoers onder Matteo Salvini. Beide partijen, die voortdurend in de clinch gingen met elkaar, probeerden in een coalitie elk te scoren met hun eigen partijprogrammapunten. Toen Legavoorzitter Matteo Salvini de regering echter liet vallen om verkiezingen uit te lokken - zijn partij scoorde op dat moment uitstekend in de peilingen - waren Conte en M5S-boegbeeld Beppe Grillo hem te slim af en zetten de regering gewoon verder, maar wisselden de Lega in voor de linkse Partito Democratico. In februari 2021, toen na de coronacrisis een regering van nationale eenheid onder leiding van Mario Draghi werd geïnstalleerd, maakte Conte daar geen deel meer van uit. Conte is een Pugliese, een Apuliër, en slaagde erin zijn Vijfsterrenbeweging bij de verkiezingen van 2022 fors beter te laten scoren dan de opiniepeilingen hadden voorspeld. Weinige commentatoren hadden erop gerekend dat de Vijfsterrenbeweging nog 15,5% zou scoren. In Puglia kwam ze zelfs als grootste partij uit de stembusslag met 28% en dat was ze ook in het grootste deel van Zuid-Italië.
Het succes dankte M5S onder meer aan haar koppige verdediging van haar belangrijkste programmapunt, de ‘reddito di citadinanza’, een soort leefloon voor de laagste inkomens, die de andere grote linkse partij, de PD, niet langer meende te moeten verdedigen tijdens de bezuinigingspolitiek van de regering van nationale eenheid onder Mario Draghi. Wie links stemde in Zuid-Italië deed dat in 2022 dus vooral op M5S, meer dan op de klassieke Partito Democratico.
Reddita di Citadinanza
De Reddita di Citadinanza (RDC) werd bij zijn invoering in 2019 voorgesteld als een soort basisinkomen door de Vijfsterrenbeweging, maar was dat niet. Het was een bijstandsregeling die aan allerlei voorwaarden was onderworpen en alleen toegankelijk was voor de armste gezinnen, dus eigenlijk veel meer een soort leefloon of bijstandsuitkering. Gezinnen die samen onder één dak leefden en waarvan het gezamenlijk jaarinkomen onder de 9360 euro viel kwamen in aanmerking voor een RDC. Voor 67-plussers was dat een Pensione di Cittadinanza. Verder waren er ook strenge limieten aan het vermogen gesteld, onder meer het bezit van onroerend goed. Wie recent een auto of een motorfiets had aangekocht kwam evenmin in aanmerking.
Ook EU-burgers en vreemdelingen die al minstens 10 jaar in Italië woonden, hadden er recht op maar moesten attesten van hun eigen overheid indienen over hun vermogen in hun thuisland. Alle RDC-trekkers moesten bereid zijn om een passende job op te nemen als die binnen de 100 km van de woonst lag bij een eerste aanbod en in heel Italië (!!!) als het om een derde aanbod ging. Ze mochten evenmin een aanbod voor vorming of bijscholing weigeren. De voorwaarden waren soms zo ingewikkeld en streng dat ze aanvragers afschrikten. Een RDC kreeg de gebruiker in de vorm van een kredietkaart waarmee hij welbepaalde aankopen van basisbehoeften kon doen. Aanvankelijk kon men bij goedkeuring 18 maanden RDC genieten, daarna werd dat teruggebracht tot 8 maanden, waarop een nieuwe aanvraag kon worden ingediend.
Assegno di Inclusione: de aalmoes van de regering Meloni
Onder de rechtse regering Meloni werd de RDC in 2024 afgeschaft en vervangen door een Assegno di Inclusione (ADI), die alleen bestemd is voor gezinnen met minderjarige kinderen, mindervaliden of zestigplussers. Bovendien bedraagt de uitkering van de ADI maximaal 500 euro per maand tegenover maximaal 780 euro voor de RDC. Volgens de regering Meloni werd er van de RDC teveel misbruik gemaakt en ontnam het de gebruikers de motivering om een job te zoeken. Conte en zijn M5S, maar ook de PD met haar nieuwe voorzitster Elly Schlein, gaan vanuit de oppositie in het verweer. Zij beweren dat een job vinden voor 50-plussers onbegonnen werk is en dat deze mensen hun rekeningen niet meer zullen kunnen betalen, als de reddita wordt afgeschaft.
Lage lonen, lage uitkeringen
De strenge regeling voor werkloosheidsuitkeringen en het bijzonder lage leefloon maken het voor Italianen zonder job erg moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. De maximale werkloosheidsuitkering bedraagt maximaal 1500 euro. Vanaf 6 maand stempelen gaat er elke maand 3% af en er kan hooguit twee jaar worden gestempeld. Na 4 jaar werken tegen een brutoloon van 2500 euro bedraagt de werkloosheidsuitkering na een jaar nog 850 euro. Lager opgeleiden die wel werken moeten rekening houden met bruto minimumlonen tussen 1300 à 1700 euro. In 2023 bedroeg het gemiddelde beschikbaar inkomen in Zuid-Italië 17.100 euro per jaar, in het centrum en Noord-Italië was dat 25.000 euro.