Donderdag 16 september: Bagno di Romagna - San Sepolcro
Foute code, opgesloten, lang leve de balie-ontvangst
Mijn onbemande b&b in het centrum van Bagno levert me een unieke ervaring op met een semi-automatische check-in en check-out. Mijn documenten kon ik op de heenweg doormailen, waarop ik na betaling een code voor de ingangsdeur en een code voor het lockertje van de sleutel van mijn kamer kreeg, alsmede een code voor de sleutel van de bergplaats voor mijn fiets en een code voor het openen van de poort die toegang verleent tot de ommuurde parking. Vier codes dus, waarvan twee om toegang te krijgen tot twee sleutels. Groot is mijn verbazing als ik ’s anderendaags bij mijn vertrek vaststel dat na de sleutel van mijn kamer en van de fietsbergplaats in de respectieve lockertjes te hebben achtergelaten de code om de poort te openen van de parking niet de juiste is. Terug het b&b in is geen optie want de achterdeur is op slot. Een achterdeur zonder deurbel of code en waarvan ik geen sleutel bezit. Ik sta dus vertrekkensklaar met mijn fiets opgesloten op een binnenplaats met een metershoge muur errond. Een telefoontje met mijn GSM naar het mobiele nummer van het etablissement blijft onbeantwoord. Binnen zijn de kamermeisjes aan het werk, maar die horen mijn geroep niet. Mijn wanhoop groeit tot na een kwartier een bezoeker die wil inchecken me van de straatkant toeroept of ik de code van de parkingpoort niet ken. Ik roep hem terug dat ik wel een code heb, maar dat het waarschijnlijk niet de juiste is. De zijne blijkbaar evenmin. Ik werp de suggestie op om de voordeur op de piazza eens te proberen en gewoon eens aan te bellen. Ik durf hen mijn code van de voordeur niet te geven, want hoe kan ik weten dat hij bona fide is. Nog eens 5 minuten later gaat de poort van de parking open en ben ik bevrijd. Fijne ervaring met deze semiautomatische smart formule. Ongetwijfeld is Murphy even langsgekomen, maar toch wordt de procedure best nog eens op wat bugs gecontroleerd. Dit proefkonijn kan ervan meespreken.
Bagno di Romagna foto: Freirossi
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Bagno_di_Romagna.jpg
Bagno di Romagna: kuuroord en wandel- en fietsparadijs
Bagno di Romagna baadt in de typische sfeer van een kuuroord, maar heeft niet de internationale renommée van Montecatini Terme, 150 km westwaarts. Hier zijn minerale warmwaterbronnen tot 45°, zwavelhoudende en alkalische en hebben de hotels naast een warmwaterbad een wellnessaanbod en traditionele spabehandelingen ook gespecialiseerde behandelingen zoals massagetechnieken voor reuma en revalidatie, fysiotherapie en kinesitherapie. De doorsneebezoeker is de al wat oudere Italiaan. Veel buitenlanders zijn hier niet te zien.
Daarnaast is Bagno di Romagna ook een uitvalsbasis voor hikes, wandeltochten in de Monti Casentinesi tot in het Parco Nazionale, waar je over de hoogste bergkammen kan lopen van de Monte Falco tot de Poggio Scali, waar naar men zegt bij heldere dagen de twee zeeën te zien zijn, de Tyrrheense in het westen, de Adriatische in het oosten. En tussen Santa Sofia en Bagno di Romagna zijn er steeds meer paden voor mountainbikers, dat hier ‘cycloturismo off road’ heet. Sommige van deze off road routes kruisten mijn weg naar hierheen. Italianen komen hier ook met de koersfiets op een fietsstel achter op de wagen naartoe. Van hieruit zijn er zestig-kilometer-lange excursies met 2000 tot 3000 hoogtemeters. Klimmen naar hartenlust, maar dan zonder fietstassen vol bagage. Ik benijd ze soms, vooral als ze me in volle klim voorbijsteken.
Tweede bergrit door Apennijnen
Zoals voorspeld is er heel wat regen gevallen, maar dan vooral ’s avonds en ’s nachts en dat komt me bijzonder goed uit. De hemel is bewolkt, maar er valt geen spatje regen uit. Dit wordt mijn tweede bergrit in de Apennijnen, minder lastig dan gisteren maar toch niet te onderschatten. Vandaag verlaat ik Romagna en rij de regio Toscane binnen met als eindbestemming San Sepolcro, een stadje met vooral kunsthistorische waarde vanwege enkele schilderijen van de voor zijn tijd revolutionaire schilder Piero della Francesca, volgens mijn Nanou, tevens kunsthi(y)sto(e)rica, een absolute topper en een gelegenheid die ik niet mocht laten voorbijgaan. Bagno di Romagna ligt in een vallei, maar al 400 meter hoger dan de Povlakte, dat betekent een pak minder hoogtemeters om de passen zuidwaarts over te komen. Ik neem de Strade Provinziale 137 richting Verghereto, een dorp dat meer dan 800 meter hoog ligt. Nauwelijks enkele kilometers om mijn benen los te rijden en daar start de beklimming al, niet echt steil, maar wel 7 km lang. Er is hier nauwelijks verkeer en ik rij tussen beboste bergen, het wandelparadijs voor de hikers die in Bagno logeren, op een weg die in een heel slechte staat verkeert. Het is uitkijken naar de kuilen en de barsten in het wegdek. Ik kan mezelf behelpen als ik lek rijd, maar mechanische pech op deze rit zou een kleine ramp zijn, want behalve in de vertrekplaats en op de eindbestemming is er op dit traject maar één stadje waar een fiestherstelzaak te vinden is. Ik neem me voor te lunchen in Verghereto. Bij het binnenkomen is er een bar die panini in de aanbieding heeft, tenminste dat staat zo geafficheerd. Ik stap de bar binnen en een norse oude man met een dronkemanshoofd, een grijze stoppelbaard en rood doorlopen ogen komt uit zijn woonkamer en roept me toe ‘è chiuso’. Vreemd, het is nauwelijks middag, de deur stond wagenwijd open en het sluitingsuur is om 13u. 'C’è un altro a 5 chilometri', geeft hij me nog mee. Zelfs een koffie of een glas spuitwater is er teveel aan. Aan de overkant van de ingangsweg naar het dorp is een groenten- en fruitzaak. Een jonge vrouw is druk bezig met het verslepen van bakken fruit. Ik vraag haar of het een goed idee is deze weg te nemen naar San Sepolcro. Ze legt me uit dat de weg voor een fiets wel OK is, maar dat je er met een auto niet doorkomt. Hoe haalt zo’n dynamische, verstandige vrouw het in haar hoofd om in dit godvergeten gat een groenten- en fruitwinkel te beginnen? Ik sta op het punt het haar te vragen, maar vind het uiteindelijk wat te indiscreet. In plaats daarvan koop ik wat appelen van haar om mijn honger voorlopig te stillen.
Valico Montecoronaro
Ik vervolg mijn weg bergop tot aan de Valico Montecoronaro, de hoogste pas van de dag op 870 m. Enkele kilometers naar het oosten bevindt zich de bron van de Tiber die zich vanaf hier een weg door de Apennijnen baant naar Rome. Het is in de vallei van deze rivier dat een groot deel van mijn traject verder naar het zuiden loopt. Op de Valico begint het voorwaar te regenen, ik rij naar beneden en inderdaad zoals de norse barkeeper in Verghereto had voorspeld vind ik even verderop een bar annex Trattoria open langs de weg. Ik plaats mijn fiets onder een afdak en bestel me een sandwich met lokale prosciutto en een minestronesoep. Een jong koppel staat achter de bar en twee van hun kinderen spelen onder de stoelen en de tafels, terwijl de oudste games speelt op zijn smartphone. De man vertelt me dat de weg vanaf Toscane onberijbaar is voor gewone wagens, maar niet voor 4x4 terreinwagens. Ik ben benieuwd hoe erg dat wegdek wordt. De SP137 kronkelt door dezelfde vallei als de E45, een autosnelweg die vanuit de noordelijkste regio van Noorwegen door Zweden, Denemarken, Duitsland en Oostenrijk over de volle lengte van de Italiaanse laars tot in het uiterste zuiden van Sicilië loopt.
Als het regenen ophoudt zet ik de afdaling voort en kom aan een splitsing waar ik rechtdoor kan richting Toscane en oostwaarts naar Urbino in de bergachtige regio Le Marche. Ik rij rechtdoor tot bij de E45, waar ik aan een oprit van de E45 richting Rome, die ik vanzelfsprekend niet oprij, een weg linksaf neem, waarvan ik vermoed dat die richting San Sepolchro gaat. Inderdaad, even verderop meldt een bord me dat ik in de provincie Arrezzo van de regio Toscane ben beland.
De SS Tiberina 3Bis
SS Tiberina 3Bis chiusa
Maar een meterslange betonblok verspert de helft van de weg met daar bovenop een gigantisch bord met de waarschuwing 'SS Tiberina 3Bis CHIUSA', een bord met een doorgangsverbod en in kleine letters daaronder 'eccetto mezzi di soccorso e trafico locale'. Het gaat om een verordening die in 1999 is uitgevaardigd en daar is duidelijk in 22 jaar geen verandering in gekomen. Welkom in Toscane. Voor een hulpdienst kan ik moeilijk doorgaan, maar lokaal verkeer, dat wel toch? Het wegdek is voor de helft verdwenen en goedschiks kwaadschiks met grind opgelapt. Het is uitkijken geblazen, want in deze halve wildernis wil ik niet lek rijden. De natuur heeft in die 22 jaar zijn rechten laten gelden en de boomkruinen van het bos hebben zich op sommige plaatsen bijna weer gesloten over de weg heen. Op sommige plaatsen lijkt hij meer een bosdreef. 15 km fietsen is het door deze wildernis tot in Pieve Santo Stefano. Eigenlijk betekent dit ook dat wie hier van Romagna in Toscane wil komen met de wagen dat alleen over de autosnelweg kan. Na enkele km zie ik een everzwijn dat midden op de weg staat en verschrikt de struiken induikt als het mij opmerkt. Na 8 km wildernisgevoel kom ik in het gehucht Valsavignone, waar een zijweg rechts naar een bergdorp leidt. Daarna loopt de weg weer het bos in en naarmate ik Pieve Santo Stefano nader, duiken de eerste akkers op.
Het wildernisgevoel vervaagt en maakt plaats voor de geruststelling dat mijn banden de beproeving hebben doorstaan, terwijl ik arriveer op het dorpsplein van Pieve Santo Stefano. Pieve betekent zoveel als ‘parochie’, het komt hier in tal van plaatsnamen voor. Het geroep en gevloek van een groep oude mannen op een groot terras op de Piazza trekt mijn aandacht. Ze spelen kaart en gaan daar zodanig in op dat ik even vrees dat het spel in een fikse ruzie aan het ontaarden is. Elke speler lijkt zijn achterban te hebben meegebracht die luidkeels na elke spel hun commentaar geven. Ik blijf het geboeid gadeslaan terwijl ik aan een tafeltje even verderop een aqua frizzante en enkele tramezzini met tonijn naar binnen werk. Ook in deze uithoek valt op hoe oud de bevolking is die hier is achtergebleven.
Van de historische stad is behalve het Palazzo Comunale en de kerk nauwelijks iets overgebleven. Hij werd in de Tweede Wereldoorlog gewoonweg platgebombardeerd. Wel bezienswaardig is het van oorsprong 8ste eeuwse benedictijnse, mooi gerestaureerde Eremo del Cerbaiolo.
Pieve San Stefano, kaartende dorpelingen
https://commons.wikimedia.org/wiki/user:VitalianoSincero
Eremo di Cerbaiolo
Het Eremo di Cerbaiolo en de Via di Francesco
Het Eremo di Cerbaiolo werd in 1216 aan de Franciscanen geschonken, omdat het op de Via di Francesco ligt, de pelgrimsweg die de heilige Franciscus van La Verna naar Assisi had afgelegd. Het is bereikbaar via een pad, de via Cerbaiolo dat vanaf de SP 77 richting San Sepolcro, links de bergen in loopt. Hier verbleven Franciscaner monniken tot eind de achttiende eeuw, waarna het een parochie werd. Het klooster annex kerk werd gerestaureerd nadat het in de tweede WO zwaar gehavend uit de gevechten tussen nazi’s en partizanen was gekomen.
Franciscus van Assisi: gek of zuivere ziel?
Het verhaal van Franciscus van Assisi is bekend. Volgens sommigen was hij een gek, want hij praatte met de dieren. Volgens anderen een zuivere ziel die op een authentieke manier leefde volgens het evangelie. Hij predikte liefde voor de naaste en de natuur, onthechting en nederigheid en is, gelovig of niet, nog altijd een model voor een authentieke christelijke beleving, die schril afstak tegen de machtswellust van de kerk en vele pausen door de eeuwen heen.
Zijn leven in een notendop: als zoon van een rijke lakenhandelaar uit Assisi leidt hij aanvankelijk het onbezorgde leventje van een rijkeluiszoon. Maar op zijn 20ste, in 1202, na een oorlog aan de zijde van Assisi tegen grote rivaal Perugia, gaat hij de gevangenis in en zijn vader koopt hem vrij. Hij wordt ernstig ziek. Hij komt in contact met melaatsen, die als verstotelingen in de grootste miserie leven, voelt een diep erbarmen en komt tot inkeer. Hij neemt afscheid van zijn bezittingen, gaat als een kluizenaar in armoede dicht bij de natuur leven en stelt zijn leven in dienst van de armen.
Zijn levensstijl trekt volgelingen aan, zoals Egidius en Clara van Assisi en Petrus Catani. Hij krijgt van paus Innocentius III de toestemming om een kloosterorde te beginnen die van strikte armoede de belangrijkste leefregel maakt. De beweging van de Franciscanen of Minderbroeders groeit als kool. In haar voetsporen volgt de vrouwelijke versie van Clara van Assisi, de Clarissen. In 1221 zijn ze op hun eerste algemene vergadering al met zijn 5000 en 2 jaar later worden de leefregels door de paus erkend.
Stigmata
Een mirakel kon niet ontbreken. Dus krijgt Franciscus in 1224 in La Verna, een kluizenaarsoord in de Monti Casentinesi, tijdens een visioen de stigmata van Christus’ kruisiging. Twee jaar later sterft hij en nog eens twee jaar later wordt hij al heilig verklaard.
Bovenop zijn graf in Assisi wordt gestart met de bouw van de Sint-Franciscusbasiliek. In het kluizenaarsoord La Verna op de Crudo Sasso, waar Franciscus zich terugtrok in een grot om middenin de natuur en tussen de vogels te contempleren en te bidden staat nu het Santuario della Verna, een heel kloostercomplex en een kerk, dat vandaag een bedevaartsoord is en waar meditatiecursussen worden georganiseerd.
Pelgrimsweg Via di Francesco
Vanuit La Verna loopt een pelgrimsweg naar Asisi, de Via di Francesco, van ongeveer 200 km. Volgens de website (viadifrancesco.it) loopt de route langs verschillende plaatsen die getuigen van het leven en de preken van de heilige. De eerste etappe van de pelgrimsweg loopt door de bossen van het Nationaal Park van de Foreste Cantinesi en eindigt na 15 km in Pieve San Stefano. Het Eremo di Cerbaiolo ligt op de tweede etappe. Deze tweede etappe, te voet welteverstaan, is 35 km lang, best uitdagend en eindigt in San Sepolcro. De Via di San Francesco heeft ook een zuidelijk verlengstuk van Assisi tot in Rome en er is zelfs een route voor fietsers, maar na kort beraad met mezelf besliste ik die niet te volgen, eenvoudigweg omdat ze meer voor mountain bikers bestemd is en eigenlijk veel te lastig, zeker met fietstassen. Omdat ze zo zwaar is - 1000 hoogtemeters op 30 km is geen uitzondering - zijn de etappes kort (30-50 km).
Franciscus, de kinderlijke fantasie en het geopenbaarde woord van God
Wel verleidelijk om toch de Via di Francesco te volgen was dat Franciscus mijn patroonheilige is die me waarschijnlijk al daarom in mijn kinderjaren erg heeft gefascineerd. Maar ook omdat hij naar men mij toen vertelde op de lagere school met de vogels sprak en het voor de sukkelaars en armoezaaiers opnam. In een vlaag van piëteit had ik zelfs met mijn broer een toneelstukje opgezet, waarin ik Franciscus speelde en hem, de armoezaaier, mijn jas en schoenen toewierp - oh, wat was ik genereus - onderwijl een aanzet tot een conversatie met onze kanarie aanhief, waarna mijn broer de koldertoer op ging, zijn neus in mijn schoenen stak en deed alsof ze stonken. Onze moeder, verontwaardigd over onze oneerbiedwaardige reconstructie van het heiligenleven, gebood ons daar onmiddellijk mee op te houden. Pedagogisch een lichtjes contraproductieve tussenkomst besefte ik achteraf. Hoe konden wij nog gelovig blijven als we onze verbeelding niet meer mocht laten werken? Neem nu het evangelie. Toch onverbeterlijke fantasten, die evangelisten. Het begint al meteen met de onbevlekte ontvangenis, daarna volgen de mirakels, tenslotte een verrijzenis en als toetje een hemelvaart erbovenop. En dat in een tijd (begin jaren zeventig) dat onze collegebibliotheek toegang verschafte tot wijze, eigentijdse ongelovigen als Herman Hesse, Albert Camus, Hugo Claus of Louis-Paul Boon.
Van God los
Hoeft het nog te verbazen dat ik mijn geloof ben ontvallen, ik schat op mijn veertiende of vijftiende, ondanks alle goedbedoelde pogingen van breeddenkende godsdienstleraren om het evangelie naar de eigen tijd te vertalen, open te staan voor de toen modieuze tegencultuur en zelfs Karl Marx bespreekbaar te maken. OK, ik wist best wel wat christelijke boodschappen en attitudes naar waarde te schatten, maar hoefde al die metafysische poespas daarvoor? Uit de lectuur van wijze ongelovigen had ik begrepen: je kan perfect letterlijk van God los zijn zonder verlies van normbesef, empathie of vormen van medeleven. Overigens, lang voor de eerste christenen hield Aristoteles zich al bezig met vragen over ethiek en zijn leefregels lijken mij een stuk redelijker en sympathieker dan wat sommige evangelisten 400 jaar later schreven in het nieuwe testament, waarin het zogezegd nieuwe verbond tussen Christus en de mensheid wordt uitgelegd.
Wat staat ongelovigen niet allemaal te wachten
Naastenliefde, rechtvaardigheid en mededogen moeten we uit Christus’ exemplarische leven als waarden onthouden, maar voor wie niet gelovig is, blijkt ineens heel wat minder begrip bij de heren evangelisten. Zo schrijft Mattheus (18) dat je maar beter je hand afhakt of je oog uitrukt als ze gelovige christenen ergeren, want het is beter kreupel of verminkt door het leven te gaan dan eeuwig te branden in de hel. Verder eist God de doodstraf voor homoseksuelen (Paulus, Romeinen 1:27) en zal Jezus op de dag des oordeels een leger engelen aanvoeren (Mattheus) die alle mensen die niet in aanmerking komen voor het eeuwige als onkruid een vuur indrijven. Volgens Johannes 2:22 zijn alle ongelovigen overigens antichrist, want ze ‘loochenen dat ‘Jezus is de Christus’. In het geopenbaarde woord van God is dus blijkbaar niet altijd veel begrip voor andersdenkenden.
Wat een uitverkoren volk niet allemaal mag aanrichten
Om nog maar te zwijgen van de horror in het Oude Testament waarin de profeten of God zelf slavernij, rooftochten, verkrachting, moorden en zelfs genocide goedpraten voor het uitverkoren volk van de Joden. De Joodse bijbel staat de oorlogsmisdaden en de genocide in Gaza door het Israëlische leger in elk geval niet in de weg. Zouden Bezalel Smotrich en Itamar Ben-Gvir, allebei illegaal woonachtig in door Israël bezette gebieden en als leiders van de extreemrechtse zionistische vleugel in de huidige regering inspiratie putten uit de oorlogszuchtige passages van hun Joodse bijbel?
San Sepolcro
San Sepolcro zou zijn naam danken aan twee pelgrims die in de tiende eeuw een steen hebben meegebracht uit de kerk van de heilige Sepulchrus in Jeruzalem, die is gebouwd op de Calvarieberg en het lege graf van Christus. In de 11de eeuw werd hier de Benedictijner Abdij van Sansepolcro gebouwd. Door zijn gunstige ligging langs een handelsroute in de Tibervallei ontwikkelde het zich tot een stadje waarover lokale adellijke families uit Arezzo, Pisa en Citta di Castello beurtelings het bewind voerden tot het werd ingelijfd bij de Pauselijke Staten en in de 14de eeuw aan de Malatesta familie werd afgestaan. Uiteindelijk kwam het met goedkeuring van de paus de volgende eeuw in de handen van de Florentijnse republiek. In het hart van het stadje werd de abdijkerk in de zestiende eeuw verbouwd tot de dom omdat Sansepolcro de hoofdplaats van een nieuw bisdom werd dat zich uitstrekte tot in Bagno di Romagna. De Romaanse bouwstijl van de abdijkerk werd grotendeels gerespecteerd en vandaag oogt de dom ook binnenin vrij authentiek dankzij zijn veertiende en vijftiende eeuwse fresco’s en een vergulde 14de eeuwse polyptich van Niccolo di Segna van de verrijzenis van Christus. De barokke herinrichting binnenin, die in zoveel Italiaanse kerken vloekt met de sobere gothische of romaanse buitenkant, werd in een restauratie verwijderd. De dom is gewijd aan Johannes de Evangelist en staat op de centrale Piazza Torre di Berta. Van de dertiende-eeuwse Torre di Berta valt hier echter niets meer te zien. Op zijn terugtocht blies het Duitse leger in juli 1944 de toren op als vergelding voor acties van het plaatselijke verzet. Aan dat verzet van de plaatselijke partizanen is hier overigens een bibliotheek gewijd.
Meer van Montedoglio
Vanaf Santo Stefano is het nog zo’n 18 km naar San Sepolcro langs de SP77. Ik sla een voorraadje sportdrank en energieverstrekkers in een supermarktje in, net buiten het stadje en vergenoeg me dat ik voor een keer tijdelijk mijn bestemming zal bereiken om nog ruimschoots van de avond te kunnen genieten voor het donker wordt. Na een zevental kilometer stijgt de weg weer in een bos en zie ik boven op de top rechts, naar het Westen dus, het enorme kunstmatige meer van Montedoglio liggen. Het meer heeft zich in het begin van de jaren tachtig gevormd op de bovenloop van de Tiber. Het staat in voor de watervoorziening van de gemeenten in de regio en voor de irrigatie van de akkers. Voor de aanleg van het meer werd wel een gehucht van Madonnuccia onder water gezet. Waar de rivier Tignani in de Tiber uitmondde woonden zo’n 300 mensen. Je kan er bij lage waterstand nog steeds de daken zien van de hoogste huizen die boven het wateroppervlak uitsteken en de weg naar het dorp die nu doodloopt in het meer.
Daarna volgt een lange afdaling naar Sansepolcro, een stadje dat de geborgenheid en de charme van zoveel Toscaanse middeleeuwse stadjes biedt. Ik heb een goedkoop hotelletje geboekt dat op 5 minuten wandelen van het historisch centrum ligt en wordt uitgebaat door twee vriendelijke, maar kordate dames. Het heeft zijn eigen trattoria, die duidelijk op de locals mikt, niet op de toeristen. Mijn kamer is basic, maar heeft een balkon, waar ik mijn fietskledij na een wasbeurt kan drogen. Ik sla dus aan het wassen in de douche en mijn lavabo, span een wasdraad over de volle breedte van het balkon en hang er mijn shirts, fietsbroeken en kousen aan op.
Terrasje in historisch centrum
Het centrum van San Sepolcro zelf is klein. Alles wat er bezienswaardig is, ligt er binnen wandelafstand en is makkelijk op een avond te verkennen. Mijn avondwandeling door de stemmig verlichte steegjes stel ik even uit, want mijn buik rammelt. Geen passegiata dus voor deze hongerige fietser.
Zodra ik een fel verlichte zijstraat vol terrasjes opmerk, sla ik die in en werp ik een blik op de menukaarten. Al te opdringerige restauranthouders of kelners die mij in broken english op hun terras willen loodsen zijn er bij voorbaat aan voor de moeite. Ik neem plaats op een rustig terrasje waar een mager meisje met neusringen, getatoeëerde benen en groen geverfd haar de klanten bedient. Het publiek is hier opmerkelijk jonger dan op de andere terrassen en de prijzen zijn er schappelijk. Ik bestel de zelfgemaakte reuzentortellini met funghi, panna e prosciutto, een halve liter rode huiswijn en een tiramisu als dessert. Zeer substantieel allemaal, maar na een dag fietsen kan ik mezelf niet dwingen tot wat meer soberheid. De huiswijn is voortreffelijk en ach, renners in de Giro zullen dit wel nooit doen, maar dit is natuurlijk de Giro niet. De omvang van de tortellini laat er geen twijfel over bestaan dat ze niet voorverpakt van bij Buitoni komen.
Na mijn laatste glas wijn reken ik af met mijn kelner met het groene haar. Mijn tong is altijd wat losser met enkele glazen wijn op. Dat ik het hier wel erg toeristisch vind, zeg ik haar. Och zegt ze, september is rustig. In juli en augustus is het hier op de koppen lopen. Ze is net afgestudeerd, vertelt ze me en dit is een studentenjob. Dat vermoedde ik al. Wat ze in haar beroepsleven wil doen? Naar Duitsland trekken, zegt ze, want daar vind je tenminste volwaardig werk. Ze heeft al een broer die in München woont. Zijzelf heeft een of ander soort psychologie gestudeerd in Firenze en wil nu naar Berlijn. Ik laat haar een fooi en wens haar nog veel geluk in haar beroeps- en ander leven. Ze lacht, haalt haar schouders op en besluit met ‘we zien wel’.
Het is halfelf en de straten liggen er verlaten bij. De bars sluiten, stoelen worden gestapeld en met kettingen vastgemaakt. Ik ben benieuwd hoe droog mijn was intussen geworden is op mijn balkon. Ruim onvoldoende om binnen te halen, stel ik vast.
-------------------------------------------
Buitoni-imperium begon hier
In dit kleine Sansepolcro ligt de oorsprong van het internationale merk van pasta en bereide sauzen Buitoni. Het Buitoni-imperium dat zich vandaag uitstrekt over een vijftigtal landen ontstond in 1827 als een kleine pastificio waar Giulia Boninsegni en Giovanni Buitoni pasta vervaardigden en verkochten. Bij de dood van haar man zette Giulia alleen de zaak voort en kon weldra een tweede vestiging openen in Citta di Castello in 1856. In 1988 werd Buitoni overgenomen door de Zwiterse voedingsgigant Nestlé, die ondertussen een aantal activiteiten afstootte of doorverkocht. Het merk werd ook enkele keren geteisterd door schandalen die uitgebreid in de media werden uitgespit, zoals in 2013 de fraude met rundsvlees dat paardenvlees bleek te zijn en onder meer in bereide lasagnes van het merk werd aangetroffen. Wie nog een echt Italiaans merk wil voor zijn pasta, pesto of bereide saus kan terecht bij Barilla, Sacla of De Cecco. Andere Italiaanse foodmerken als Bertolli of Panzani zijn ook ten prooi gevallen aan internationale voedingsconcerns. Panzani is overigens nooit Italiaans geweest, maar is van oorsprong Frans, zij het in het leven geroepen door een ingeweken Italiaan, Jean Panzani.