Maandag 13 september: Motteggiana-Ferrara
Fietspaden en fietsroutes in Italië
Mijn plan is vanavond in Ferrara te overnachten en daarvoor moet ik een honderdtal kilometer stroomafwaarts langs de Po naar het oosten, in de richting van de Adriatische kust rijden. De weg naar de rechteroever van de Po ligt nauwelijks enkele honderden meters van mijn B&B in Motteggiana. Even verderop rij ik al op de hoge dijk langs de rivier die een eind boven de stroom en de polders uitsteekt. Want er loopt hier warempel een fietspad op de dijk en hier en daar staan bordjes met bewegwijzerde fietsroutes. Het voelt even aan als het jaagpad langs de Schelde of de Rhein- en Donauradweg in Duitsland. Maar naarmate ik Rome nader, zal me helaas steeds duidelijker worden dat het fietspad langs de Po en ander fietscomfort in sommige delen van de Povlakte een zeer lokaal fenomeen is. De uitstippeling van fietsvriendelijke routes met weinig autoverkeer is weliswaar een stap in de goede richting, maar voorlopig lijkt de aanleg van fietspaden langs de rijweg nog wat te hoog gegrepen. Ferrara is een buitenbeentje. De stad speelt zijn fietsvriendelijkheid maximaal uit en noemt zichzelf zonder schroom de eerste fietsstad van Italië.
Aangezien de brede, leemkleurige stroom omzoomd is met bosjes populieren die van kilometers ver te zien zijn in de kale vlakte, is zich oriënteren en navigeren hier kinderspel. Het is opnieuw bloedheet en zoals ongeveer overal in de Povlakte zijn bomen die schaduw bieden, schaars. En omdat ik op weekdagen ‘s morgens een journalistieke klus moet klaren op mijn I-pad voor een persagentschap, slaag ik er vrijwel nooit in om voor 10u30 aan mijn rit te beginnen. Na de klus moet ik eerst ontbijten en daarna mijn route uitstippelen en slaapplaatsen opsporen in de omgeving van mijn vermoedelijke aankomst ‘s avonds. En om vandaag de meer dan 100 km af te werken naar Ferrara, kan ik mij niet veroorloven om op het heetst van de dag even wat uit te rusten in de schaduw.
Drinkplaatsen voor de fietser en boomgaarden
Vandaag staat er ook een strakke zuidoostenwind, nu eens pal tegen de rijrichting in, dan weer zijdelings. Hij maakt niet alleen het trappen lastiger, maar blaast ook het stof van omgeploegd droog akkerland in mijn gezicht. Bovendien zweet ik veel, maar merk het nauwelijks omdat het door de wind snel opdroogt.
Regelmatig drinken is de boodschap. In deze hitte water in een drinkzak van bv drie liter meesleuren is weliswaar verstandig, maar ik haat het om lauw water te drinken. Het verfrist niet en je sleurt drie kilo extra mee. Er zijn grosso modo vier plaatsen waar je bij deze hitte in de dunbevolkte povlakte fris water kan vinden: shops van tankstations, maar die liggen langs drukkere wegen, die ik vermijd vanwege het autoverkeer en supermarkten bij kleine steden, maar daarvan liggen er nauwelijks op mijn route vandaag. Blijven over: het dorpsfonteintje met ‘aqua potabile’ en de plaatselijke kruidenier, die wel sluit tussen 13 en 16 u. Heb je de pech dat de dorpspomp niet werkt, dat de kruidenier dicht is of dat er helemaal geen winkel in het dorp is, dan zit er niets anders op dan naar het volgende dorp te rijden met een kurkdroge mond in de hoop dat de dorpspomp er wel werkt, maar dat kan best 10 km verderop liggen. Af en toe vind je ook een boomgaard met laagstamboomfruit op je weg, waar in september de appels hangen te rijpen. En uit ondervinding weet ik: een appel uit zo’n boomgaard smaakt nooit beter dan in een kurkdroge mond bij het verlaten van een dorp zonder kruidenier, waar de dorpspomp het liet afweten. In Zuid-Duitsland hebben ze het begrepen, daar hebben ze appel- en perenbomen langs de fietsroutes aangeplant, maar boven elke dorpspomp hangt wel de waarschuwing ‘Kein Trinkwasser!’.
1921: gewelddadige fascisten terroriseren de landarbeiders rond Ferrara
De Povlakte herbergt natuurlijk nog altijd van die prachtige vierkanten herenhoeves van 100 jaar oud of meer, waar je het erf binnenrijdt door een poort met een toren erbovenop zoals degene die ik kiekte in Portiolo.
Novecento
Ze doen denken aan Novecento, de epische film uit 1976 van Bernardo Bertolucci met Robert De Niro (Alfredo) in de rol van de zoon van een rijke landeigenaar en Gerard Depardieu (Olmo) als de arme socialistische landarbeider die in vriendschap samen hun jeugd doorbrengen op zo’n hoeve, maar gaandeweg uit elkaar groeien. Olmo die de opstand leidt tegen de grootgrondbezitter moet op de vlucht slaan wanneer de brutale opzichter en fascistenleider Atila (gespeeld door Donald Sutherland) aan invloed wint. De film eindigt in 1945 bij de bevrijding. De rol van de fascisten is uitgespeeld en de communistische partizanen winnen het pleit. In de roes van de rebelse jaren zeventig greep die film ons naar de keel en ook het prachtige camerawerk dat het leven op het platteland rond de hoeve doorheen de seizoenen in beelden vatte, is bijgebleven.
De gewelddadige terreur van de fascistische knokploegen in Emilia
Maar wie de film vanwege zijn geromantiseerde klassenstrijd gedateerd noemt, moet absoluut eens de beschrijving van de acties van de fascistische knokploegen in 'M(ussolini), de zoon van de eeuw lezen'. In deze historisch gedocumenteerde 'roman' van Antonio Scurati, waarin Mussolini het hoofdpersonage is en alle andere personages historische figuren zijn en de gebeurtenissen faction in plaats van fiction, beschrijft hij hoe knokploegen op vrachtwagens van landeigenaars van het ene volkshuis of vakbondslokaal van landarbeiders naar het andere trekken, de inboedel kort en klein slaan, het hele gebouw in brand steken en de 'rode' vakbondsleden met messen bewerken of gewoon neerschieten. Elke beschreven aanslag berust op feiten. De bakermat van het fascistische geweld waren de rode provincies Ferrara, Bologna, Modena en Reggio in de regio Emilia. Het geweld was gericht tegen socialisten, leden van de christelijke volkspartij en leden van de Boerenbond van landarbeiders. Hij beschrijft hoe deze woestelingen op vrachtwagens van herenboeren vanuit Ferrara raids uitvoeren in de gemeenten Cona, Fossanova, Auguscello en Denore onder leiding van de veteraan uit de eerste oorlog Italo Balbo, een vertrouweling van Mussolini. In januari 1921 worden in Auguscello de lokalen van de boerenbond kort en klein geslagen en arresteren de carabinieri de socialisten die zich verdedigen met welgeteld één hagelgeweer. In Denore worden twee boeren die hun lokaal verdedigen door knokploegleden neergeknald. Met hun geweld terroriseren de Fasci di Combattimenti, de zwarthemden, zelfs een stad als Ferrara, waar het bestuur in handen is van de socialisten. Zelfs Mussolini, die als uitgever van Il Popolo d'Italia in Milaan zelden of nooit deelnam aan de raids, kon het geweld bij momenten niet meer aanzien en meende dat het een machtsovername door de fascisten in Rome in de weg stond.
----------
De Povlakte: grootschalige landbouw tast ecosystemen aan
Het idyllische aspect van de herenhoeves van landeigenaren en de landarbeiders die op de Povlakte zwaar labeur verrichtten uit de tijd van Novecento, de epische film van Bernardo Bertolucci, is er al lang niet meer. De landbouw in dit gebied van de 50.000 km² grote vlakte is er gemechaniseerd zoals overal en de meeste grond werd er opgeofferd aan de akkerbouw. Na de oogst bieden de omgeploegde graanakkers een wat troosteloos uitzicht. De monoculturen van tarwe, maïs en andere gewassen hebben een niets ontziende kaalslag tot gevolg gehad, waardoor er op sommige plaatsen zo ver het oog reikt nog nauwelijks bomen te zien zijn. Behalve in een smalle strook langs de oevers van de Po en zijn bijrivieren raakte de natuurlijke fauna en flora van het gebied ernstig verstoord.
Aantasting biodiversiteit
Er duiken steeds meer verontrustende studies op over de aantasting van de biodiversiteit door de akkerbouw. Natuurvriendelijke landbouwgebieden waarvan aan de rand van de akkers grasbermen, hagen of andere houtkanten hun natuurlijke gang mogen gaan en vogels kunnen broeden of voedsel vinden, heb ik weinig gezien in de Povlakte. Akkervogels als kwartels, patrijzen, leeuweriken en kieviten doen het nergens goed in Europa, en ook hier niet. In de winter vinden de zaadeters er steeds minder voedsel, omdat de oogst efficiënter gebeurt en er minder overblijft voor hen, omdat akkers snel na de oogst worden omgeploegd en bewerkt en omdat onkruidbestrijding ook het onkruidzaad uitroeit.
Herenhoeve in de Povlakte (boven)
De Po
Ook het insecticidengebruik heeft zijn aandeel in de afslanking van de vogelpopulatie. De vliegende insectenpopulatie, het voedsel van de insectenetende vogels, slonk met 76% in de afgelopen 30 jaar. Daarnaast heeft de intensieve irrigatie heel wat moerasgebieden en vochtig grasland drooggelegd. Het waterbeheer stond er decennialang in dienst van de mens: rivieren werden rechtgetrokken tot kanalen voor de scheepvaart en voor de irrigatie van akkers, waardoor de natuurlijke ecosystemen rond rivieren werden vernietigd.
Fosfaten en nitraten veroorzaken verschraling plantenbestand, algengroei en vissterfte
En last but not least is er het stikstof- en fosfaatprobleem. Wat ammoniakemissies en -deposities in de bodem (NH3) betreft is de Povlakte eigenlijk een groter probleem dan Nederland en Vlaanderen, maar omdat Italië veel groter is ligt de gemiddelde hoeveelheid stikstofuitstoot en het aantal stuks vee per hectare in Italië lager.
Door intensieve veeteelt, overbemesting en afstroming van landbouwvelden vervuilen zowel fosfaten als nitraten er het oppervlaktewater, maar ook het grondwater. De afzetting of depositie van stikstof in de bodem leidt tot verschraling van het plantenbestand, waardoor ook insecten als bijen, hommels en vlinders die ervan afhankelijk zijn, niet kunnen overleven.
Hoge concentraties in het oppervlaktewater bedreigen niet alleen de drinkwatervoorziening, maar stimuleren ook de groei van algen, die in zee langs de delta van de Po het ondiepe zeewater donkergroen kleuren en bij overpopulatie voor schuim, slijm - het zogenaamde zeesnot of mucillagine in het Italiaans - en stank zorgen langs de Adriatische kust van Venetië tot in de populaire badplaats Rimini. Wanneer de algen afsterven worden ze afgebroken door bacteriën die zuurstof aan het water onttrekken en zo vissterfte veroorzaken.
In het grillige parcours van de meanderende stroom heb ik hier en daar wat bochten afgesneden wat het traject inkort. Een eerste bocht vanaf Portiolo via de SP 42 en 41 over San Benedetto en Santa Lucia naar Quingentole en een tweede bocht via Pieve di Coriano over de SP34 terug naar de Po in Borgofranco.
Emilia in, Lombardije uit, Rocca Possente di Stellata
Langs de Po gaat het dan verder over Sermide, Caposotto, Felonica en Bastione naar Stellata waar ik de regio Lombardije verlaat en Emilia Romagna binnenrijd. In Stellata kom ik op de zuidelijke oever van de Po voorbij de Rocca Possente di Stellata, een zestiende-eeuws fort dat de grens van het domein van de Este familie moest bewaken, die heerste in Ferrara. Het was door een gigantische ijzeren ketting verbonden met een fort in Ficarolo aan de overkant van de Po, waarmee de toegang van schepen tot het hertogdom kon worden afgesloten. Zo konden de hertogelijke garnizoenen niet alleen vijandelijke vloten tegenhouden, maar ook koopvaardijschepen dwingen om hun tol te betalen. Hier biedt het fietspad op de opgehoogde dijk een mooi zicht over de lager gelegen akkers en weilanden. Vanaf daar zijn er fietsroutes uitgestippeld naar Ferrara. Ik neem de SP18 langs het Canale delle Pilastresi, steek het kanaal over in Ponti di Spagna en kom in Borgo Scala bij het Canale di Burana. Het laatste stuk is een zalig maar wat versleten fietspad van gebarsten plaveien langs dat kanaal tot in de buitenwijken van Ferrara. En hier, langs het kanaal, valt al meteen op dat ook op de ordinaire stadsfiets wordt gereden, een wat ongewoon beeld in het land van de scooters, brom- en motorfietsen. Het gebruik om van dorp A naar dorp B te fietsen, ook al is de weg vlak, is nauwelijks ingeburgerd. Italianen in sportplunje op een koersfiets daarentegen tref je wel overal aan, maar dan vooral op zondag. Soms hebben ze iets van kamikazes wanneer ze net als vespa's door het verkeer slalommen op de drukke Strade Provinziale.
Herinneringen aan een zomerlief
Mijn hotelletje in Ferrrara bevindt zich aan de westkant van de stad, in een zijstraat van de invalsweg die ik heb genomen. Ik had al menige zomervakantie in Italië doorgebracht en ongeveer alle ‘kunststeden’ in Toscane en in de regio rond Venetië en Verona bezocht, maar in Ferrara was ik net als in Mantua nog nooit geweest. Mijn enige herinnering die naar Ferrara voerde was een heel korte zomerliefde met een studente in Perugia, zo’n 40 jaar geleden. Zij was van Ferrara afkomstig.
En zie, wanneer ik nu de zijstaat insla, rijd ik onder een viaduct waarop warempel een afgewezen lover radeloos in koeien van letters gekalkt had: 'Anna, non puoi impedirmi d’amarti' (Anna, je kan me niet beletten van jou te houden). Er gaat een lichte schok door me heen. Dat zomerlief van 40 jaar geleden heette namelijk ook Anna. Ik herinner me nog levendig de afscheidsscene. In de late namiddag wandelde ze een telefooncel binnen, liet de muntjes in het gleufje glijden en begon tijdens haar gesprek zacht te wenen terwijl ze me door het glas van de cel aankeek. Wat bleek? Ze had een vriendje en die zou haar die avond komen oppikken om samen naar een feestje af te zakken. Ze kwam op me af, putte zich uit in excuses, kuste me nog eenmaal en smeekte me even een dag uit haar buurt te blijven, daarna kon alles weer hervatten. Van een koude douche gesproken. Ik had nog precies tweeënhalve dag om vanuit Perugia met mijn oude Renault en mijn vriend terug naar Gent te rijden, want op maandag moest ik terug aan de slag op mijn werk. Ik kon haar maar beter uit mijn hoofd zetten, want dat viel van geen kanten te organiseren, fluisterde het gezond verstand me in. Maar dat ging niet zomaar. Op de rit naar huis kreeg ik nauwelijks iets door mijn keelgat en verviel in zwijgzaam gepieker. Vriend L. voelde meteen wat er gaande was en probeerde me op te beuren. Dat heb je nu eenmaal met een zomerlief, zei hij. En hij had gelijk. Hoewel ze nog een tijdlang door mijn hoofd spookte, bleef het bij wat brieven heen en weer schrijven en wat vage plannen, waar nooit iets van terechtkwam.
UItbundige 'blondine' aan de balie
Dat gaat er allemaal door me heen terwijl ik door de straat van mijn hotel fiets, waar nog steeds geen spoor van te bekennen valt. Even op mijn telefoon het huisnummer controleren. Waar was ik met mijn gedachten toch? Ik ben er gewoon aan voorbij gefietst. Ik maakte rechtsomkeer en herkende het even later. Een uitbundige blonde vrouw vraagt me waar ik mijn fiets wil laten overnachten. Om het even waar, zeg ik, als ik hem maar kan vastmaken. Het hotel ligt op een erf, wat van de weg af. Van fietsdieven hoef ik hier weinig te vrezen . Ze spreekt behoorlijk Engels en aan de balie zie ik meteen dat ze eigenlijk een ‘fausse blonde’ is, zoals de Fransen dat denigrerend zeggen. Haar grote bruine ogen kijken me geamuseerd aan. Haar lichtjes uitstulpende lippen laten het gebruik van botox vermoeden. Moest dat nu, dacht ik even. Waarom doet ze zo hard haar best om er jonger uit te zien dan ze is? Ook haar strakke trainingspak en de sneakers, allebei van het duurdere merk, wezen in die richting. Maar eerlijk gezegd, ik kon er geen leeftijd op plakken. Voorbij de veertig, maar hoever, geen idee. Zonder dat geverfde haar en die botox in je lippen, was je veel mooier geweest, mompel ik binnensmonds, terwijl ik mijn covid-pas en mijn ID-kaart opdiep uit het zijvakje van mijn rugzak.
Ze is opvallend informeel en staat zichzelf uit te lachen als blijkt dat ze mijn gegevens in het verkeerde vakje op het formulier heeft ingevuld. Echt professioneel komt dat niet over. Het doet me al vermoeden wat ze me de volgende dag zou bevestigen. Zij runt zelf dit hotel en kan zich dus die nonchalance permitteren.
Na mijn douche fiets ik in het schemerdonker naar het Centro Storico van Ferrara, integraal Unesco werelderfgoed. Na tien minuten doemt het indrukwekkende en feeëriek verlichte landmark van de stad op, het Castello Estense, het kasteel van de familie d’Este, die over de stad regeerde van 1208 tot 1598.
De markiezen en hertogen d’Este
In de 14de eeuw was Ferrara eigenlijk een leengoed van de Pauselijke Staten en werden de markiezen d’Este officieel erkend als erfelijke vicarissen van de paus, die de kerk vertegenwoordigden op hun grondgebied. Nicolo III d’Este, een condottiere die een standbeeld kreeg voor het Palazzo Communale, begon met de bouw van het Castello tegen het eind van de veertiende eeuw. Een opstand van het volk had bij hem het idee doen rijpen om zijn familie te beschermen tegen rebellie die zich eventueel tegen de d’Estes zou keren door tegen hun bestaande Palazzo (het huidige Palazzo Communale) een versterkt fort aan te bouwen met vier torens, waarin ze konden vluchten wanneer het nodig was. Volksopstanden waren vooral in de veertiende eeuw courant in Italiaanse steden. Italië was toen niet alleen de bakermat van de renaissancekunst, maar ook van de pest. Via de zijderoute hadden Venetiaanse en Genovese kooplui de pestbacil op hun boten meegebracht naar Italië die zich van daaruit over heel Europa verspreidde. Ook de eerste vrouw van Nicolo III stierf in een pestepidemie. Na haar dood huwde Nicolo Parisina Malatesta, maar liet haar executeren omdat ze een verhouding zou hebben gehad met Ugo d’Este, haar stiefzoon, die hetzelfde lot onderging. Ugo was een onwettige zoon van zijn maîtresse Stella de’ Tolomei.
Leonello smeedde een band met de Gonzaga's in Mantua
Zijn opvolgers, Leonello en Borso, eveneens zonen van zijn minnares Stella de’ Tolomei, breidden het hertogdom Ferrara uit met de aanpalende hertogdommen van Modena en Reggio. Om zijn vader te kunnen opvolgen moest de paus Leonello als wettelijke zoon erkennen, wat gebeurde in 1435. Leonello kreeg een gedegen opvoeding onder de bekende humanist Guarino Veronese, die Grieks had gestudeerd in Constantinopel en een kenner van de Griekse en Latijnse literatuur was. Leonello smeedde een band met de Gonzaga’s in Mantua door Margarita Gonzaga, de dochter van Francesco Gonzaga te huwen. Toen die vier jaar later stierf, huwde hij de dochter van koning Alfonso V van Napels, Maria van Aragon. Door de familiale banden met deze lokale heersers aan te halen versterkte hij de positie van het markgraafschap Ferrara. Leonello’s broer Borso was de eerste die zich hertog mocht noemen. Hij stierf kinderloos en zijn halfbroer Ercole volgde hem op. Onder de hertogen Ercole I en II en Alfonso I en II bleef Ferrara in het cinquecento (zestiende eeuw) een bakermat van de renaissancecultuur.
Nicolo III d'Este
Torquato Tasso en Giovanni Batista Guarini
Leonello zou het meest herinnerd worden als de markies die van Ferrara een cultureel mekka maakte. Aan zijn hof werkten schilders als Pisanello, Jacopo Bellini, Andrea Mantegna, Piero della Francesca en uit de Lage Landen zelfs Rogier van der Weyden. En eveneens onder zijn bewind kreeg de universiteit van Ferrara een internationale uitstraling. Onder de laatste hertog van Ferrara, Alfonso II, verbleven de meesters van het maniëristische pastorale drama Torquato Tasso en Giovanni Batista Guarini aan het hof als hofdichters.
Jeruzalem bevrijd, amoureuze intriges tijdens kruistocht
Tasso schreef er het epische gedicht La Gerusalemme liberata in 20 zangen over de herovering van Jeruzalem tijdens de eerste kruistocht onder Godfried van Bouillon, maar dat blijkt vooral een exotische setting voor romantische amoureuze intriges. Schilders als Tintoretto, Lorenzo Lippi, Poussin, Delacroix en Tiepolo gebruikten liefdeschiedenissen uit Gerusalemme als onderwerp voor hun schilderijen.
Over de wat labiele figuur van Torquato Tasso en zijn rol aan het hof van de hertog heeft Goethe in 1790 een toneelstuk in versvorm geschreven (‘Torquato Tasso’). Het stuk over het conflict tussen de kunstenaar en de politieke machthebbers. Tasso, het artistieke genie dat zich onbegrepen voelt, botst met de staatssecretaris Antonio, die staat voor de nuchtere rede van de verlichting. De twee Leonores, waaronder de zus van de hertog, zijn verliefd op hem en er ontspinnen zich allerlei intriges. Het stuk dat baadt in poëtische overladenheid en holle retoriek werd lange tijd als onspeelbaar beschouwd tot het onder het postmodernisme van de jaren tachtig en negentig van vorige eeuw een ware revival kende, zeker in Vlaanderen, waar het werd opgevoerd door onder meer Jan De Corte, Paul Peyskens en Lucas Vandervorst (De Tijd). Torquato Tasso heeft in Ferrara een plein dat naar hem genoemd is en Guarini een hoofdstraat.
Torquato Tasso
Il Pastor Fido van Guarini inspireren Händel en Monteverdi
Van Guarini is vooral Il Pastor Fido bekend, een tragikomedie over de liefdesperikelen van een godenkind met een nimf in Arcadië. De bekende Monteverdi maar ook tal van andere componisten zetten fragmenten van beide werken op muziek. Händel componeerde een opera op Il Pastor Fido.
---------------------------
Alfonso II en Margherita Gonzaga; verfijnde hofcultuur
De cultuur aan een dergelijk hof wordt door Baldesar Castiglione beschreven in Il Libro del Cortegiano, dat zich weliswaar afspeelt aan het hof van Urbino, maar dat een goed beeld geeft van wat verwacht werd van een verfijnde hofcultuur in het cinquecento. Het hof van Ferrara was een toonbeeld van een dergelijke hofcultuur en daarin speelden vrouwen een grote rol.
Margherita Gonzaga d'Este animeert hofleven
Onder Alfonso II was het bijvoorbeeld zijn vrouw, Margherita Gonzaga - niet te verwarren met haar vijftiende-eeuwse naamgenote die vier jaar lang de vrouw was van Leonello d'Este - die het hofleven animeerde. Aan het hof was de seculiere muziek tot grote bloei gekomen en dankzij de invloed van Margherita kregen ook vrouwen met talent een kans. Het concerto delle donne werd er een begrip. Maar in de kerk en op publieke plaatsen bleef de kerk officieel voorschrijven dat de hogere registers van koren het maar moesten doen met stemmen van Castrati, jongens die in de jaren voor hun puberteit werden ontmand, een traditie die tot in de negentiende eeuw stand hield in Italië. In het Castello waren er twee bijzondere muziekkamers waar zangers en zangeressen meerstemmige madrigalen zongen en begeleid werden door fluit, harp, clavecimbel, kornet of viola. Sommige van hen kwamen uit Frankrijk, Vlaanderen of Duitsland. Alfonso II zelf had een voorliefde voor de vocale hoogstandjes van castraatzangers.
Geen opvolgers, Margherita wijkt uit naar Modena
Maar al tegen het eind van die eeuw, in 1598, was het liedje van het geslacht d’Este uitgezongen in Ferrara. Alfonso II stierf een jaar eerder, maar had geen legitieme opvolger en de troepen van de Pauselijke Staten namen de stad in. De hovelingen onder wie Margherita Gonzaga namen schilderijen, wandtapijten en tal van andere kostbaarheden uit het Castello mee naar Modena en zetten daar het hofleven voort.
Margherita Gonzaga
Het Castello Estense
Toen de stad bleef groeien en het Castello steeds verder van de stadsmuren kwam te liggen, verloor het gaandeweg zijn functie van een versterkte defensieve vesting en werden de binnenruimtes aangekleed tot meer residentiële verblijven. Het kasteel dat we vandaag kennen heeft zijn 16de eeuws uitzicht bewaard, toen het na een brand in 1544 werd heropgebouwd door Girolamo da Carpi. Het is omgeven door een gracht met drie ophaalbruggen, maar heeft sindsdien ook terrassen op de uitkragingen van de buitenmuren en een Loggia dei Aranci (sinaasappelbomen) op de eerste verdieping.
Net als het Palazzo del Te in Mantua ademen de weelderig beschilderde interieurs de bloeiende renaissance uit van het cinquecento. De mooiste residentiële kamers en zalen bevinden zich op de eerste verdieping: de kapel van de hertog, de kamer van de Dageraad met fresco’s uit de Griekse mythologie, de Saletta dei Veleni (giffen), een soort hofapotheek, waar naast medicinale kruiden ook gif voor de politieke tegenstanders werd gebrouwen, de Saletta dei Giochi (de kleine Speelzaal) met fresco’s van de seizoenen, bacchanalen en spelen uit de Romeinse oudheid zoals gladiatorengevechten en de grote Speelzaal of de Salone dei Giochi met fresco’s van de atletieksporten.
De tanende Kerkelijke Leer: Umanisti
Midden- en Noord-Italië beleefden in het quatrocento (vijftiende eeuw) van de renaissance (het rinascimento) culturele en intellectuele hoogdagen. Firenze gaf de toon aan, vooral onder het bankiersgeslacht van de Medici. De herontdekking van de antieke kunst en letteren was er een bron van inspiratie voor de lokale architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst en letteren. Individuele, welgestelde families die fortuin gemaakt hadden als kooplui of bankiers trokken aan de touwtjes in het bestuur van Firenze en gaven architecten, schilders en beeldhouwers opdrachten.
Keizer en paus boeten aan macht in
De kerk en de godsdienst bleven aanwezig, maar waren niet meer allesbepalend. De paus, die in Avignon verbleef, was in het trecento een eeuw afwezig geweest in de laars. Toen hij terugkwam was zijn invloed op de pausgezinde Guelphensteden (Welfensteden) van Noord- en Midden-Italië zoals Genua, Firenze, Bologna, Perugia en Ferrara afgekalfd. Aan de andere kant, bij de Ghibellijnen heerste de eigenlijke grote soeverein van Noord- en Midden-Italië, de keizer van het Heilig Roomse Rijk, alleen nog in naam. In het concordaat van Worms van 1122 had hij al flink wat aan prestigeverlies ingeboet toen de zogenaamde investituurstrijd werd beslecht. Vanaf toen mocht de keizer niet langer bisschoppen of abten benoemen. Dat was de exclusieve bevoegdheid van de paus. Over de wereldlijke macht van prinsbisschoppen had de keizer wel nog zeggenschap. Hier en daar kon hij wel nog op de steun rekenen van de zogenaamde Ghibellijnse steden als Modena, Siena, Arezzo of Pisa. De bloei in Firenze breidde zich als een olievlek uit over andere welvarende stadstaten.
Mens wordt ijkpunt, humanitas wordt na te streven ideaal
Het middeleeuwse mensbeeld van een zondige mens die god moest bidden om genade, boete moest doen en deugden als kuisheid, vroomheid en nederigheid moest beoefenen om zijn hemel te verdienen, verdween naar de achtergrond. Bovennatuurlijke verklaringsmodellen en dogma’s uit de scholastieke kerkelijke leer moesten wijken voor observatie, menselijke ervaring en wetenschappelijke interesse. Zonder het geloof af te zweren, werd de mens weer het ijkpunt van het wereldbeeld. De studie van de ‘heidense’ antieke Griekse en Romeinse cultuur was daarbij een leidraad voor de Italiaanse umanisti of humanisten, die het begrip humanitas van de Romeinse redenaar Cicero als na te streven ideaal gingen beschouwen, wat stond voor de cultivering van de mens, die een eigen moreel universum controleert, maar waarin de christelijke moraal zijn plaats krijgt. De migratie van Byzantijnse Grieken naar Italië na de val van Constantinopel in 1453 stimuleerde de revival van de Griekse filosofie en literatuur. Dante, Petrarca en Boccaccio worden als voorlopers van de umanisti beschouwd. Petrarca bijvoorbeeld beval de studie aan van Latijnse en Griekse literatuur, retorica, grammatica, geschiedenis en filosofie om de mensen humanitas bij te brengen, maar hij vond het jammer dat Cicero geen christen was geweest. Bij de humanist Pier Paolo Vergerio kreeg de studio humanitatis ook een moreel filosofische betekenis. De beweging had een zodanige invloed dat er humanistische pausen als Aeneas Silvius Piccolomini (Pius II), Sixtus IV en Leo X werden verkozen. Maar in het cinquecento (zestiende eeuw) verschoof het zwaartepunt van de artistieke creatie naar Rome en Venetië.
Het tanende Kerkelijke gezag: Savonarola tegen de zonde
Vlakbij het Castello staat midden op een piazza het beeld van de Dominicaan Giroloma Savonarola, die hier in Ferrara werd geboren in 1452. Hij groeide op in een vooraanstaande familie en liep er universiteit en trad in Bologna in bij de Dominicanen. Maar het was in Firenze dat hij naam zou maken. Hij werd er prior van het San Marcoklooster en twintig jaar voor Maarten Luther hield hij er apocalyptische preken tegen het morele verval en de corruptie in de Katholieke Kerk en tegen de machtige Medici-familie.
Maar het was vooral de luxe en ‘de zonde’ waarin de toenmalige Borgiapaus, Alexander VI, zijn kardinalen en zijn minnaressen leefden, die het moesten ontgelden.
Theocratisch bestuur eindigt als ketterij op de brandstapel
Zijn invloed bij het arme, gewone volk werd zo groot dat na de tijdelijke verdrijving van de Medici in 1494 Savonarola in Firenze een soort theocratisch bestuur wist te installeren. Er werden strenge regels uitgevaardigd die wereldse tradities als zingen, dansen en gokken aan banden legden, terwijl zijn fanatieke volgelingen, de fanciulli in een soort vreugdevuren, de zogenaamde 'bonfires of vanity' uitwendige tekenen van ijdelheid zoals boeken, kunstwerken met naakten, dobbelstenen, maskers, muziekinstrumenten en luxueuze kledij verbrandden als een vorm van boetedoening. De 'heidense' kunst van schilders, beeldhouwers en dichters die sterk waren beïnvloed door de herontdekking van de antieken en in Lorenzo di Medici een rijke mecenas hadden gevonden, werd verboden. Kunst moest ten dienste staan van het christelijke geloof. Voor het grote Florentijnse talent, Michelangelo Buonarotti, was dat voldoende om Firenze achter zich te laten en naar Rome te trekken. De schilder Fra Bartolommeo, een medebroeder van Savonarola borg zelfs tijdelijk zijn palet op en bij Sandro Botticelli kenden de profane schilderijen zoals 'de Geboorte van Venus' en 'De Lente' geen vervolg meer onder invloed van de prior van San Marco.
Maar het rijk van Savonarola bleek van korte duur. Het volk slikte zijn strenge regels niet langer en ook voor de paus, de Medici en de politieke elite van Firenze werd hij een 'pretbederver', die uit de weg moest worden geruimd. Eerst werd hij door de paus geëxcommuniceerd en even later stierf hij als ketter op de brandstapel in 1498.
Savonarola, de predikant in zijn geboortestad Ferrara
Niccolo Machiavelli
Machiavelli, Il Principe, de bijbel van de machtspotentaat of van de bedreven heerser?
Of de Florentijn Niccolo Machiavelli een humanist was, blijft voer voor discussie. In elk geval had hij als zoon van een rechtsgeleerde van lage stand een humanistische opleiding genoten, maar als secretaris van een kanselarij en diplomaat had hij meer oog voor de woelige machtsstrijd waaraan de stad onderhevig was dan voor de hoge bloei van de kunsten aldaar. Merkwaardig is dat de christelijke insteek veel minder aanwezig is dan bij humanistische tijdgenoten en dat in het land van de paus.
de vorst is doortastend en slim
In 1494 verdreef de Franse koning de Medici's uit Firenze, maar het machtsvacuum van de republiek met zijn verschillende partijen in de Senioria (de raad van ouderen) bleek een voedingsbodem voor chaos. De grilligheid waarmee de volksmassa nu eens achter de ene politieke of religieuze leider aanliep en daarna achter de andere heeft Machiavelli’s mensbeeld getekend. ‘Van de mensen in het algemeen mag men zeggen dat ze ondankbaar, wispelturig, huichelachtig, bang en hebzuchtig zijn. .. Mensen schrikken er minder voor terug iemand die zich geliefd heeft gemaakt te laten stikken dan iemand die ze vrezen’, Il Principe 17,2. In Il Principe prijst hij de heerser die met durf, intelligentie en doortastendheid macht probeerde te verwerven en draagt het boek op aan Lorenzo di Piero de Medici.
Geen inperking van wereldse geneugten, geen christelijke nederigheid of goedheid
Ondanks al zijn raadgevingen over hoe macht te verwerven, te behouden en te versterken, eindigde zijn loopbaan in ballingschap. Hij was onder de kortstondige republiek die het slechts 14 jaar uitzong secretaris van een kanselarij en zetelde in een raad die besliste over diplomatieke aangelegenheden. In die laatste hoedanigheid nam hij onder de republiek deel aan verschillende diplomatieke zendingen. Toen de Medici in 1512 opnieuw aan de macht kwamen, probeerde hij met zijn advies voor de heerser in Il Principe opnieuw in de gunst te komen van de Medici, maar dat lukte hem niet. Hij hield de nieuwe vorst als het ware een spiegel voor en somde de kwaliteiten op waaraan die moest voldoen. Essentieel daarin is dat de vorst de steun van het volk blijft genieten. Met christelijke ‘goedheid’ en ‘nederigheid’ kon je in de ideale gedroomde wereld misschien iets aanvangen maar in de politieke realiteit (van die dagen) vaak niets, meende hij, integendeel ze maken de burgers respectloos tegenover de heerser. Ook de christelijke inperking van al te wereldse uitingen van hebzucht of ijdelheid was volgens hem contraproductief. In het tijdperk dat Savonarola in Firenze aan de macht was had hij geleerd dat het volk zich geen overdreven strenge voorschriften laat opleggen om de zonde te bestrijden. Savonarola eindigde immers op de brandstapel.
Vorst mag niet worden gehaat, maar moet wel worden gevreesd
Machiavelli gaf de politieke leiders van zijn tijd advies hoe ze de macht moesten grijpen en behouden. Vernieuwend was zijn inzicht dat de soeverein niet langer zijn wereldlijke autoriteit van God krijgt en evenmin dat hij zijn autoriteit versterkt door uitgebreid zijn christelijke deugdzaamheid te laten blijken. Integendeel. Een heerser mocht volgens hem nooit overdreven veel mildheid en barmhartigheid aan de dag leggen om zijn reputatie van 'goedheid' in de verf te zetten, want dan dreigde hij alles uit de hand te laten lopen. Autoriteit verwerft de vorst door zich aanvaard te weten door het volk. Hij mag niet worden gehaat of geminacht, maar moet wel worden gevreesd zodat hij opstanden of samenzweringen weet af te houden.
Ethiek moet wijken voor daadkracht
Voor Machiavelli moesten ethische regels wijken voor de machtsuitoefening en was de belangrijkste deugd daadkracht en dus niet moreel van aard. Berekening en manipulatie moeten kunnen, als het nodig is. Het universum waar de machtsstrijd zich afspeelde was amoreel van aard: ‘Ook al bezorgt hem dat een slechte naam, de machthebber mag nooit nalaten zijn geweten geweld aan te doen als dat nodig blijkt om zijn machtspositie te handhaven. Te meer omdat hij zal vaststellen dat sommige daden die als deugdzaam te boek staan, hem te gronde zullen richten als hij het waagt ze te stellen en andere die verderfelijk heten, hem veiligheid en voorspoed zullen brengen als hij er zich aan bezondigt' (Il Principe 15, 2-3).
Om zo snel en efficiënt mogelijk de macht te verwerven moet hij niet terugschrikken om amorele, gewelddadige methodes te gebruiken. Maar Machiavelli was geen cynicus. Zelfs menselijkheid kan soms nuttig zijn om te scoren bij het volk, vond hij. Hij geloofde in de kardinale deugden als rechtvaardigheid, wijsheid en moed, maar hij raadt de vorst aan die nu en dan eens opzij te schuiven als dat nodig mocht blijken om zijn macht te versterken. Uit noodzaak dus, en als hij daarbij minder fraaie middelen gebruikt, is het beter dat hij de ondeugd van de hypocrisie beoefent. Politiek is een spel met veel deelnemers waarin iedereen een deel van de regels bepaalt. Daarin handelen betekent het spel te begrijpen en te weten hoeveel geweld en wreedheid je daarin mag gebruiken zonder dat dit je macht of aanzien begint te ondermijnen.
Maar hij verfoeide nog meer de notoir onbetrouwbare huurlingenlegers van de condottieri die een chaos van oorlogsvoerende stadstaatjes, republieken en hertogdommen hadden achtergelaten en pleitte voor een eigen stedelijke militie. De eindeloze reeks oorlogen die de stadstaten een eeuw lang onder elkaar hadden uitgevochten, maakte de roep naar een absolutistische vorst die daaraan een eind zou maken, groot.
Tegen die achtergrond van oorlogjes moet Il Principe worden gelezen.
Cesare Borgia, een tijdlang een model
Machiavelli keek op naar daadkrachtige leiders. Hij verdedigde bijvoorbeeld Cesare Borgia, één van de kinderen van Paus Alexander VI, alias Rodrigo Borgia, telg uit een Valenciaans (Spaans) adellijk geslacht en één van diens minnaressen Vannozza dei Cattanei. Wie de serie The Borgias heeft gezien met Jeremy Irons in de rol van Alexander VI krijgt een beeld, zij het niet altijd waarheidsgetrouw, van de (machts)geilheid en corruptie van deze paus, die er tal van minnaressen op nahield, er kinderen bij verwekte en die daarna in allerlei functies met aanzien liet benoemen. Dat deed hij bovendien openlijk tot grote consternatie van andere kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, die het echter niet waagden zijn autoriteit in vraag te stellen.
Opportunist
Cesare werd onder zijn vader als paus kardinaal van Valencia zonder dat hij ooit tot priester was gewijd. Maar hij legde zijn kardinaalschap neer om politieke macht te verwerven. Hij kiest net als zijn vader, de paus, uit plat opportunisme de kant van de Franse koning Louis XII, met wie hij de banden aanhaalde door een huwelijk met Charlotte de Albret. Toen de Franse koning Italië binnenviel en Hertog Ludovico Sforza uit Milaan verdreef, flankeerde Cesare de bevelhebber van de Franse troepen, toen die de stad binnentrok. Met de steun van het Franse leger en een huurlingenleger dat hij op de been bracht met geleend geld veroverde hij een aantal steden in Romagna, die deel uitmaakten van de Pauselijke Staten, maar zich min of meer onafhankelijk gedroegen zoals Pesaro, Imola, Forli, Faenza, Rimini en Urbino. Hij zette zijn verovering verder aan het hoofd van de Pauselijke troepen, waarover hij in 1500 het bevel krijgt en veroverde op korte tijd Romagna en een deel van Umbrië
Meedogenloos, maar kunstzinnig
Cesare was meedogenloos, wreed, maar ook kunstzinnig. Zo zou hij zijn oudere broer Giovanni hebben vermoord en liet hij rebellerende condottieri van kant maken tijdens een banket, waarop hij ze had uitgenodigd. Maar hij was ook roekeloos en overmoedig geworden door het succes van zijn overwinningen. Dat tastte zijn oordeelsvermogen aan en toen zijn vader stierf en zijn vijand, Julius II paus werd, keerden zijn kansen
Palazzo dei Diamanti
Als je bij het Castello de weg oversteekt, kom je in de Corso Ercole I die leidt naar het Palazzo dei Diamanti. Dit vierkante gebouw ontworpen door de architect Biagio Rosetti rond 1500 was het woonhuis van Sigismondo d'Este, de zoon van Nicolo III en zijn derde vrouw Ricciarda di Saluzzo, die in 1463 tot gouverneur van Reggio Emilia werd benoemd door hertog Borso d’Este. De naam van het Palazzo verwijst naar de diamant- of piramidevormige stenen van de voorgevel. Het pand is nu ingericht met expositieruimten.
Palio op de Piazza Ariostea
Op een boogscheut van het Palazzo dei Diamanti, langs de Corsa Porta Mare ligt de Piazza Ariostea waar sinds de dertiende eeuw in mei of juni net als in het Toscaanse Siena een Palio wordt gereden. Daarin vaardigen de verschillende contrade (wijken) van de stad hun beste ruiter en paard af. De koers gebeurt in een ovaalvormige arena en de paarden zijn ongezadeld zodat er steevast een aantal paarden zonder ruiters over de meet komen.
Michelangelo Antonioni
Het Palazzo heeft ook een archief gewijd aan die andere bekende inwoner van Ferrara, Michelangelo Antonioni, één van de topcineasten van het naoorlogse Italië. Zijn films als l’Eclisse, Blow up, Zabriskie point, Professione: reporter en Identificazione di una Donna bevatten weinig dialogen of een verhaallijn en zijn opgehangen aan een strak gecomponeerde en indringende beeldentaal, met veel aandacht voor details in de omgeving. Ze creëren een bevreemdende sfeer, waarin personages op zoek zijn naar een verhaal, verdwijnen en opnieuw opduiken en geen vat lijken te krijgen op de werkelijkheid van de moderne wereld. Mysterieuze esthetiserende films, waaruit de dramatische opbouw is verdwenen. Antonioni werkte een tijdlang in de VS en woonde vooral in Rome.
Michelangelo Antonioni